De top in de organisatie heeft iets magisch, maar is voor weinigen weggelegd. Hoe kwamen ze daar? Waarom strandden velen in de subtop? Hoe bereik je een gezonde balans in man-vrouwdiversiteit? Zich baserend op 130 diepte-interviews vertellen Karin Raes en Lieke Thijssen over top en subtop in ‘Op karakter naar de top! – Het succes van diversiteit en leiderschap onthuld’.
Hoe zag uw jeugd eruit? Hoe was toen de relatie met broers, zussen en ouders? Wat zijn uw passies? Welke ervaringen en keuzes hebben u gevormd? Hoe heeft een en ander zich vertaald naar uw werksituatie? Waar loopt u daar nu tegenaan?
Dit soort vragen stelden Karin Raes (1963, eigenaar van Raes Management Consultancy) en Lieke Thijssen (1967, leider van het Leiderschapshuis en eigenaar van Changeability) aan de 130 geïnterviewden – waaronder ook Olympisch kampioenen –, die aan het onderzoek meededen. Op basis van de (geanonimiseerde) antwoorden schreven ze ‘Op karakter naar de top! – Het succes van diversiteit en leiderschap onthuld’. Ze ontdekten dat vooral onbewuste patronen en bepaalde karakterprofielen het verschil kunnen maken, maar ook wat nodig is voor de doorstroom van vrouwen.
Drijfveren en karakterstructuren
Achter de magische aantrekkingskracht die een toppositie in de organisatie uitoefent op mannen en vrouwen, schuilen drijfveren. De psychologische betekenis van drijfveren is dat ze inzicht geven in iemands beslissingsgedrag. Als het om de ambitie naar de top gaat, blijkt uit het onderzoek, zijn bepalend de drijfveren ‘invloed uitoefenen’, ‘grote lijnen kunnen uitzetten’ en ‘zelf kunnen sturen’ (geen autoriteit boven zich willen hebben).
Mannen en vrouwen verschillen in hun drijfveren de top te bereiken. Bij mannen spelen status vergaren of geld verdienen vaak een rol. Bij vrouwen gaat het vaker om bijdragen aan een betere wereld. Voor iedereen geldt dat hij of zij het beste uit zichzelf en de organisatie wil halen. Mannen vertellen vaker dat ze hechten aan macht; vrouwen spreken liever van invloed, maar bij navraag blijkt dat ze hetzelfde bedoelen.
Volgens Lowen (1992) zijn er vijf karakterstructuren met elk specifieke kwaliteiten: de ‘overlever’, de ‘behoeftige’, de ‘uitdager’, de ‘vervloeier’, de ‘verdrager’ en de ‘presteerder’. Deze kwaliteiten worden onder andere ontwikkeld vanuit de overlevingsstrategie van het individu. (Het onderscheid tussen kwaliteiten en talenten is dat je kwaliteiten ontwikkelt en dat je talenten ‘in je hebt’). Iemands karakter is een mengvorm van deze structuren, waarbij geldt dat er één dominante structuur is. Alle karakterstructuren van een individu bij elkaar, de mate waarin ze domineren of juist verborgen zijn, vormen zijn karakter (ook wel karakterprofiel genoemd). Het karakter (waarvan de basis wordt gevormd door de drijfveren) blijkt van zeer grote invloed te zijn op kansen om de top te bereiken. Je meest wezenlijke drijfveer bepaalt welke karakterstructuur het meest dominant is in je karakterprofiel. De basis hiervan wordt gelegd in de eerste vijf tot zes jaren.
Verder lezen? Download de pdf (boeksamenvatting):Â ME2015_06_Op_karakter_naar_de_top