Organisaties zijn aan het veranderen, visie op leren is aan het veranderen. Steeds meer komt zelfsturing/zelfregie/zelfmanagement centraal te staan, zowel in het werken, als in het leren.
Overigens gaat deze ontwikkeling − de overstap van meer beheersing naar meer zelfsturing − niet altijd zonder slag of stoot. Ik hoor leiders in organisaties nog weleens verzuchten (de ene keer uit wanhoop, de andere keer van ergernis): ‘Nou krijgen ze de ruimte en pakken ze die niet!’. In het omgaan met een dergelijke stugge ontwikkeling zie je meerdere reacties. De een ziet de oorzaak in timemanagement of empowerment en pleit er vooral voor het stimuleren van de ontwikkeling licht, luchtig en leuk te houden. De ander twijfelt aan het kunnen en kiest voor zwaar geschut: een vast (lees: verplicht) ‘leertraject’ om er ‘zeker van te zijn’ dat mensen toegerust zijn om alles te kunnen wat nodig is om zelfsturing toe te laten. In beide gevallen wordt zelfsturing dus gezien als een kwaliteit of competentie van een individu.Zelfsturing is geen individuele aangelegenheid
Of mensen nieuw gedrag laten zien, in dit geval zelfsturing, is echter zelden een puur individuele aangelegenheid. Het raakt de hele context, het samenspel met collega’s en leidinggevenden, maar ook de geschiedenis van het hele systeem, de manier waarop je ‘geprogrammeerd’ bent. Wil je in een organisatie ruimte maken voor zelfsturende teams, dan is het zaak dat leiders daarmee om kunnen gaan. De diversiteit zal toenemen (niet iedereen stuurt zichzelf dezelfde richting op) en als leider zal je meer moeten sturen op het collectief dan op het individu. Dat vraagt weer wat van het HR-instrumentarium, maar ook van de manier waarop besluitvorming plaatsvindt. Wie heeft op welk onderwerp het laatste woord? Maar ook het samenspel tussen medewerkers verandert. Immers, hoe en met wie bepaal je wanneer goed goed genoeg is? Wie spreekt aan en door wie laat je je aanspreken? Waar liggen grenzen? Een dergelijk vraagstuk versmallen tot trainingen of opleidingen, lichtvoetig of strenger, staat het bereiken van de ontwikkeling in de weg. Spelen in organisaties meerdere vraagstukken waarbij gegrepen wordt naar en veel verwacht wordt van opleidingen, dan werk je weerstand en demotivatie ten opzichte van leren en opleiden in de hand.Analyse van het leervraagstuk
De alternatieve manier van denken is dat weerstand rondom opleiden niet alleen wordt veroorzaakt door een continue mismatch tussen vorm en voorkeur, maar ook door het misplaatst gebruik. Die weerstand kun je niet opheffen door een speelse vorm te kiezen, maar vraagt om een bredere en meer gedegen analyse van het vraagstuk, om vervolgens op verschillende plaatsen in het systeem te interveniëren en in geval van zelfsturing de druk niet alleen bij de individuele medewerker te leggen. Het is het hele systeem dat als het ware moet resetten, dat moet leren omgaan met een nieuw uitgangspunt.‘We beweren dat we een lerende organisatie zijn, maar ik betwijfel dat sterk.’Het ‘verschijnsel’ lerende organisatie is inmiddels ruim voorbij de eendagsvlieg. Duidelijk is ook dat er twee kampen blijven: de gelovers en de niet-gelovers. In strategische stukken van organisaties zie je even vaak de wens terugkomen een lerende organisatie te worden, als dat je medewerkers hoort beweren dat ‘deze’ organisatie in elk geval verre van een lerende organisatie is.