Een persoonlijke noot bij het boek Da’s Gek van Danielle Braun
Hoe vaak had jij vandaag al een oordeel over iets? Over iets dat je raar vond, of ongewoon? Da’s gek neemt je mee op reis en laat je met de blik van een antropoloog kijken naar de wereld, naar de zorg, naar werk en naar relaties tussen mensen. Dan blijkt dat ‘normaal’ soms best gek is, en ‘gek’ soms behoorlijk normaal.
Of iets gek is hangt af van de context. In 25 verhalen geeft Danielle Braun antropologische levenslessen, met daarbij prikkelende vragen. Door haar frisse blik op de mens raak je prettig in de war, waardoor je leven nooit meer hetzelfde wordt. Je maakt kennis met het vogeltje Harry, leert te hangen in het ondertussen, gaat paradijsvogels waarderen en leert ‘bubbel-polygaam’ en ‘radicaal-realistisch’ te zijn. Elk verhaal sluit af met antropologische tools en reflectieve vragen voor thuis en op je werk. Zo word je zelf een beetje antropoloog. Van je eigen leven.
Radicale nuance
Ik ben antropoloog. Antropologen twijfelen graag. Gaan in de schoenen van de ander staan. Komen van de luie leunstoel op de veranda af. Vragen zich af hoe iemand tot een bepaalde overtuiging is gekomen. Maar ik ben ook een mens, columnist, organisatie-expert, vriendin, partner, moeder, patiënt, burger, die soms gewoon iets van ‘dingen’ vindt. Ook ik kan vloeken en tieren. Onredelijk en vooringenomen zijn. Over sommige zaken die mij raken wil ik niet onderhandelen. Over vrijheid om over je eigen lichaam en liefde te beslissen bijvoorbeeld. Over zachte omgang met dieren. Over dat humor mag en zelfs vaak moet. Over respect voor leiders en gezagsdragers. Over dat zorgzaamheid voorgaat op procedures. Over dat het chic is je aan geplande afspraken houden. Om er maar een paar te noemen. Als iemand gaat tornen aan die basisovertuigingen, word ik boos, chagrijnig, neem de benen, maak ik het uit, geef ik scherpe feedback in organisatieopdrachten of schrijf ik een pittige column. Niks menselijks is mij daarin vreemd en ik hoop jou ook niet.
Maar toch steeds opnieuw … zoek ik de vertwijfeling op. Als de sterrenstof van de primaire emotie en mijn activisme is neergedaald, is het tijd voor uitzoomen, reflecteren en de vraag stellen: maar wat als ik nu in de wieg van die ‘verschrikkelijke ander’ had gelegen? Zou ik dan dezelfde mening als nu hebben? Of zou ik dan ook vinden wat hij of zij vindt? In een tijd van polarisatie, snelle meningen, onaardigheid in het publieke en politieke debat, verharding en nieuwe kloven, pleit ik voor radicale nuance. Een contradictie in zichzelf. Maar zo wezenlijk. Steeds opnieuw kiezen voor meervoudigheid, meerdere perspectieven, mentale wendbaarheid. Radicaal meervoudig. Radicaal anders. Radicaal genuanceerd. Nul tolerantie voor intolerantie. Waarom? Omdat we wel zullen móeten in onze complexe samenleving en ingewikkelde organisaties.
Gek is een contextprobleem
Zeggen dat je iemands bloed gaat drinken is niet handig op de Dam, dan is de kans groot dat je op een gesloten psychiatrische afdeling of in een politiecel terechtkomt. Maar in de kerk met een paarse jurk aan mag dat dan weer wel. Als man die paarse jurk aantrekken in de supermarkt geeft juist weer veel bekijks.
Niets is gek in zichzelf. Mensen niet, dingen niet, gedrag niet. Het aantal glazen wijn dat een ‘normale’ Fransman drinkt in een week valt in Nederland al snel in de categorie verslaving. In Nederland is het onbeleefd iemand in de bus te vragen hoeveel hij of zij verdient. In Thailand is dat minder een taboe. In Nederland betaal je de dokter of het ziekenhuis als je ziek bent. In China betaal je de traditionele genezer juist als je gezond bent. Het is immers de taak van de dokter om jou gezond te houden, dus als je ziek bent hoef je niet te betalen.
We vinden iets gek als het buiten de curve valt van wat binnen onze cultuur normaal is. Als iets wringt heb je twee keuzes: jezelf veranderen, of de context wijzigen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het is niet altijd mogelijk uit je eigen context te stappen. Maar soms zou het wel handig zijn. Als je stemmen in je hoofd hoort, ben je op sommige plekken in Afrika beter af dan in Nederland. Hier ben je ziek, krijg je een stempel, verlies je wellicht je baan en kom je terecht in de ggz. In een traditionele tribe in Afrika word je misschien wel sjamaan of witch doctor en sta je in hoog aanzien, omdat je met voorouders kunt praten. Maar als je albino bent, heb je echt een beter leven in Nederland dan in Afrika, waar je als heks wordt gezien.
Dit fenomeen heet matter out of space. Een paardenbloem in een groot grasveld vinden we mooi. Diezelfde bloem tussen onze terrastegels wordt hardhandig uit de grond gerukt. In deel 5 van Da’s gek sta ik langer stil bij dit begrip.
Gefascineerd door gekte
Toen ik vijftien was, had ik een bijzondere passie. In plaats van naar de disco te gaan, zat ik avonden lang met een highlighter in de Bijbel, de Koran, de Torah, de Bhagavad Gita, boeddhistische teksten, humanistische manifesten en het boekje van Mao, te zoeken naar overeenkomsten in teksten. Over naastenliefde bijvoorbeeld. Of ik zocht of andere religies ook zoiets als de tien geboden kenden. Totaal gefascineerd door het feit dat mensen hun religie uniek vinden, maar in feite allemaal hetzelfde zeggen en willen. Op mijn achttiende begon ik met een studie culturele antropologie. Ik studeerde af in Afrikaanse en Aziatische bezetenheidsreligies en voorouderverering. Nog steeds was ik gefascineerd door hoe verschillend we overal op de wereld cultuur vormgeven én door hoe we dat op dezelfde manier doen. In het derde jaar kwam ik erachter dat ik niet per se naar dat ene dorp op Zuidoost-Bali wilde, maar dat ik geboeid ben door het concept van cultuur. Het boeide me dat we zoiets als cultuur hebben. Zoals een bioloog wil weten hoe een organisme is opgebouwd, zo wilde ik de ‘grammatica’ van cultureel samenleven snappen. Ik ging culturen en hun oorsprong bestuderen. Raakte geboeid door de vraag hoe mensen overal met elkaar tribes bouwen. Hoe ze dat tegelijkertijd zo divers én hetzelfde doen. Ik werd gegrepen door de schoonheid van dat bouwen. Van de interne logica die in al die overtuigingen en soms vreemde gewoontes zit. Ik ging op zoek naar de logische patronen van cultuur. Niet alleen maar bij verre, exotische volken, maar juist ook in het alledaagse leven om de hoek. Op familie-etentjes, in de buurt en bij bedrijven en organisaties in Nederland.
Ik ben mij al tijdens mijn studie gaan specialiseren in corporate antropologie (bedrijfs- of organisatieantropologie). Dat was wel even wennen voor mijn professoren, die erg gericht waren op niet-westerse samenlevingen. Maar het exotische dat dichtbij is te vinden, was juist wat mij zo aansprak. Mensen in kantoorpanden kunnen wonderlijke rituelen en omgangsvormen hebben. Gedurende anderhalf jaar zat ik vrijwel dagelijks in een politieauto om onderzoek te doen naar de cultuur van politieagenten. Hun rituelen leren kennen en in hun werkelijkheid stappen. Ik promoveerde daarop. Werkte bij de politie als organisatieadviseur en vervolgens bij een groot organisatieadviesbureau. Dat was pas gek voor een antropoloog; de wereld van spreadsheets, planning & control, powerpoints en quickscans.
Asielzoekerscentra
Toen ik 29 was werd ik directeur van een asielzoekerscentrum met achthonderd bewoners en tachtig medewerkers. Ik zag prachtige mensen uit alle windstreken. Maar ook veel gekte. Mensen die door oorlog gek waren geworden én mensen die gek werden gemaakt door het asielsysteem. Ik werd regiodirecteur en coördineerde de asielopvang in Noord-Brabant en Limburg en de landelijke instroom van minderjarige asielzoekers. In de toen overvolle asielzoekerscentra – het was oorlog in Angola en op de Balkan – was het een groot probleem: mensen die in de war waren en daardoor gevaarlijk of lastig voor anderen konden nergens terecht. De (forensische) psychiatrie liep vast en de overlast in de centra was te groot. We begonnen AMOG-centra te openen (Asielzoekers Met Onaangepast Gedrag), plekken waar mensen veilig konden wachten op psychiatrische hulp. Het was heftig en intens om een woongemeenschap te leiden waarin gekte tot grote wasdom kwam en het was balanceren tussen veiligheid, zorg, dealen met oorlogsdaders en -slachtoffers en aanlopen tegen de grenzen van het zorgsysteem.
Inmiddels had ik de liefde van mijn leven gevonden, was ik moeder geworden van een prachtige zoon en diende ons tweede kind zich aan. Die zwangerschap verliep minder voorspoedig. Onze dochter werd drie maanden te vroeg geboren (ze is nu een prachtige, gezonde jongedame), en had in haar eerste jaren veel zorg nodig. Ik koos ervoor een paar jaar veel thuis te zijn. Een keuze die veel mensen gek vonden ( want ik was toch ambitieus en hoogopgeleid?), maar die me tot op de dag van vandaag zoveel vreugde heeft gegeven.
Ik nam met pijn in mijn hart afscheid van de asielopvang. Ik werd trainer en consultant en had mijn eigen bedrijf. Na een tijdje zeiden steeds meer klanten tegen mij: ‘Je doet het anders. Je kijkt anders naar groepen mensen, hoe doe je dat?’ Ik besefte dat dat gewoon die oude antropologische bril was. Ik zie inderdaad geen groep functionarissen aan tafel zitten, maar ik zie een verwantschapssysteem. Ik realiseerde me dat ik soms andere dingen raar of gewoon vind dan de mensen om me heen. Dat ik nieuwe vragen stel. Dus ik ben mezelf weer antropoloog gaan noemen en zette dat op mijn kaartje.
Over die antropologische blik in organisaties begon ik te schrijven, les te geven en er in lezingen over te vertellen. Het gedachtegoed stolde in het boek De Corporate Tribe, Managementboek van het Jaar 2016. De boeken Building Tribes, Tribaal Kantoorgedoe en Patronen volgden. Ik richtte de Academie voor Organisatiecultuur op, een platform voor corporate antropologie in Nederland met leergangen, trainingen, advieswerk, events en lezingen over Anders kijken – Meer zien – Beter veranderen. We stellen lastige vragen aan leiders en leiden mensen op in gesprek te gaan over de vraag welke cultuur normaal en wenselijk is in hun organisatie. Ik maak binnen bedrijven en op podia gek wat vertrouwd is en vertrouwd wat gek is. Reis de wereld rond op zoek naar best practices en pas die in opdracht toe in organisaties en de samenleving.
Organiseren en veranderen
We weten al lang hoe we moeten organiseren en veranderen, maar we zijn het soms alleen even vergeten. Als je bijvoorbeeld wilt weten hoe je de concurrent voor kunt blijven, kun je die kunst prima afkijken bij de voormalige koppensnellers uit Indonesië. De Asmat, een voormalig koppensnellende tribe, geloven niet in een natuurlijke dood. Als iemand in hun dorp is overleden, gaan ze ervan uit dat dat is gekomen door hekserij uit het naburige dorp. De dood moet dan worden gewroken. De Asmat plaatsen dan een zogenaamde bisjpaal in hun dorp, die symbool staat voor de ziel van hun geliefde. Pas als er een kop is gesneld in het buurdorp, wordt de bisjpaal omgehaald en heeft de overledene rust. Wat je daarvan kunt leren als je een zeer ambitieuze organisatie bent? Een bisjpaal neerzetten in de hal of de personeelsruimte waarop je de doelstelling van dat jaar zet. Die ene concurrent die je wilt overnemen, of je omzetcijfers die je dat jaar wilt behalen. Rust niet voordat de bisjpaal om kan, voordat je je doel hebt behaald. Zo wordt voor iedereen zichtbaar en voelbaar waaraan keihard moet worden gewerkt.
Ga je fuseren of intensief samenwerken met een ander bedrijf? Als je snapt hoe het werkt met bruidsschatten op een (Indiase) bruiloft, weet je wat je te doen staat. Fusieonderhandelingen en onderhandelingen over een bruidsschat lijken op elkaar. En het maakt uit of jij als bedrijf gaat inwonen bij de ander, of dat de ander bij jou komt, of dat je samen op zoek gaat naar een nieuw pand.
Zijn kantoortuinen en het nieuwe werken lastig te implementeren? Nomadische volken werken al eeuwen op afstand. Als we goed kijken hoe zij dat doen, kunnen we vergaderingen omvormen tot geweldige samenkomsten waarvoor mensen wél graag naar kantoor komen.
Een goede dialoog voeren over je strategische visie? Door middel van een kgotla, een 29 Afrikaanse volksraadpleging, hoor je alle stemmen en meningen. We passen oude wijsheid
toe op moderne organisaties.
Altijd ben ik gefascineerd gebleven door de vraag wat gek is en wat normaal. Soms wordt het me even te gek. Ben ik mijn eigen radicale nuance even zat. Moet ook ik even stilstaan en met behulp van lieve mensen om me heen mijn eigen normaal herijken. Dat is soms lastig en verrijkt ook. Maakt compassievol. Ik ben gestopt om te zeggen: ‘Da’s gek.’ Maar ik ben wel altijd nog op zoek … naar gekte. Ik hoop je met dit boek net zo enthousiast te maken voor die zoektocht als ik zelf al die jaren ben.
Anders kijken, meer zien
Da’s Gek bestaat uit 25 verhalen over ‘Da’s gek’. Verhalen die tot stand zijn gekomen door mijn studie, door mijn reizen over de wereld, door mijn praktijkopdrachten in de zorg en andere organisaties, door mijn betrokkenheid bij de psychiatrie en de uitdagingen daarin, door het filosoferen over gek en normaal en door met een antropologische blik te kijken naar mijn eigen leven en de relaties om mij heen. Verhalen die je net even anders laten kijken. Ik hoop dat ik je daarmee kan verleiden om ‘bubbel-polygaam’ te worden en een beetje scheef te gaan kijken naar jezelf, naar de wereld en naar organisaties. We leven in een wereld die zich kenmerkt door multiperspectiviteit waartoe we ons nu eenmaal moeten verhouden.
Het doel van het boek is ook die prachtige antropologische wetenschap bekender en toegankelijk te maken. Elk verhaal voorzie ik van een inzicht, theorie, gereedschap uit de antropologische gereedschapskist. Ik hoop dat je op die manier een eigen rugtas kunt vullen met instrumenten om net even anders waar te nemen. Anders kijken, meer zien, beter veranderen.
Dr. Danielle Braun is corporate antropoloog, directeur van de Academie voor Organisatiecultuur, columnist en een van Nederlands topsprekers. Ze is auteur van De Corporate Tribe (Managementboek van het Jaar 2016), Building Tribes, Tribaal Kantoorgedoe en Patronen.