Gezinnen met meer instanties achter de voordeur dan de gezinsleden zelf kunnen tellen. Wat is er voor nodig om op die plaatsen (weer) tot integrale afwegingen te komen? Een gesprek over professionele ruimte in de vorm van een donut, over het zelf en van onderop creëren van maatwerkroutes en het invoeren van bureaucratievrij geld en Pay-it-forward-fondsen.
Een gesprek met Albert Jan Kruiter (foto), medeoprichter van het Instituut Publieke Waarden.
Slachtoffer van de “entry-exit-paradox”
Albert Jan Kruiter doet vanuit het Instituut voor Publieke Waarden aan actieonderzoek. Met name bij multi-probleemgezinnen. ‘Hoe meer problemen een gezin heeft, hoe zichtbaarder het lek in de verzorgingsstaat wordt,’ stelt Kruiter. Hij beschrijft hoe veel van de multi-probleemgezinnen slachtoffer zijn van de zogenaamde entry-exit-paradox: ‘De entry-exit-paradox houdt het volgende in. Jij hebt problemen waardoor je recht op iets hebt, maar omdat je problemen hebt, wordt je dat recht ontzegd. Dus jongeren met gedragsproblemen komen in een traject voor jongeren met gedragsproblemen waar ze uitgeknikkerd worden, omdat ze zich niet gedragen. Mensen die drugs gebruiken komen in een verslavingskliniek, waar ze geschorst worden omdat ze drugs gebruiken. Mensen die agressief op straat zijn, komen in een intramurale setting waar ze uitgezet worden, omdat ze zich agressief gedragen in een intramurale setting. Mensen die niet met geld kunnen omgaan, komen in de schuldsanering, waar ze uit moeten, omdat ze niet met geld kunnen omgaan.’
Actieonderzoek
Kruiter – zelf gepromoveerd onderzoeker – voert actieonderzoek uit. Dat wijkt radicaal af van gewoon onderzoek doen. Op de vraag om – bijvoorbeeld – het daklozenopvangbeleid te evalueren zal een klassieke onderzoeker eerst de papieren induiken. Zo iemand zal beleidsmakers spreken, misschien een keer een gesprek met een directeur van een daklozenopvang en wellicht een keer een dakloze interviewen, maar Kruiter pakt het heel anders aan. Kruiter: ‘Wij duiken de praktijk in. We proberen een aantal daklozen die het maar niet lukt om in de opvang te komen, daar geplaatst of teruggeplaatst te krijgen. Lukt dit na verloop van tijd, dan weten we inmiddels precies wat er aan het daklozenopvangbeleid schort. We werken zo, omdat we ontdekt hebben dat als je problemen oplost, je ze beter leert begrijpen dan dat je ze alleen maar analyseert.’
In termen van Verdraaide Organisaties: de klassieke beleidsmaker richt zich met name op de systeemwereld; Kruiter gaat daarentegen direct in de leefwereld aan de slag en werkt daar aan de bedoeling, namelijk: daklozenopvangbeleid is er voor de dakloze. Dan moet je daar ook beginnen.
Mensen met de meeste problemen worden als eerste uitgesloten
Kruiter werkt veelvuldig met multi-probleemgezinnen: ‘Ik vind dat de verzorgingsstaat van de toekomst er vooral moet zijn voor mensen die zorg nodig hebben. Als jij psychiatrische problematiek hebt, je hebt schulden en je mist een dak boven je hoofd, dan gaat het heel lang duren voordat jij hulp krijgt.’ De ironie is dat mensen met het minste vermogen om zelf regie te voeren over hun eigen leven, vaak met de grootste bureaucratische complexiteit geconfronteerd worden.
Multi-probleemgezinnen: geschatte cijfers
Per 5000 huishoudens zijn er gemiddeld zo’n 25 huishoudens die problemen hebben en waar 25 of meer instellingen achter de voordeur komen. Dat zijn in absolute zin niet veel gezinnen. Maar er gaan wel grote publieke budgetten op aan deze gezinnen en wijkteams hebben er hun handen vol aan. Kruiter: ‘Deze gezinnen kosten gemiddeld 106.000 euro per jaar aan gemeenschapsgeld. Wij schatten dat er daar 100.000 van zijn in dit land. Dan hebben we het dus ongeveer over een budget van 10 miljard euro in Nederland.’ Het gaat hier overigens om een ‘educated guess’, omdat de registratie van dergelijke gezinnen ontbreekt.
Meer hulpverleners dan de gezinsleden kunnen tellen
Met meer hulpverleners aan hun zij dan de gezinsleden zelf kunnen tellen, stuit je op tegengestelde regelgeving, gesteggel om potjes en langs elkaar werkende instanties. ‘Als jij 10, 15 of 25 hulpverleners achter de voordeur krijgt, word je niet goed geholpen,’ stelt Kruiter. ‘Tegenwoordig zeggen we het als volgt. Als je mensen voor een ton per jaar niet helpt, kun je ze beter voor 20.000 euro per jaar niet helpen. Kruiter voegt eraan toe: ‘Nog beter is uiteraard om ze voor 25.000 euro wel goed te helpen. Kijk, er zijn gezinnen waaraan in vijf of zes jaar meer dan een miljoen aan overheidsgeld is uitgegeven. En deze gezinnen lopen nog steeds tegen dezelfde problemen op als vijf of zes jaar geleden,’ aldus Kruiter. ‘Waarom zouden we niet zeggen: in deze wijk wordt 8 miljoen aan Wmo-voorzieningen uitgegeven. We zien dat dat voor een groot deel is voor mensen die eenzaam zijn, of die begeleiding nodig hebben: kunnen we daar niet iets collectiefs voor verzinnen? Dan koppel je ze weer aan elkaar.’
Professionele ruimte als een donut
Toen Kruiter onderzoek deed naar multi-probleemgezinnen kwam hij uit bij Ronald Dworkin, een rechtsfilosoof uit Amerika. Kruiter legt uit: ‘Dworkin zei dat je de ruimte van een professional kunt vergelijken met een donut. Hij stelde dat het deeg gelijkstond aan de regels, de protocollen, de afspraken, de standaarden, de afrekensystematiek, noem maar op. Maar die werken niet altijd. De ruimte in het midden van de donut is de ruimte die je soms nodig hebt om effectief te kunnen zijn. Maar, zei deze rechtsfilosoof ook, zónder die regels en die standaarden bestaat er helemaal geen ruimte. Want dan is alles ruimte en dan wordt het pure willekeur. Dat is ook niet goed. Dus de keerzijde van maatwerk is willekeur. Of, zoals wij wel eens zeggen: maatwerk is gelegitimeerde willekeur. Wat is nu de ultieme vorm van professionaliteit volgens Dworkin? Weten wanneer je die ruimte wel en niet moet benutten.’ Kruiter windt zich op over de Nederlandse situatie: ‘Maar hoe trainen wij in Nederland onze professionals? Nog steeds, op HBO’s en in de praktijk. Nederlandse professionaliteit is: je zo goed mogelijk aan het deeg van de donut houden. Aan de regels en protocollen. Natuurlijk hoor je overal de roep om ‘ruimte’ en ‘lef’, maar instrumenten om ‘ruimte’ te gebruiken, zijn er nauwelijks.’ Juist in het gebruiken van ruimte schuilt de professionaliteit van de toekomst’
Lef is ineens een professionele competentie
In Nederland is, na ieder incident, standaard de reactie om het midden van de donut kleiner te maken. Kruiter: ‘Wat gebeurde er na het drama rondom Savanna? Toen ging uiteindelijk de sector jeugdzorg zelf om tuchtrecht vragen. Dus die maken gewoon zelf de donut verder dicht. Ze vroegen om regels. Begrijpelijk, maar op lange termijn schadelijk.’ Schadelijk, omdat het de ruimte inperkt waar juist het verschil voor deze gezinnen gemaakt kan worden. Kruiter betoogt verder: ‘Ondertussen roepen we dus om “lef”. Lef is ineens een professionele competentie. We hebben het zo verschrikkelijk slecht georganiseerd in dit land dat je veertig uur per week lef moet hebben om normaal te kunnen functioneren. Dat vragen we van geen enkel beroep, behalve van professionals in het sociale domein. Wij zeggen: je moet helemaal niet op lef sturen of om moed vragen: je moet professionals instrumenten geven waar ze wat mee kunnen.’
Maatwerkbudgetten
Als voorbeeld van een instrument noemt Kruiter maatwerkbudgetten, waar een aantal gemeenten nu mee aan het experimenteren is. ‘Geef professionals een pot geld en zeg dat dat hun ruimte is,’ legt Kruiter uit. ‘Als je er niet uitkomt met de regels, dan heb je hier een budget waarmee je kunt doen wat nodig is. Je koopt bijvoorbeeld de huurachterstand af of je koopt een auto voor iemand terug.’ Waarom je dat doet, is omdat de andere weg veel meer overheidsgeld kost. Kruiter geeft te kennen: ‘Wij zijn er groot voorstander van om integrale afwegingen te maken.’
Integrale afweging maken
Het instituut voor publieke waarden ontwikkelde een waarderingsmodel onder de naam van de waardendriehoek. Dit om initiatieven op hun publieke waarde te kunnen waarderen. De volgende waarden worden integraal dus gelijktijdig afgewogen:
1. Rendement: met schaarse middelen moeten we verstandig omgaan;
2. Legitimiteit: maakt het initiatief verschil? en
3. Betrokkenheid: bestaat er draagvlak voor het initiatief.
Bureaucratievrij geld
‘Neem een alleenstaande vrouw en haar kinderen met twee maanden huurachterstand; ontstaan doordat haar uitkering nog niet in gang is gezet. Wat heb je eraan als zij uit huis wordt gezet? Het alternatief is dat ze zelf de vrouwenopvang in moet. Maar daar mogen geen kinderen wonen, dus haar vier kinderen moeten in pleeggezinnen worden ondergebracht. Dat kost de maatschappij al snel het tienvoudige van de opgelopen huurachterstand.’
Om hier slimmer, goedkoper en socialer op te kunnen acteren, introduceerde Kruiter bureaucratievrij geld: ‘Wij zijn erachter gekomen dat verkokerde financiering meestal het probleem is. Dat is de oorsprong van veel tegenstrijdige regels.’ Daaruit volgt dat het dus veel beter én goedkoper is om voor vóórkomende gevallen één pot geld te hebben, waar de professional zelf de regie over heeft. ‘Dan kunnen ze doen wat nodig is en kunnen ze ook echt in actie komen,’ claimt Kruiter. ‘Steeds meer gemeenten zien dat ze vanuit de brede doel uitkering prima een maatwerkbudget kunnen reserveren. In Zaanstad werken ze daar nu al een tijdje mee. Daar zijn we echt ambassadeur van. Eén van de effecten is dat je als professional nooit meer kunt zeggen: “de regels zitten in de weg”. Want je hebt gewoon geld om het op te knappen. De waarde van het geld is dus niet de kapitaalkracht van het geld, maar dat er geen regels aan gekoppeld zijn. Vandaar de term: ‘bureaucratievrij geld’.’
Pay-it-forward-fondsen
Een ander voorbeeld dat Kruiter geeft, betreft het Pay-it-forward-fonds. Kruiter: ‘Dan stoppen alle partners – naar rato van hun omzet – geld in een pot. Van die pot mogen professionals doen wat nodig is. En als ze iets gedaan hebben, waarvan blijkt dat één van die partijen dat had moeten doen, stort die partij het terug.’ Zo houd je de snelheid in het proces, gaat er geen tijd verloren aan allerlei aanvragen, wachttijden en afwachten wie wat nu moet gaan betalen. ‘Achteraf kijken we wel – via de backoffices van alle systeemwerelden – wie het geld in elke situatie eigenlijk had moeten betalen. En die partij stopt het dan weer in het potje.’ Kruiter concludeert: Weet je wat nu het mooie is? Bestuursleden of beleidsmakers die aan hun professionals vragen om één keer per kwartaal even te komen vertellen wat ze met dat geld gedaan hebben, zien precies waar hun systeem lek is. En waar de verbeteringsmogelijkheden liggen. In Den Bosch zijn ze daar nu mee aan het experimenteren in een Bossche Bond.
Maatwerkbudgetten en Pay-it-forward-fondsen als nieuwe tools voor professionals: zij houden de donut open. Zo werkt dit bureaucratievrij geld niet alleen voor de gezinnen, maar is het ook nog leergeld voor de transformatie in het sociale domein.
Door: Guido van de Wiel
Guido van de Wiel is schrijver en ghostwriter van managementboeken, verbonden aan onder meer Verdraaide organisaties en De veranderbrigade. Hij is executive coach bij de business schools Rotterdam School of Management en Tias School for Business and Society. Eind 2015 is hij verkozen tot Trendwatcher of the Year 15-16.