De traditionele indeling van processen in realisatie-, ondersteuning- en besturingsprocessen gaat ons niet helpen het benodigde procesmanagement in te richten. Deze categorieën zijn namelijk gericht op handhaving van het bestaande en niet op het aanpassen van en vernieuwen van processen aan de hand van steeds meer en wisselende eisen van een veelheid aan belanghebbenden, zo schrijft Matthijs Vermoolen in dit deel 2 van het drieluik over kwaliteitsmanagement (Deel 1 lees je hier).
Integraal procesmanagement betekent beheersen, maar vooral ook continu aanpassen en waar nodig vernieuwen van processen. Dit lukt alleen als we organisaties beschouwen als een geheel van processen voor uitvoeren, continu verbeteren en vernieuwen. Deze driedeling gaat leiden tot een geheel andere manier van vormgeven aan organisaties, omdat uitvoerings-, verbeter- en vernieuwingsprocessen niet alleen losstaande procesclusters zijn, maar in de praktijk bovendien worden uitgevoerd in andere hiërarchische samenwerkingsverbanden. De driedeling vormt dus niet alleen een ander ‘proces ordeningscriterium’, maar ook een ordening van bijbehorende samenwerkings- en verantwoordingsstructuren. In de toekomst wordt het heel normaal dat we in elke organisatie niet één, maar drie organisatiestructuren tegelijk onderkennen: de lijn-, proces- en projectorganisatie (Vermoolen, 2011).Drie structuren werken nauw samen
Het gaat hierbij niet, zoals bijvoorbeeld in de moderne sociotechniek (de Sitter, 1998) of business process redesign (Hammer & Champy, 2001), om een eenmalig procesgeoriënteerd herontwerp van de bedrijfsprocessen, maar om een fundamenteel andere denkwijze, waarin verschillende organisatievormen tegelijk bestaan en medewerkers in alle organisaties tegelijk rollen kunnen vervullen in verschillende machtsverhoudingen. Dus geen kanteling van een functionele naar een procesorganisatie of een andere vorm van herontwerp die eindigt in een nieuwe (eendimensionale) structuur. En ook niet het combineren van twee hiërarchische structuren in een (onvolledige, tweedimensionale) matrixorganisatie. Maar om het gelijktijdig naast elkaar opbouwen van drie structuren, met elk een eigen organigram, functies, doelstellingen, processtructuur, rolverdeling, hiërarchie en managementinformatiesysteem. Structuren die los van elkaar functioneren, maar nauw samenwerken en bovendien gebruik maken van dezelfde schaarse middelen en mensen.De lijnorganisatie: uitvoeren van het dagelijkse werk
We kennen allemaal de lijnorganisatie. De meeste organisaties hebben een organigram, dat de organisatie van alledag weergeeft. Medewerkers en leidinggevenden zijn gegroepeerd in afdelingen of andere functionele groepen, die rapporteren naar hogere echelons en uiteindelijk aan de directeur of CEO (Weber, 1947). Soms is een gedeelte van de werkzaamheden gedelegeerd aan een groep medewerkers in plaats van individuen: zelfsturende teams. Er is een stroom van regels en targets van boven naar beneden en er wordt van onder naar boven verantwoording afgelegd over de uitgevoerde werkzaamheden en behaalde resultaten. Er vindt dus een verticale informatiestroom per afdeling plaats, waarbij afdelingen ‘van nature’ langs elkaar heen werken. De lijnorganisatie voert de processen van alledag uit en produceert daarmee de producten of diensten waar interne en externe klanten behoefte aan hebben. Waar nodig krijgt de lijn – al dan niet vrijblijvend – ondersteuning van een staf die zorgt voor de randvoorwaarden die nodig zijn om het dagelijkse werk te kunnen doen, zoals personeel, ICT middelen, een machinepark en dergelijke. De dagelijkse activiteiten en de benodigde kosten en uren en opbrengsten zijn meestal vooraf te begroten. Periodiek – vaak jaarlijks – wordt een inschatting gemaakt van de hoeveelheid werk in de komende periode en de geplande opbrengsten en middelenbehoefte volgen hieruit. Hieruit ontstaan budgetten, die worden bewaakt met periodieke verbruikscijfers en geleverde prestaties. Middelenverbruik en opbrengsten worden dus periodiek gepland en op basis van de realisatie bewaakt.Lijn of staf? In plaats van de term lijnorganisatie wordt frequent de term ‘lijn-staf organisatie’ gebruikt. De staf ondersteunt hierbij de besturings- en uitvoeringsprocessen. Een staf is echter niet voorbehouden aan de lijnorganisatie. Ook de proces- en projectorganisatie kennen eigen ondersteuningprocessen, systemen, staffuncties en -rollen. Omdat de toevoeging ‘staf’ niets toevoegt en om onnodig lange benamingen te vermijden is deze weggelaten. De staf is wel benoemd in de voorbeeldorganigrammen van de drie structuren en er worden in de tekst voorbeelden gegeven van zowel de lijnstaf, processtaf als projectstaf.De lijnorganisatie functioneert prima zolang bestaande activiteiten – die goed op elkaar zijn afgestemd – steeds opnieuw worden herhaald. Dat afdelingen langs elkaar heen werken geeft geen problemen, zolang de werkafspraken, budgetten en targets helder zijn, maar de lijn schiet te kort zodra de werkwijze op meerdere afdelingen moet worden aangepast. Dan voldoet de verticale verantwoording volgens de hiërarchische lijnen niet, maar moet de werkwijze – horizontaal – worden afgestemd met managers en medewerkers van andere afdelingen. Dit is het domein van de procesorganisatie.