Om de onder- en bovenstroom in organisaties te verbinden, introduceren we een nieuw denken in organisaties, het Kritisch Realisme. Het Kritisch Realisme – ook wel geduid met Critical Realism en Critical Theory – is een wetenschapsfilosofisch perspectief dat reflecteert op de fundamenten van het sociaalwetenschappelijk onderzoek. Het Kritisch Realisme wil de balans herstellen tussen beschouwingen over het objectieve (de wetenschappelijke en enige waarheid) en over het subjectieve (de verhalen).
Dit denken heeft de ambitie om de ‘generatieve’ mechanismen en regelmatigheden ervan aan te geven of te verklaren. Dus niet enkel – zoals het sociaal-constructivistisch denken – het onderkennen van verschillende werkelijkheden (de verhalen), maar ook de wil om deze te begrijpen en te verklaren. Het plaatst zich daarmee tussen het (realistisch) positivistisch en sociaal-constructivistisch denken. Popper en later Bhaskar zijn de grondleggers van dit denken. Concepten als theorie, empirie, verklaring, causaliteit en realiteit worden opnieuw bekeken.Causaliteit
Causaliteit in het Kritische Realisme impliceert geen – zoals het positivisme – noodzakelijke regelmatigheid, maar enkel een mechanisme dat effecten (outcome) heeft in een bepaalde context. Dit leidt tot een verfrissende kijk op wat verklarend empirisch (constructivistisch) onderzoek is en hoe je het kunt realiseren (Gijselinckx, 2006). Dit generaliseren is een belangrijk kenmerk van dit denken. Op het moment dat we in verschillende organisaties min of meer vergelijkbare verhalen waarnemen, zou je kunnen zeggen dat patronen in organisaties vergelijkbaar zijn. Zeker als de onderliggende contexten, mechanismen en outcomes overeenkomsten vertonen. Je zou dan kunnen spreken over objectiveerbare patronen in organisaties, waardoor deze generaliseerbaar zijn en mogelijk bruikbaar zijn voor anderen of voor toekomstige situaties.Drie lagen van werkelijkheid
Er bestaan volgens het Kritisch Realisme de volgende drie lagen of niveaus van werkelijkheid:- Het empirische: ervaringen, indrukken en percepties (de onderstroom) die in de verhalen van medewerkers tot uitdrukking komen.
- Het ‘feitelijke’: evenementen, toestanden die in tijd en ruimte waarneembaar bestaan en de feitelijke kenmerken van de context, zoals de bovenstroom, het aantal mensen in een groep en man-vrouwverhouding.
- Het ‘niet-feitelijke’: het ‘reële’ of ‘diepe’ niveau, zoals de meer duurzame structuren, generatieve mechanismen , krachten en tendensen.
Niet feitelijk niveau
Het schone in organisaties