De deugdenethiek richt zich primair op het karakter van een persoon. Een deugd (bijvoorbeeld moed of oprechtheid) is een karaktertrek die bijdraagt aan iemands persoonlijkheid.
Deugdenethiek gebaseerd op filosofen
De deugdenethiek is met name gebaseerd op het denken van de Griekse filosofen Socrates, Plato en Aristoteles, zo lees je in het boek Ethiek voor financieel professionals. Aristoteles (384-322 v.Chr.) wijdde in zijn belangrijkste werk op dit gebied, de Ethica Nicomachea, uitgebreid aandacht aan het karakter van de mens en zijn deugden dan wel ondeugden (Aristoteles, 2009). In zijn gedachtegoed wordt de nadruk gelegd op het morele karakter van een persoon in een gemeenschap – in het geval van Aristoteles was deze gemeenschap vooral de stadstaat van Athene in die tijd.
Aristoteles
Aristoteles (384-322 v.Chr.) is geboren in Stagira in het noorden van Griekenland. Zijn vader was de dokter van de koning van Macedonië en zelf was Aristoteles in zijn jeugd de vriend van Philip van Macedonië, later de vader van Alexander de Grote. Op zijn zeventiende ging Aristoteles studeren aan de beste school van het land: Plato’s Academie in Athene, waar hij zo’n twintig jaar verbleef als student en later leraar. Toen Plato overleed in 347 v.Chr. kreeg Aristoteles vreemd genoeg de topbaan niet. Aristoteles verdween uit Athene en werd leraar van Alexander de Grote, die de wereld in zo’n tien jaar veroverde en vroeg stierf. In 335 v.Chr. keerde Aristoteles terug naar Athene en opende zijn eigen lyceum als concurrent van Plato’s Academie. Hij kan zonder problemen de meest gelouterde filosoof worden genoemd, onder andere vanwege zijn oorspronkelijke bijdrage aan geheel nieuwe vakken zoals de logica, waaraan pas in de negentiende eeuw substantieel verder kon worden bijgedragen. In 323 v.Chr. werd Aristoteles – net als Socrates 76 jaar eerder – beschuldigd van gebrek aan respect voor de Atheense democratische autoriteiten. Aristoteles liet het niet zover komen als Socrates – die de gifbeker kreeg toebedeeld – en verliet de stad met de mededeling dat er niet nogmaals een doodzonde tegen de filosofie begaan mocht worden. Hij stierf een jaar later. Sleutelwerk: Ethica Nicomachea (bron: Stewart, 2009)Hoe word ik gelukkig?
De deugdenethiek is de benadering die ethiek breder beschouwt dan alleen gericht op de vraag hoe we ons naar anderen toe behoren te verhouden. De deugdenethiek heeft als centrale vraag: hoe word ik gelukkig, of, zoals Aristoteles het stelt: hoe bereik ik het ‘goede leven’ – Eudaimonia. Dit goede leven bereik je door het ontwikkelen van je karakter, door het ontwikkelen van deugden (karaktereigenschappen). Zo’n deugd ontwikkel je niet door te studeren, maar door er, in de loop van je leven, naar te handelen.
De deugd moed, bijvoorbeeld, ontwikkel je door moedig te handelen in situaties waarin dit gevraagd wordt. Morele deugden komen altijd tot uitdrukking via handelingen, hebben een duurzaam karakter, zijn altijd (eventueel latent) aanwezig en worden beïnvloed door het handelend subject zelf.
Wat is een deugd?
Een deugd houdt voor Aristoteles altijd in: het midden tussen twee extremen die samen de ondeugden vormen. Bijvoorbeeld: moed is het midden tussen lafheid en roekeloosheid:
Uitgaande van het streven naar geluk verloopt de redenatie in Aristoteles’ deugdenethiek in twee stappen. In de eerste stap, schematisch weergegeven in de volgende figuur, leidde hij uit het streven naar geluk af dat de mens zijn rede (= verstand) moet gebruiken als hij handelt.
In de tweedes tap komt Aristoteles via het gebruik van de rede tot het ontwikkelen van ethische deugden:
Dus het ontwikkelen van deugden leidt tot een houding ten opzichte van je eigen emoties waarbij je verstand je helpt om het juiste midden te bewaren en niet in extremen te vervallen.
Deugdenethiek in bedrijfsleven
Robert Solomon (1942-2007), een Amerikaanse hoogleraar filosofie, meent dat Aristoteles’ deugdenethiek goed toepasbaar is op het bedrijfsleven (Solomon, 1992). Vanuit dat perspectief stelt Solomon voor om een bedrijf te beschouwen ‘als een menselijke institutie, in dienst van mensen en niet als een fantastische machine’ of ‘een organisatie in termen van de mysterieuze magie van de markt’.
Hij verwijst naar Aristoteles’ concept van polis (de grotere gemeenschap waartoe iemand behoort) en stelt dat ook managers en werknemers van een bedrijf niet alleen excelleren door hun bedrijfsprestaties maar ook door de rol die het bedrijf speelt ten dienste van bedrijfsoverstijgende sociale doelstellingen. Solomons vertaling van Aristoteles’ deugdenethiek naar het bedrijfsleven kan beschouwd worden als een oproep tot maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Door: Gerard Verstegen, Aloy Soppe