Je hoort het overal om je heen: ‘Organiseer tegenspraak.’ Maar zeg eens eerlijk, word jij écht blij van tegenspraak? Waarschijnlijk niet, net als ik. Wist je dat dit met testosteron te maken heeft, ook bij vrouwen? Waarschijnlijk ook niet, net als ik. Testosteron en tegenspraak blijken water en vuur bij het omgaan met risico’s.
In zijn nieuwste boek en bron voor deze blog – ‘Tegenspraak: Hoe je beter wordt van dwarsliggers’ – gaat journalist Peter van Lonkhuyzen diep in op dit hedendaagse containerbegrip. Zoals de auteur zelf stelt, tegenspraak valt in de categorie tandartsbezoek: je weet dat het goed voor je is, maar leuk is anders. Je weet ook wat de gevolgen zijn als je de tandarts een paar jaar overslaat. En zo is het ook met tegenspraak. De voorbeelden van – meestal mannen – binnen en buiten het boek zijn legio: Vestia, Royal Bank of Schotland en recent Volkswagen. Allemaal organisaties waar het jarenlang aan tegenspraak heeft ontbroken. En wel vanaf twee kanten: er werd geen tegenspraak ontvangen en die werd een tijdje ook al niet meer gegeven.
Psychologische en biologische oorzaken
Het feit dat de meesten onder ons niet automatisch blij worden van tegenspraak, heeft zowel psychologische als biologische oorzaken. Dit heeft alles te maken met ons verre verleden op de savanne. Niet tot een groep horen was daar feitelijk een doodvonnis. Solo kon je niet lang overleven. Dus zijn we sociaalpsychologisch geprogrammeerd om er alles aan te doen om ergens bij te (blijven) horen. Kritiek leveren op de vaak wat dominante leider – zo wordt tegenspraak toch vaak opgevat – is dan niet zo’n handige manoeuvre.
Testosteron en tegenspraak
Ook biologisch gezien dragen we nog restanten van ons savanneverleden, waarbij fight or flight regelmatig letterlijk aan de orde van de dag was. Het mannelijke geslachtshormoon testosteron, waarvan vrouwen overigens een vijfde van de mannelijke hoeveelheid bezitten, helpt hierbij. Het zorgt voor meer agressie en een hogere pijndrempel, waarmee het lichaam zich gereed maakt om de confrontatie aan te gaan.
Winnaarseffect
De link tussen testosteron en tegenspraak zit in het fenomeen ‘winnaarseffect’. Wetenschappers hebben namelijk het volgende ontdekt: personen die vaak de competitie aangaan – ook figuurlijk in de kantoortuin – en daarbij regelmatig winnen, hebben meer testosteron in hun bloed. Dit heeft een zelfversterkend effect. Door die hogere testosteronspiegel maken ze meer kans om bij de volgende confrontatie weer als winnaar uit de kantoortuin of vergaderzaal te stappen. Daarbij groeit het aantal receptoren in de hersenen dat op testosteron reageert ook nog eens, wat op langere termijn het winnaarseffect versterkt.
Kleiner empatisch vermogen
Zoals veel in het leven heeft een hogere testosteronspiegel in het lijf eveneens een andere kant. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat je meer van jezelf uitgaat. Je empathisch vermogen wordt daarbij kleiner. Ook wordt je minder gevoelig voor nadelen van besluiten, en de bijbehorende risico’s. Met andere woorden, je risicobewustzijn wordt kleiner en daarbij sluit je je ook nog eens af van je omgeving. Jarenlang succes als opmaat naar falen. Is dit een verklaring, dat het vaak juist de eens zo succesvolle en gelauwerde topmensen zijn die een organisatie meeslepen in de ondergang?
Afnemende benaderbaarheid
Van Lonkhuyzen spreekt in dit verband van een drietrapsraket: grote successen, afnemende benaderbaarheid en het nemen van steeds grotere risico’s. En dan stort de raket neer. Ingrijpen door tegenspraak is vooral lastig bij de eerste trap: de grote successen: ‘Het gaat toch hartstikke goed?’ Mogelijk is afnemende benaderbaarheid een beter signaal om in te grijpen. Dit kan met tegenspraak, maar dat is wel een kwestie van organiseren. We handelen dan immers tegen onze psychologische en biologische neigingen.
Structureel invoeren nooit zonder slag of stoot
In zijn boek geeft Van Lonkhuyzen een aantal logische stappen en praktische tips voor tegenspraak, zoals een passend tijdstip kiezen en je emoties herkennen bij het geven of ontvangen van tegenspraak. Organisatieonderdelen in Nederlandse ziekenhuizen, bij politie en justitie en in de verzekeringswereld hebben er inmiddels positieve ervaringen mee opgedaan. Zoals het Radboud Universitair Medisch Centrum, waar na invoering in 2010 op de intensive care 20% minder grote complicaties optreden. Een pakkend resultaat, hoewel het structureel invoeren van tegenspraak nooit zonder slag of stoot schijnt te verlopen.
Meer aandacht
Alleen al als risicobeheersmaatregel is het organiseren van tegenspraak in mijn visie een aanpak die veel meer aandacht verdient. Het kan zelfs een forse bijdrage leveren in alle zes gangbare risicomanagementstappen, omdat zo gebruik wordt gemaakt van diversiteit in kennis en ervaring.
Verschillende stappen
De inbreng van tegenspraak begint al bij stap 1 van het risicomanagementproces: het ter discussie stellen van de haalbaarheid van strategische of operationele doelen van de organisatie. Bij de stappen 2 en 3, risico-identificatie en risicoclassificatie, is tegenspraak nuttig om de volledigheid van in kaart gebrachte risico’s te toetsen. En ook om na te gaan of inschattingen van risicokansen en -gevolgen realistisch zijn.
In risicomanagementstap 4 biedt tegenspraak tegenwicht tegenover al te enthousiaste of overhaaste risicobeheersmaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan de risico-regelreflex: er is iets goed misgegaan en daar moet gelijk een nieuwe procedure op worden gezet. In stap 5, de evaluatie van de risicobeheersing, helpt tegenspraak om te leren van wat er goed en minder goed ging. Dat is voor direct betrokkenen immers nogal eens lastig in te zien. Ten slotte kan een tegengeluid helpen om tot een evenwichtige, op de doelgroep afgestemde, risicorapportage te komen. Dit is risicostap 6.
Testosteron, tegenspraak en risico’s
Samenvattend: testosteron en tegenspraak zijn water en vuur bij het omgaan met risico’s. Testosteron hebben we allemaal, de één wat meer dan de ander. Tegenspraak kunnen we organiseren, zodra we dat écht willen.
Dr. ir. Martin van Staveren MBA, adviseur/eigenaar van VSRM, auteur van ‘Risicogestuurd werken in de praktijk‘.