Eigen regie en zelfredzaamheid zijn nieuwe begrippen in de zorg. Ze komen erop neer dat patiënten en cliënten meer verantwoordelijkheid krijgen. Ze moeten meer zelf gaan doen om gezond te worden en te blijven.
Bij dat ‘doen’ gaat het om gedrag als het opvolgen van de instructies van een arts, het uitvoeren van het oefenschema van de therapeut, het innemen van medicatie volgens het recept, voldoende bewegen, het zich houden aan dieetvoorschriften, het matigen van alcoholgebruik en niet roken. Dit klinkt gemakkelijker dan het is. In de zorgpraktijk doen patiënten en cliënten vaak iets wat ze niet zouden moeten doen. Of ze doen iets niet wat ze juist wel zouden moeten doen. Soms tonen ze het gewenste gedrag maar niet op de juiste manier, waardoor het bedoelde effect niet wordt bereikt. Het effect van een behandeling of van zorg is dus mede afhankelijk van de medewerking van de patiënt/cliënt. Gedrag kan zorg maken of breken. Daarom is het belangrijk dat zorgprofessionals inzicht hebben in gedrag: waardoor ontstaat het, waardoor verandert het en hoe kan het, als dat nodig is, worden beïnvloed? Behandelaars, verpleegkundigen en verzorgers moeten gedrag kunnen sturen als dat in het belang is van de patiënt/cliënt en in het belang van de effectiviteit van de zorg. Er zijn eindeloos veel beïnvloedingstechnieken. Ze staan in de literatuur beschreven. Maar zorgprofessionals hebben de tijd niet om die allemaal na te pluizen. Het alternatief is gebruik te maken van een eenvoudig, samenvattend gedragsmodel. Het Triade-model (Poiesz, 2016, 2014, 1999) is zo’n model. Het reikt een praktisch hulpmiddel aan bij gedragsontwikkeling, -verandering en -beïnvloeding. Het beschrijft hoe gedrag bepaald wordt door drie kernbegrippen: Motivatie, Capaciteit en Gelegenheid. Met andere woorden: mensen moeten een bepaald gedrag willen vertonen, ze moeten het kunnen vertonen en ze moeten daarvoor bovendien in een gunstige omstandigheid verkeren. Op het eerste gezicht lijkt dit model heel eenvoudig en vanzelfsprekend, misschien wel tè eenvoudig. Toch is die eenvoud bedrieglijk. Motivatie, Capaciteit en Gelegenheid spelen een heel bijzonder spel met elkaar, wat in de praktijk verrassende, onbedoelde of zelfs ongewenste gedragseffecten oplevert. In het boekje ‘Gedrag in de Zorg’ worden die effecten en de ‘werking’ van het model beschreven. Het legt uit wat de drie kernbegrippen inhouden en hoe ze elkaar kunnen beïnvloeden bij de totstandkoming van gedrag. Professionals die hier geen rekening mee houden, nemen gedragsmaatregelen die werken of zelfs een ongewenst effect hebben. Omdat gedrag zo belangrijk is voor het uiteindelijk zorgresultaat moeten zorgprofessionals over twee soorten kennis beschikken: de eigen medische of zorgkennis en gedragskennis. Het Triade-model wordt vaak in de praktijk gebruikt en er is dus veel ervaring mee opgedaan. Het boekje ‘Gedrag in de Zorg’ legt de spelregels van het model uit. Aan de hand van praktische voorbeelden laat het zien hoe het model behulpzaam kan zijn. Door: Theo Poiesz