Er zijn mensen die iets van hun leven maken. Ze strijden voor het milieu of werken met vluchtelingen, probleemjongeren of gevangenen. Ze helpen armen, ouderen, zieken of dieren. Het zijn mensen die geen hoge positie nodig hebben om ‘iemand’ te zijn. Zij geven zin aan hun werk en aan hun leven.
Daarnaast heb je mensen zoals jij en ik: de kleurlozen; de grijze loonslaven die zich dagelijks half verdoofd, gefrustreerd en machteloos voortslepen van hun huis naar werk en terug. Ze pimpen hun leven door te feesten, eten en drinken en door hun gedroomde zelf op te tuigen op social media. Maar ze weten dat ze minder groot, nobel of talentvol zijn en zitten gevangen in een leven dat ze niet voor zichzelf hadden bedacht. Onzin. Dat er meer of minder zinvol werk zou bestaan is een vergissing. Houden van ontwikkelingswerk is niet beter dan houden van ICT of accountancy. Waarom willen we toch zo graag vergelijken en denken dat anderen beter, edeler of gepassioneerder zijn? De maatschappij drijft niet op de moreel superieuren maar op pluriformiteit. Alle affiniteiten zijn legitiem. Door de verschillen blijft het geheel in balans. René Gude heeft dat goed verbeeld in zijn agoramodel, een vereenvoudigde manier van aankijken tegen het leven (Het agoramodel, ISVW Uitgevers, 2016). Volgens het agoramodel speelt ieders leven zich af binnen slechts 8 gebouwen: je woonhuis, de buurtvereniging, het werk, de overheid, de sportschool, het theater, de kerk en de school. Dit waren de gebouwen die 2500 jaar geleden op de Atheense agora stonden en dit zijn nog steeds de gebouwen waarin wij dagelijks vertoeven. Bovendien is dat overal ter wereld hetzelfde. Die gebouwen staan voor de acht sferen waarin we leven, respectievelijk privé, publiek, privaat, politiek, sport, kunst, religie en wetenschap. Daaromheen is er de negende sfeer, de ecosfeer. We begeven ons dagelijks van de ene naar de andere sfeer en in elke sfeer gelden andere waarden: in de privé sfeer zijn bijvoorbeeld vriendschap, liefde en harmonie belangrijk, terwijl dat op school eerder ijver en nauwkeurigheid zijn. Niet elke sfeer is voor iedereen even betekenisvol. Dat hangt samen met de sfeer waarin je opgegroeid bent. Als je ouders in de zorg werkten dan hecht je aan de waarden van de publieke sfeer: zorgzaamheid, delen, gelijkheid. Als je vroeger thuis een winkel had dan zeggen de waarden van de private sfeer jou het meest: zelfstandig zijn, hard werken, de klant is koning. Alle sferen en alle waarden zijn belangrijk voor een samenleving in balans, maar we hebben allemaal ‘agorafobie’, zoals René Gude zegt: ‘We durven het plein niet over te steken naar een sfeer die we minder goed kennen’. En daardoor begrijpen we elkaars waarden lang niet altijd.In welke sfeer ben jij geworteld?
Zin of betekenis geven aan werk is niets anders dan dat je je persoonlijk kunt verbinden met je werk. Naast de sferen waarin je opgegroeid bent, zorgen ook je persoonlijke herinneringen en contacten en je lichamelijke en psychische affiniteiten voor de mogelijkheid je te verbinden en betekenis te geven aan wat je doet. Wat je hebt meegemaakt, de mensen die je kent, de ervaring die je hebt opgedaan, maar ook je favoriete zintuigen: ruiken, proeven, aanraken, voegen zin toe aan het werk dat je doet.We verlangen allemaal iets zinvols te doen, maar wat zinvol is is voor iedereen verschillend. Gelukkig maar. Zo krijgen we een pluriforme, evenwichtige samenleving.Het probleem is dat we te snel ontgoocheld zijn als anderen onze zin niet serieus nemen. Weet je nog hoe jij begon? Je rotsvast geloof dat je verschil kon maken? Bijna elke loopbaan, elk jong bedrijf begint met liefde. De jonge verpleegster, de aspirant politie agent, de meubelmaker in opleiding, de loopjongen in een reclame bureau. Ze hebben dromen. Die gaan over hoe ze betekenis aan hun leven kunnen geven. Maar vaak al na een eerste afkeuring, door een leidinggevende of collega, worden de bakens verzet en gaan we ons richten op homogene, algemeen geaccepteerde doelen als succes, promotie, status. De oorspronkelijke liefde verdwijnt uit beeld. Dat betekent niet dat er geen liefde was en is. Hij is alleen verstopt, vergeten, te kwetsbaar. Na een paar jaar werken zit je in een groef en besef je niet eens meer dat er zoiets als liefde voor werk bij jou onder de rommelige oppervlakte sluimert.
Er is geen goed of fout
Zin geven aan werk heeft geen morele lading. Er is geen goed of fout, er zijn alleen verschillen in persoonlijke geschiedenis en persoonlijke affiniteiten. Iedereen mag zijn eigen verlangen volgen. Het zou mooi zijn als niemand zich meer uit het veld laat slaan door afkeuring van anderen. Iedereen wordt vroeg of laat door iemand afgekeurd. Wen eraan en blijf bij datgene waar jij warm voor kunt lopen. Als je in staat bent je eigen zin serieus te blijven nemen, dan levert dat zowel persoonlijk als collectieve zingeving op. Die zin manifesteert zich op drie manieren:- Je volgt de waarden uit je sfeer (teamgeest, schoonheid, gelijkwaardigheid) en /of jouw persoonlijke affiniteiten (koken, masseren, rekenen, verzorgen, onderzoeken) en geeft daarmee zin aan je werk.
- Als je dat doet dan doe je waar je van houdt. Het werk zelf is dan je beloning en je wilt kwaliteit leveren onafhankelijk van andere beloningen zoals de hoogte van een salaris of de hoeveelheid schouderklopjes die je ontvangt.
- Als iedereen op de goede plek zit en kwaliteit aan het leveren is, dan hebben we vanzelf een uiterst productieve samenleving te pakken die vanzelf in balans is.