Het is de Week van de Duurzaamheid. Wat ruim tien jaar geleden, op initiatief van Urgenda, begon als Dag van de Duurzaamheid, is uitgegroeid tot een volle week met op veel plaatsen activiteiten, vaak met een lokaal en participatief karakter. Een goede zaak. Duurzaam staat duidelijk volop in de aandacht. Toch?
De Week van de Duurzaamheid is geen exclusieve week meer. Wie even surft, komt al snel tot de observatie dat het ritselt van de weken, dagen, momenten, marsen, stakingen, protesten, events, nachten, festivals, congressen, seminars en nog een heleboel andere zaken. Allemaal met het oog op aandacht voor, agendering en vooral ‘doen’ als het gaat om duurzaamheid.
Die aandacht wordt niet zelfden overstemd door de actualiteit van opeenvolgende crisissen. Eerst de CO2- c.q. klimaatopgave, toen de stikstofcrisis waarin 18.000 projecten zijn stilgelegd, en tussendoor de boeren die zich zwaar miskend voelen en als wapenfeit de langste file in Nederland veroorzaken – om maar een paar recente gebeurtenissen aan te halen. Ze overschaduwen volledig een minister van LNV die op het Malieveld podium loze beloftes doet, of een kamerlid die probeert om wél te zeggen waar het op staat maar na enkele zinnen het woord ontnomen wordt. Ondertussen het verloren geraakte bericht dat de elektriciteitsnetten overbelast raken en dus op slot moeten voor nieuwe duurzame stroom. En dat is zeker nog niet alles.
Mocht u nu denken dat na de aandacht in de actualiteit een van deze grote vraagstukken is opgelost, dan heeft u het mis. Ze zijn er nog, springlevend.
Mocht u nu denken dat na de aandacht in de actualiteit een van deze grote vraagstukken is opgelost, dan heeft u het mis. Ze zijn er nog, springlevend.
Wat we eraan doen? De standaard riedel is opnieuw onderzoek doen, rapport schrijven, advies uitbrengen, persconferentie, optreden in Nieuwsuur en dan weer ‘schluss’. Maar daarmee lossen we de voedseltransitie, de grondstoffentransitie, de klimaatopgave of de energietransitie niet op.
Veel woorden, weinig daden
Naar ik hoop heeft u na Prinsjesdag met een schuin oog naar de rijksbegroting 2020 gekeken naar deze transitie-onderwerpen. Of, als u dieper in de materie zit, heeft u gekeken naar de begrote steun voor de Kennis en Innovatie Agenda’s (KIA’s) en de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s).
En, iets gevonden? Nou, nee, eigenlijk niet echt. Er wordt een aalmoes voor de Circulaire Economie voor de staatsecretaris van I&W opgebakken en opnieuw opgediend. Maar wat ik echt mis is: “… wat ik noem transitie-ambitie. De beleidsvoornemens die bijdragen aan noodzakelijke verandering. Naar een samenleving waarin de geschetste uitdagingen … dichterbij komen.” (Hans Stegman, Hoofdeconoom Investment Management, Triodosbank, 18.09.19).
En nee, ik ben de gepolderde transitieagenda’s uit 2018 en het op dezelfde leest gemaakte klimaatakkoord ondertussen echt niet vergeten. Veel woorden, maar weinig daden.
Maatschappelijke en economische opgaven
De geschetste transitie-opgaven lossen we niet op door weg te kijken. Ze zijn een in-en-in maatschappelijke en economische organisatie-opgave. Een transitie vraagt immers om fundamenteel anders organiseren. Maar eigenlijk hebben we daar als maatschappij, en dus ook als regering, geen goed antwoord op. Dus vallen we onbewust terug op een ‘verbeter- en verminder-antwoord’. Het lijkt alsof de oplossing bestaat uit minder koeien en minder snel. Maar het is niet zo moeilijk om de klok erop gelijk te zetten dat we volgende week de volgende crisis krijgen. Daar praten we dan een dag of wat op hoge toon over en dan worden we ingehaald door de volgende crisis.
De transitie-opgaven lossen we niet op door weg te kijken. Ze zijn een in-en-in maatschappelijke en economische organisatie-opgave.
Maar de vraag is natuurlijk waarom doen we niet méér?
Investeren
Het Kabinet Rutte III (ook bij nader inzien ‘het groenste’ ooit?) zegt regelmatig dat zij willen investeren in een houdbare, een toekomstige economie. Maar gebeurt dat ook echt? Er is een nogal vage belofte over een mogelijk toekomstig fonds van 50 miljard euro en een potje over vijf jaar gespreid van 2,5 miljard euro voor Invest NL. Zeker, er is ook nog SDE ++ en ODE samen goed voor naar schatting 12 à 15 miljard euro, maar daar is al een bestemming voor.
Investeren we eigenlijk wel voldoende in transitie, met het oog op de toekomstige economie? Een die niet alleen gaat over de economie maar ook over lastige, uiteenlopende en daardoor niet zelden conflicterende zaken als biodiversiteit, energie, zorg, boeren, onderwijs, economie, om maar wat incompatibele zaken bij elkaar te zetten.
Transitie-urgentie
Al het gepraat, alle aandacht van de afgelopen twee, drie jaar voor duurzaamheid, het klimaat en circulariteit maken één ding duidelijk: we moeten aan de bak. Er is onmiskenbaar sprake van transitie-urgentie. Een urgentie die zich op korte en op lange termijn moet vertalen in een Transitie Investeringsagenda.
De aanzet van de minister van financiën, Wobke Hoekstra, om een fonds op te richten is zo gek nog niet, maar dan wel graag binnen de rijksbegroting. Zo’n fonds zou echter op jaarbasis moeten uitgaan van zo’n vijftig miljard euro. Immers, de energietransitie vraagt om het updaten van de elektra- en gasinfrastructuur voor zo’n 10 miljard per jaar.
Het systematisch toewerken naar biodiversiteit, een landbouw geschoeid op andere principes, is een 100% draai van de landbouw die we nu kennen en komt er ook niet zonder 10 miljard per jaar. Willen we echt haast maken met de verduurzaming van de woning- c.q. gebouwenvoorraad (en ze tegelijkertijd inzetten als energie-opwekkers), dan lijkt 10 miljard gedurende een aantal jaar strikt noodzakelijk. Aanpakken van de grote CO2-producenten, dus elektrificatie van onze chemische industrie, vraagt om omvangrijke investeringen. Reken ook hier op 10 miljard.
50 miljard euro op jaarbasis is heel redelijk. Een mooi bedrag waar we, zeg vanaf de begroting van 2021, tien jaar lang rekening mee moeten houden.
Tot slot, maar zeker niet in de laatste plaats, moeten we structureel werken aan de arbeidsmarktvraagstukken. Want waar komen de ‘handen en hoofden’ vandaan die nodig zijn om de transitie vorm en inhoud te geven, in de hele leerkolom (LBO, MBO, HBO en WO)? Nu al hebben alle mogelijke sectoren te maken met substantiële en onoplosbare mens-tekorten. Dus ook dat vraagt een substantiële investering.
Lef tonen
Alles bij elkaar is 50 miljard euro op jaarbasis heel redelijk. Een mooi bedrag waar we, zeg vanaf de begroting van 2021, tien jaar lang rekening mee moeten houden. Niet al dat geld is nieuw of extra, het vraagt ook om het ombuigen van bestaande posten. We zien een voorzichtig begin bij duurzaam en circulair inkopen van de overheid, maar het blijft exemplarisch. Daarom moeten we met elkaar plannen durven maken voor na Rutte III. Plannen die meer zijn dan praten, onderzoek en beleid. Plannen die stap voor stap en gelijk op schaal de transitie waar we voor staan vormgeven. Gelet op de urgentie vraagt dat vooral om maatschappijbreed lef. Het is tijd dat we dat tonen.
Jan Jonker is hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar houdt hij zich bezig met thema’s als duurzaamheid, circulariteit, transitie en nieuwe businessmodellen. Hij staat bekend als ongeduldig, activistisch en een sterke ‘practice what you preach’ inslag. Volgens hem moeten we massaal werken aan wat hij noemt ‘De Grote Maatschappelijke Verbouwing’. Hij is o.a. de bedenker van het Jaarcongres Transitiemanagement en de Collegereeks Circulaire Economie.