Nynke Struik is programmamanager Sociaal Ondernemen bij de Rabo Foundation, het maatschappelijk fonds van de Rabobank. Hun uitgangspunt is: iedereen die vooruit wil komen, moet de kans krijgen zich te ontwikkelen. Zelfredzaamheid staat daarbij voorop. Om dit te bereiken steunen zij in Nederland betekenisvolle ondernemers die zich ook voor deze missie inzetten. Dat doen ze door middel van financiering en kennisdeling. Nynke komt in haar dagelijks werk zodoende veel in contact met betekenisvolle ondernemers. Ze was nauw betrokken bij het oprichten van de Social Impact Bond SIB waar ook The Colour Kitchen onderdeel van is. Hoe heeft winst van continuïteitsvoorwaarde kunnen uitgroeien tot de enige variabele die nog van belang is?
‘In navolging van de grote corporates is het Angelsaksische model ook hier steeds verder doorgevoerd. Het is inmiddels heel normaal geworden dat zelfs het mkb op die manier werkt. Dit model ziet bedrijven echter alleen als instrument om geld te laten renderen voor aandeelhouders. Als gevolg daarvan is men volledig ingericht op het realiseren van kortetermijnwinst. Het is opvallend dat voornamelijk familiebedrijven een veel langere horizon hanteren. Bij hen is het belangrijk dat zij het bedrijf in goede gezondheid kunnen overdragen aan de volgende generatie. Dan is continuïteit een belangrijkere voorwaarde dan winst.’ ‘Gedreven door het vrijemarktdenken en het kapitalistisch sentiment tussen de jaren negentig en 2010 moest er vooral veel geld worden verdiend. De Hummers waren niet aan te slepen. Dat idee voerde de boventoon in de hele maatschappij. Ondernemers gingen daar en masse in mee. Alles stond in het teken van winstmaximalisatie. Dat werd zo belangrijk dat zelfs instituten zoals de woningbouwcorporaties volledig meegingen in de rage. Terwijl ze toch echt ooit voor een heel ander doel waren opgericht. Door de crisis en grote schandalen is de publieke opinie inmiddels aan het kantelen. “Duurzaamheid”, “cradle-to-cradle” en “circulaire economie” zijn geen onbekende begrippen meer.’ ‘Ondernemers zien dat en spelen daar handig op in door aan duurzaamheid gerelateerde onderwerpen te integreren in hun pr en communicatie. Sommigen doen dat vanuit opportunisme – er ligt immers markt – maar anderen doen het uit de overtuiging dat betekenisvol ondernemerschap niet alleen kan, maar vooral moet! We zijn er echter nog lang niet en juist daarom vind ik het zo gaaf om met betekenisvolle ondernemers te werken. Zij laten zien dat je met een heel groen en circulair product of met mensen met een “afstand tot de arbeidsmarkt”, een gezonde, rendabele onderneming kunt opzetten met een goed continuïteitsperspectief. Ze zijn een perfecte spiegel voor andere bedrijven om het goede voorbeeld te laten zien. Veel bedrijven denken desondanks nog steeds dat het vooral geld gaat kosten om duurzaam te opereren.’
‘Als betekenisvolle onderneming moet je de maatschappelijke impact die je realiseert helder in kaart weten te brengen. Zorg dat je alles met feiten kunt onderbouwen en treedt daar actief mee naar buiten. Om een voorbeeld van dichtbij te nemen: elk halfjaar komen we met The Colour Kitchen, de gemeente Utrecht, Start Foundation en Rabo Foundation bij elkaar om de resultaten te bespreken van de SIB die we hebben afgesloten in 2015. Hoeveel mensen halen een diploma? Hoeveel mensen stromen uit? Wat kunnen we meer doen, of beter? Dat gaat over harde, meetbare resultaten. Aan de andere kant loopt er een SROI (social return on investment)-onderzoek. Daarmee brengen we de zachte factoren in kaart. Worden die mensen trotser? Krijgen ze meer eigenwaarde? Wat ziet de familie voor effect? Iemand kan wel zeggen dat hij trotser is geworden, maar zien zijn partner, zijn moeder of vrienden die verandering ook? Rabo Foundation stuurt bij alle betekenisvolle ondernemers met wie we werken op dergelijke variabelen. Maak helder wat jouw interventie toevoegt. Impact is absoluut een voorwaarde voor onze financiering.’
‘Wij financieren met Rabo Foundation alleen bedrijven met impact op de maatschappij. Er zijn veel betekenisvolle ondernemers die zowel aan de mensenkant als op het gebied van milieu actief zijn. Een mooi voorbeeld is i-did dat met textiele reststromen werkt. Zij kunnen je tot op de kilo nauwkeurig vertellen hoeveel textielresten zij hebben ingekocht en wat dat scheelt aan CO2-uitstoot en verdere vervuiling. De producten worden omgezet in vilt, dat vervolgens ook weer wordt verkocht. Ook van die processen kunnen zij je haarscherp vertellen wat de opbrengsten zijn.’
‘Alles valt uit te drukken in termen van geld. Overal zijn modellen voor. Ook voor het in financiële termen uitdrukken van zachte factoren als trots en eigenwaarde. De vraag is of je dat moet willen. Volgens mij niet. Focus liever op storytelling om impact op zachte waarden te communiceren. Vertel op je website of in je jaarverslag twee of drie verhalen hebt van mensen die je hebt kunnen helpen. Dat raakt mensen veel meer en biedt de mogelijkheid om bedrijven en consumenten ook mee te krijgen. Of vertel het verhaal via de producten die je verkoopt. Zo zijn er ondernemers die in hun zakje koekjes het verhaal doen van de medewerkers die de koekjes hebben gemaakt. Dan zet je mensen echt aan het denken.’
‘Kwaliteit van businessplannen is eerder een pijnpunt dan de beschikbaarheid van geld. Supergoedbedoelende mensen die bijvoorbeeld een lunchroom willen beginnen met mensen met een “afstand tot de arbeidsmarkt”. Goed plan, maar moet je dat willen op 3 kilometer buiten de bebouwde kom van een dorp waar drieduizend mensen wonen? Wie gaat jouw broodjes kopen? Mensen komen echt niet omdat jouw medewerkers een “afstand” hebben tot de arbeidsmarkt. Het is mooi als je een sociaal hart hebt, maar er moet toch echt wel ondernemersbloed door je aderen stromen om een bedrijf te runnen. Lijnrecht tegenover de goedbedoelende niet-ondernemers vind je de minder goedbedoelende opportunistische ondernemers. Er zijn altijd goudzoekers die snel geld willen verdienen.’
‘Voor een deel is de overheid het probleem. Zeker als het gaat om arbeidstoeleiding van kwetsbare groepen mensen. Gemeenten vinden het vaak heel spannend om mensen uit hun “kaartenbak” aan een sociaal ondernemer toe te wijzen. Zij hebben natuurlijk ook hun eigen programma’s draaien en zien niet altijd in waarom ondernemers de betere optie zijn om mensen terug het arbeidsproces in te begeleiden. Deels komt dit voort uit angst voor het onbekende, deels ook uit angst voor hun eigen positie. Of ze weten niet goed wie ze in de kaartenbak hebben of wie ze naar die ondernemer kunnen doorsturen. Het web aan regels en regelingen is daarnaast enorm en het verschilt per gemeente. Dat draagt ook niet echt bij. Ook de aanbestedingswet is een probleem. Het is voor sociaal ondernemers lastig – zo niet onmogelijk – om te voldoen aan alle eisen die worden gesteld. Er liggen gelukkig al veel voorstellen om die aanbestedingswet minder strikt te maken zodat ook sociaal ondernemers mee kunnen dingen naar overheidsaanbestedingen.’
‘Er zit dus best beweging in, ook landelijk. Lokaal zou ik ervoor pleiten dat ondernemers meer mogen meekijken in de kaartenbakken van gemeenten en een actievere rol kunnen nemen bij de screening van de mensen. Tot slot zou iedere gemeente één aanspreekpunt voor betekenisvolle ondernemers moeten hebben. Alleen al op het gebied van arbeids(re-)integratie heb je de Wmo, het CWI en het UWV. Mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd en dat kan heel makkelijk voorkomen worden.’
Bron: Ongekend Talent
Door: Bartel Geleijnse en Job Franken