Meer dan ooit is het noodzakelijk dat we ons repertoire vergroten in het functioneel omgaan met conflict en verschillen. Antwoorden op complexe maatschappelijke vraagstukken worden meer en meer gezocht en gevonden over de grenzen van individuele organisaties heen. Kinderen gezond laten opgroeien en zich laten ontwikkelen is niet de zaak van één speler; een metrolijn aanleggen door een dichtbebouwd gebied ook niet; kwalitatief hoogwaardige zorg leveren aan ouderen ook niet; mensen die tot een gevangenisstraf veroordeeld zijn daarna re-integreren in een samenleving ook niet; een stad of regio zo veel mogelijk vrijhouden van rampen en terroristische aanslagen ook niet; en condities creëren voor een duurzame samenleving ook al niet.
Keer op keer blijkt het voor mensen echter lastig te zijn om samen te werken. Zowel binnen organisaties als over de grenzen van organisaties heen. Betrokkenen hebben verschillende perspectieven op het vraagstuk dat voorligt, spreken verschillende talen en hebben verschillende belangen. Krampachtig probeert iedereen het met elkaar eens te worden: ‘We gaan toch allemaal voor het belang van het kind?’ en: ‘We zijn hier toch allemaal om terrorisme tegen te gaan?’ Dat is uiteraard het geval, maar zo’n gemeenschappelijk belang, waar niemand het mee oneens kan zijn, overbrugt veelal de verschillen niet en helpt vaak ook de samenwerking niet verder.
De complexe maatschappelijke vraagstukken waar we met elkaar antwoorden op proberen te vinden, de veranderingen die we daarbij proberen te veroorzaken, vragen om het naast elkaar laten bestaan van verschillende spelers en opvattingen. We redden het niet meer met het netjes wegwerken van de verschillen door middel van een mooi compromis. Of met het laten winnen van de meest dominante spelers met de meest dominante opvattingen. Voor je het weet ontstaat er disfunctioneel conflict.
Basisbeginselen
Steeds vaker grijp ik in deze situaties terug op de basisbeginselen die ik tijdens mijn studie Bedrijfskunde van Henk van Dongen (hoogleraar Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit van 1979 tot 1998) heb geleerd over het inzetten van functioneel conflict en over verschillen naast elkaar laten bestaan. En breng ik die basisbeginselen in mijn eigen praktijk verder.
Bij het schrijven van mijn eerste boek, Hoe ik verander (2015), wilde ik het vak van interveniëren vanuit een sociaal-constructionistische grondslag toegankelijk maken voor iedereen die zich bezighoudt met complexe verandervraagstukken in organisaties. Zonder daarbij te simplificeren wat nu eenmaal complex is. Ik schrijf dit nieuwe boek omdat ik mijn zoektocht wil delen over hoe ik conflict inzet in mijn praktijk van interveniëren in (samenwerkende) organisaties die zich bezighouden met maatschappelijke vraagstukken. In essentie is mijn boodschap daarbij: Conflict is niet iets wat je moet willen vermijden, maar iets wat je moet willen opzoeken. Conflict is noodzakelijk, functioneel, levert de benodigde variëteit op bij het vinden van innovatieve oplossingen in complexe, vastzittende maatschappelijke vraagstukken.
Ik heb in de afgelopen 45 jaar zelf beter leren conflicteren op een functionele manier en denk dat ‘leren conflicteren’ in dit tijdsgewricht heel hard nodig is. En ik ben mijn repertoire nog iedere dag aan het vergroten. In het publieke domein voeren momenteel vooral versimpelde schetsen van problemen en versimpelde oplossingen de boventoon. Meervoudige oplossingen bij de scherpe tegenstellingen die er zijn, zijn ver te zoeken. We blijven in het conflict steken als we niet ‘functioneel leren conflicteren’. Ik ben erachter gekomen dat ‘functioneel conflicteren’ of ‘samen verschillen’ niet alleen een kwestie is van moed en kracht, maar eerder nog een kwestie van methodische precisie en oefening. In dit boek vertel ik je over die methodische precisie. Ik deel ervaringen met je, zodat je als het ware mijn zoeken en oefenen in je rugzak kunt meenemen. En ik reik je ideeën aan om zelf te gaan oefenen.
Ik hoop dat als je dit boek hebt gelezen, je conflict en verschil net zo gaat waarderen als ik. Dat je, net als ik, conflict gaat eren. En ermee gaat werken om nieuwe mogelijkheden en innovatieve oplossingen dichterbij te brengen. En ik hoop dat je dan, samen met mij, ons repertoire in het functioneel conflicteren gaat vergroten. Want dat is nodig. Mijn repertoire schiet in ieder geval nog dagelijks tekort.
Voor wie is dit boek geschreven?
Het boek Conflict eren is geschreven voor alle mensen die sturing geven aan organisaties in het maatschappelijk domein en daarmee actief interveniëren in maatschappelijke vraagstukken. Zij kunnen dit boek gebruiken om hun bestaande opvattingen ter discussie te stellen, uit te dagen, op te rekken. Door het lezen van dit boek organiseer je als het ware een interventiekundige op je schouder, die met je meekijkt en zoekt terwijl je functioneel conflicteert.
Dit boek is niet geschreven voor mensen die op zoek zijn naar eenvoudige recepten en kant-en-klare antwoorden. Meervoudige, complexe vraagstukken vragen nu eenmaal om meervoudige, complexe antwoorden. En dit boek is ook niet geschreven voor mensen die zichzelf geen onderdeel willen maken van wat er zich afspeelt in hun context. Het boek nodigt je continu uit jezelf in interactie met anderen te beschouwen als onderdeel van de vraagstukken die er zijn, en daarop te reflecteren en iets anders te proberen. Ik heb dat tijdens het interveniëren in (samenwerkende) organisaties en in het schrijven daarover (en daarmee het reflecteren daarop) zelf ook steeds getracht te doen. En ter geruststelling: als je het boek hebt uitgelezen, blijf je, net als ik, achter met een heleboel vragen en kun je, net als ik, nog steeds een heleboel niet.
Opbouw van het boek
In het eerste hoofdstuk beschrijf ik hoe je ook – anders dan gebruikelijk – zou kunnen kijken naar het verschijnsel ‘conflict’. Daarna beschrijf ik in het tweede hoofdstuk waarom we zo’n last hebben van het conflictverschijnsel en waarom we het zo lastig vinden om te conflicteren.
In het derde en vierde hoofdstuk reik ik een aantal methodische perspectieven aan die de basis vormen voor het op een methodisch precieze en productieve manier conflicteren. Het vijfde hoofdstuk is vervolgens gewijd aan hoe je disfunctioneel conflict en stil conflict kunt herkennen en productief kunt maken, zodat het functioneel conflicteren kan worden. In het zesde hoofdstuk beschrijf ik hoe je functioneel conflict kunt inzetten om verandering te veroorzaken.
In het zevende en laatste hoofdstuk reflecteer ik op hoe je samen met betrokkenen contextueel ethisch kunt blijven handelen bij het inzetten van functioneel conflict.
In het boek reik ik je allerlei mogelijkheden aan die je op jouw manier kunt benutten:
- ik vertel verhalen vanuit mijn ervaring;
- ik reflecteer op een aantal van onze maatschappelijke vraagstukken;
- ik geef aan hoe ik theoretische noties vanuit de sociologie, psychologie, filosofie, veranderkunde, bedrijfskunde et cetera gebruik in mijn dagelijkse praktijk;
- ik vertel mijn verhaal niet alleen in proza, maar ook in gedichten (van Bernhard Christiansen) in foto’s (van Sake Elzinga), en in een bijzondere vormgeving en tekeningen (van Rob van den Berg);
- ik stel je vragen en geef je suggesties om het anders te doen dan je gewend bent.
De praktijkverhalen
De verhalen over mijn zoeken en interveniëren bij veiligheidsregio’s, in de geestelijke gezondheidszorg en in de gezinsveiligheid vormen de rode draden in dit boek. Deze verhalen zijn gebaseerd op adviestrajecten bij en rondom verschillende organisaties die zich met veiligheid in gezinnen bezighouden, diverse GGZ-instellingen en een aantal veiligheidsregio’s. Om de vertrouwelijkheid waarin ik mijn adviestrajecten uitvoer te waarborgen, heb ik ervaringen uit deze adviestrajecten geanonimiseerd, gecombineerd en heb ik hier en daar wat toegevoegd en weggelaten.
In dit boek vertel ik niet alleen over mijn goede ervaringen met het gebruiken van conflict, maar ook over mijn ‘mislukkingen’. Soms was ik te ambitieus, te ongeduldig of te naïef en kon ik niet geloven dat mensen zo redeneerden. In mijn eigen onmacht heb ik dan ook regelmatig bijgedragen aan het ontstaan van disfunctionele conflicten. In deze ‘mislukkingen’ heb ik waarschijnlijk nog het meest geleerd over het inzetten van conflict en verschil. Zowel ik als de personages in mijn verhalen worden daarbij in dit boek in onze lelijke kanten zichtbaar. Ik wil de lezer uitnodigen om met mildheid te lezen en niet te hard te oordelen over mij of deze personages. Niet alleen heeft iedereen lelijke kanten, vaak ervaren mensen ook onmacht handelend in de context waarin zij zich bevinden en gaan dan oordelen. En doen als gevolg daarvan soms onhandige uitspraken of gaan dan onhandig handelen. Ik schets deze verhalen om ervan te kunnen leren, niet om mijzelf en de personages die in de verhalen voorkomen te veroordelen.
De verwijzingen naar literatuur en ideeën van anderen
Ik ben een praktijkmens, geen wetenschapper. In dit boek verwijs ik naar literatuur en naar ideeën van anderen. Ik gebruik hun ideeën slechts in het kader van het onderwerp dat ik beschrijf. En daarmee doe ik hun ideeën, die te beschouwen zijn in meerdere perspectieven en in langlopende tradities en debatten, met regelmaat tekort. Ik vertaal de ideeën van anderen in de manier waarop ik die ideeën praktisch gebruik. Daarmee wijk ik misschien af van wat zij zelf met die ideeën bedoelden. Alles wat ik in dit boek beschrijf is mijn interpretatie van hun uitspraken. Daarbovenop heb ik ook geen uitgebreide literatuurstudie gemaakt en zal ik ongetwijfeld heel veel mooie ideeën en boeken hebben gemist.
Ik verwijs ten slotte met enige regelmaat naar de mensen met wie ik in de afgelopen twee jaar een werkplaats ‘interveniëren voor vakidioten’ heb georganiseerd. We hebben in deze werkplaats getracht het vak van interventiekunde verder te brengen. De ideeën die deze mensen in die werkplaats ontwikkelden, schreven zij nog niet eerder op en voor mij is het dan ook alleen mogelijk naar die ideeën te verwijzen door de uitspraken te citeren die zij tijdens deze werkplaats deden. Zij beschreven deze ideeën (nog) niet in een boek.
Door: Shirine Moerkerken