Ethisch gedrag stimuleren? Stel deze vragen. Plato ging u voor met zijn discussies over de zeven klassieke deugden.
Bij bedrijven over de hele wereld, groeien de lagen van compliance-mechanismen. Op het eerste gezicht lijkt dit zinvol: stel regels en voorschriften op en onethisch gedrag zal niet (of minder) voorkomen.
Maar een van de meest verontrustende en onbedoelde gevolgen van deze aanpak is een ‘checkbox mentaliteit’. Die geeft de illusie dat risico’s worden verminderd als de regels maar worden nageleefd. Maar in werkelijkheid gebeurt dat niet.
De ‘checkbox-mentaliteit’ geeft de illusie dat risico’s afnemen als de regels maar worden nageleefd
Bovendien, tenzij een organisatie heel voorzichtig is, kan een compliance-gerichte benadering de innovatie-inspanningen van een bedrijf belemmeren.
Wat kan een organisatie dan wél doen om ethisch gezien te excelleren?
Plato’s systeem van ethiek
Plato bedacht 2400 jaar geleden al een systeem van ethiek gebaseerd op deugden. De filosoof geloofde dat deugden het beste aangemoedigd werden door er vragen over te stellen en erover te discussiëren. Dat werkte beter dan verklaringen en proclamaties. We leren dus vooral meer over ethiek door er met anderen over te praten.
Organisaties kunnen daarom beter gestructureerde conversaties organiseren met leiders op alle niveaus en hun teams, dan met senior leiders een ‘statement’ over ethiek en waarden op te stellen.
In plaats van focussen op de slechte keuzes, focus op de positieve deugden die je bij je medewerkers wilt zien.
Het doel van deze discussies moet zijn een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen, om voorbeelden te vinden van hoe mensen de waarden van de organisatie kunnen naleven en uitdragen. Dit is een sociaal proces. Waarden worden geleerd, niet geërfd. Leiders zijn al leraren van hun eigen cultuur, of ze zich daar nou bewust van zijn of niet. Ze moeten zich afvragen hoe ze het nog beter kunnen overdragen, hoe ze betere leraren kunnen worden.
Stel deze vragen over de 7 klassieke deugden
Deze vragen kunnen bedrijven in discussies zichzelf stellen over de zeven klassieke deugden. Hiermee verleggen ze de focus van ‘je-houden-aan-de-regels’ naar ‘ethisch excelleren’.
1. Vertrouwen: vertrouwen in elkaar
Wanneer heeft vertrouwen ons als organisatie sneller en wendbaarder gemaakt?
Hoe kunnen we vertrouwen herstellen?
Op ons best: hoe verdienen en verdiepen we vertrouwen?
2. Mededogen: een goed begrip van elkaars uitdagingen
Hoe ondersteunt mededogen of compassie onze zakelijke doelstellingen?
Hoe vergroot medeleven betrokkenheid?
Wanneer hebben daden van mededogen onze bedrijfsresultaten verbeterd?
3. Moed: kracht in het aangezicht van tegenspoed
Wanneer ben je getuige geweest van moed in ons bedrijf?
Wie is goed in het aanmoedigen van mensen om moedig te zijn?
Hoe kunnen we mensen helpen om moediger zijn?
4. Rechtvaardigheid: een zorg voor eerlijkheid
Als bedrijf, wanneer hebben wij een collega geholpen?
Hoe kunnen we onze mensen nog meer helpen om hun betrokkenheid te vergroten bij het stellen van hun eigen prestatiecriteria?
Wanneer waren we op ons best in het voorzien in de behoeften van al onze stakeholders?
5. Wijsheid: het hebben van goed, gezond oordeel
Wat zijn onze verstandigste beslissingen geweest?
Toen we met onze moeilijkste beslissingen werden geconfronteerd: wanneer hebben we de beste route gekozen en hadden we de kracht om door te zetten?
Hoe kunnen we onze wijsheid bewuster inzetten en integreren in onze besluitvorming?
6. Matigheid: het hebben van zelfbeheersing
Hoe kunnen we twee concurrerende krachten in balans houden, zoals de zorg voor het bedrijf en de zorg voor het individu, of mededogen en gerechtigheid?
Hoe kunnen we mensen helpen te oefenen in zelfbeheersing?
Wanneer hebben we het heel goed gedaan in het aanmoedigen van medewerkers om een goede life-work balance te houden?
7. Hoop: een positieve, optimistische verwachting van toekomstige gebeurtenissen
Voor welke onderdelen van het werken voor ons bedrijf bent u dankbaar?
Wat doen we goed, en hoe kunnen we dat meer doen?
Wanneer was onze cultuur op zijn best?
Bron: HBR.org