Woke en cancelcultuur zijn begrippen die vaak over één kam worden geschoren. Corporate antropoloog Jitske Kramer legt in dit interview uit waarom het belangrijk is een onderscheid tussen deze twee begrippen te maken.
Bewustwording gaat van ‘au’
‘Woke en cancelcultuur worden vaak in één adem genoemd,’ begint Jitske Kramer haar betoog. ‘Woke gaat letterlijk over hoe wakker je bent. In die beweging gaat het bijvoorbeeld over de vraag hoe bewust jij je bent van de impact van het verleden op het heden. Bijvoorbeeld van de slavernij op nu, of wat het eigenlijk betekent als je vlees eet. Wat ik daar goed aan vind, is dat “wakker zijn” helpt om steeds bewustere keuzes te kunnen maken. We moeten daarbij snappen dat woorden zelf direct al impact hebben, want we zijn verhalende wezens. We bouwen het verhaal samen. Daarbij is het belangrijk dat we ons bewust zijn van wat onze gezamenlijke geschiedenis is. Slavernij is niet de geschiedenis van Surinamers. Nee, dat is een geschiedenis van ons allemaal waar onze voorouders – en via hen wij ook – een rol in hebben.’
Jitske: ‘Waar ik heel erg in lijn ben met de woke-beweging is dat je inderdaad bewustzijn nodig hebt op heel veel thema’s om ze te kunnen veranderen: op je eigen geschiedenis, op bijvoorbeeld vlees eten, op vis eten. Heb jij de documentaire Seaspiracy al gezien?’
Guido: ‘Nee.’
Jitske: ‘Als je die documentaire gezien hebt, ga je je vanzelf afvragen of je nog wel vis wilt eten. Ik at al vrijwel geen vlees, maar als je Seaspiracy gezien hebt, wil je ook geen vis meer eten. Toen ik dat zag, dacht ik: oh, daar óók al…’
Guido: ‘In hoeverre had je de neiging om die film zelf de schuld te geven?’
Jitske: ‘Dat was wel mijn eerste neiging, want als ik die film niet gezien had, had ik het niet geweten. Dus die film maakt mij wakker op iets dat ik niet wist. Daarvoor was ik blind. Maar nu is die blindheid ineens weg en dan móet je er wat mee.’
Guido: ‘Dan staart de realiteit je in al zijn rauwheid aan.’
Jitske: ‘Ja, dan moet je er dus opnieuw toe leren verhouden. Dat is ook wat we vanuit Deep Democracy zeggen: als je een ander geluid hoort, dan heb je je ertoe te leren verhouden. Dan moet je er ineens wat mee doen. Dus dankzij zo’n film word je wakker op een thema waar je je daarvoor onbewust van was. Dan gaat de stress omhoog. Dat is bloed-irritant. Want nu moet ik de hele tijd denken: ga ik die zalm wel of niet kopen? Hij smaakt ook minder lekker … Omdat je nu weet hoe het er blijkbaar in die sector aan toegaat …’
We zijn verhalende wezens
Dominantie-blindheid en minderheidsstress
Jitske: ‘In mijn boek Jam Cultures beschrijf ik de begrippen dominantie-blindheid en minderheidsstress. Die gaan over de vraag wat er gebeurt als je een nieuw perspectief werkelijk toelaat. Als je in het dominante verhaal zit – dat wil zeggen: dat verhaal waar mensen in zijn gaan geloven en wat bevestigd wordt door anderen – dan raak je blind voor de mogelijkheid voor iets anders. Dat is de zogenaamde dominantie-blindheid. Dat dominante verhaal kan zich overigens ontwikkelen zonder dat er een meerderheid van mensen voor nodig is. Degenen nu die fundamenteel anders naar dat dominante verhaal kijken, voelen de hele tijd dat die plek er niet mag zijn. Daarmee heeft die groep dus minderheidsstress.’
Om alle perspectieven boven tafel te krijgen, maakt Jitske Kramer gebruik van de principes van Deep Democracy: ‘De bedoeling van Deep Democracy is dat wat gezegd moet worden, ook gezegd wordt. Bij de vraag of alles ook gezegd kan worden, is altijd de discussie: maar wie bepaalt dan of dat echt gezegd moet worden? Daar gaat Deep Democracy over; van een besluitvormingsaanpak naar een methode waarin het ook over macht en ranking gaat. Mag je überhaupt iets anders zeggen of hoor je: “Nee, maar dát doet er niet toe.’ Als je iemand dat hoort zeggen, weet je dat er een stem wordt weggedrukt. Daarmee is Deep Democracy dus een methodiek waarmee de groep zich bewust wordt van de wijsheid van de minderheid en deze kan integreren. De andere waarde van Deep Democracy is: het faciliteren van dat hele proces. Daarmee gaat Deep Democracy ook over het creëren van psychologische veiligheid, wat nu een hele populaire term is. Je wilt immers een omgeving creëren waarin mensen – ongeacht de bestaande ranking of machtsverhoudingen, ongeacht het dominante verhaal – alle perspectieven kunnen horen en kunnen uitspreken. Als je niet alle perspectieven kunt of mag uitspreken, kun je ze ook niet horen.’
Het verspreiden van de minderheidsstress
Jitske legt uit wat er gebeurt op het moment dat we – zoals bij Deep Democracy – gaan luisteren naar alle stemmen, inclusief de stemmen die niet dominant zijn: ‘Stel dat ik vanuit het dominante verhaal vindt dat bijvoorbeeld “rood, rood, rood” een goed idee is. Dan komt er een ander en die zegt “blauw”. Dan vind ik dat maar raar. Ik ga me aan dat “blauw” irriteren. Ineens klopt mijn verhaal niet meer en moet ik mijn beeld bijstellen van de werkelijkheid. Het is veel makkelijker om “blauw” te negeren. Maar doordat anderen wel actief dit minderheidsverhaal ”blauw” blijven verspreiden, neemt de dominantieblindheid af bij degenen die altijd “rood” riepen. Met deze verspreiding van beelden, raakt ook de minderheidsstress verspreid. De reuring over de vraag of het “rood” of “blauw” is neemt toe. En dat is een goed idee, want daarmee kunnen we als groep weer nieuwe dingen zien. Via deze chaos komt creativiteit los en blijven we niet steken in twee oude opvattingen die elkaar lijken uit te sluiten.’
Als je in een cultuur iemand monddood maakt, dan pak je de tribe ook het lerend vermogen af.
De kunst om de cancelcultuur te cancelen?
Jitske spreekt zich ook kritisch uit over woke als beweging: ‘Wat ik lastig vind aan de woke-beweging, is de verharding daarin. Die verharding – en daar zijn de meningen erg over verdeeld, dus mensen zullen mij hierop aanvallen – zie je terug in de cancelcultuur die er mee gepaard gaat. Dat vind ik niet oké. Als je iets niet goed zegt, als je het verkeerde woord gebruikt, of als je de “verkeerde” persoon met een ander imago retweet, dan loop je al snel het risico gecanceld te worden. Alle uitspraken die je doet, worden door anderen bij voorbaat al in allerlei frames geplaatst. Dan kun je geen kant meer op. Terwijl ik geloof dat we in dat hele veld van langzaam wakker worden, allemaal chaotischer worden, dat de emotie toeneemt en we vast onhandige dingen zullen gaan zeggen. Ik ga in mijn onwetendheid dingen zeggen, waar iemand anders boos van wordt. Waarop iemand reageert: “Dat kan je niet meer zo zeggen”. Anderen doen dat ook. In die uitwisseling schuurt het. Dat hoort bij wakker worden en bij het ontwikkelen van meer bewustzijn. Maar wat je nu vaak ziet is dat mensen door dat cancelen gepolariseerd tegenover elkaar komen te staan en niet meer bereid zijn naar elkaar te luisteren. Of erger nog: dat er toegewerkt wordt naar een cancelcultuur, waarbij je een andere stem radicaal gaat boycotten. Ik deel de frustratie en woede dat mensen met veel aanzien seksistische en racistische dingen zeggen. Maar als je in een cultuur iemand monddood maakt, dan pak je de tribe ook het lerend vermogen af.’
Negatieve spiraal
Jitske duidt verder: ‘Ga je iemand cancelen, dan kom je met elkaar in een negatieve spiraal. Op belangrijke thema’s komen groepen in de samenleving hierdoor verder tegenover elkaar te staan. Dat zie je momenteel ook terug bij de jeugd. Bij 18-, 19-, 20-jarigen: die worden letterlijk en zonder pardon ineens op basis van één opmerking uit een chatgroep gezet. Dat gebeurt nu ook op TikTok regelmatig. Jongvolwassenen moeten zo op hun woorden letten … Ik krijg af en toe van mijn dochter filmpjes doorgestuurd, waarop te zien is hoe pubers of jongvolwassenen er gewoon in één keer uit komen te liggen. Het gewone goede gesprek wordt overgeslagen.’ Jitske beschrijft in feite hoe er sprake is van een letterlijke, moderne vorm van geëxcommuniceerd worden. Ze pleit voor wat meer barmhartigheid: ‘We moeten terug naar het besef dat communicatie gewoon een onwijs rommelig proces is…’
Communicatie is gewoon een onwijs rommelig proces …
Monsieur Cannibale
Jitske vervolgt: ‘Tegelijkertijd is de confrontatie met andere perspectieven voor mensen in het dominante verhaal dus bloed-irritant. Wie zullen zij daarvan de schuld geven? Ja, degenen die daarover begonnen. Dus: “Het was heel gezellig, totdat jij de hele tijd begon te zeuren dat zwarte piet niet zwart mag zijn. Daarvóór was het nooit een probleem.”’ We komen erover te spreken hoe door dit soort bewustwordingsprocessen Monsieur Cannibale in de Efteling inmiddels verdwenen is. Maar ook hoe andere cultuurhistorische iconen – in literatuur, in de kunst, in de vaderlandse geschiedenis – inmiddels herschreven worden.
Guido: ‘Ik hoorde onlangs dat een student het weigerde om Jan Wolkers’ Turks Fruit te lezen. Deze student wilde dit boek niet lezen, omdat diegene zich niet wilde associëren met het mensbeeld in dit boek. Er zijn vele reacties op zo’n weigering denkbaar vanuit een docent. Die reacties lopen uiteen van “Wolkers is een fantastische schrijver en zal altijd fantastisch blijven”, via “Hoezo weiger je deze kans om eens op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken?” tot en met “Probeer dit boek in zijn context te snappen en doorgronden” of “Zou je over de pijn die je ervaart eens een essay willen schrijven?”. Als ik het op mezelf betrek heb ik vroeger met plezier Kuifje gelezen en als ik daar nu in blader, dan schaam ik me kapot.’
Jitske: ‘Dat is niet te doen. Dat vreselijke beeld van de tien kleine negertjes. Alles waar we rondom zwarte piet afscheid van hebben genomen – of beter gezegd: waar ik afscheid van zou willen nemen – zie je in die stripboeken terugkomen.’
Guido: ‘Inclusief het voor de lol vermoorden van dieren. In hoeverre is het nodig dat tekeningen, kunst, literatuur door een soort wasstraat gaan en hoe verhoudt zich dat tot bijvoorbeeld de autonome vrijheid van kunstenaars, de vrijheid van meningsuiting en het gevaar van een soort “Commissie van Goede Zeden”?’
Jitske: ‘In musea is precies dit nu een enorm hot thema. Zij lopen bij hun bestaande kunstcollectie tegen oude bijschriften aan. Dan zie je een schilderij van een donkere vrouw en een witte man en dan staat erbij: “Wulpse negerin maakt schilderij exotisch…” Dat was misschien in 1920 een mooi gevonden tekst, maar dat haal je nu niet meer in je hoofd om dat zo op te schrijven. Als ik het goed begrepen heb, maken musea onderscheid tussen de duiding nu en wat de kunstenaar zelf heeft gezegd –dat laatste is dan gelinkt aan het tijdsbeeld waarin de kunstenaar leefde. Dus het punt wat mij betreft is: je hoeft de geschiedenis niet uit te wissen, maar het bijschrift dat de curator erbij schrijft moet wel geüpdatet worden, want zo’n tekst van net: dat doen we nu niet meer.’
Guido: ‘Dan kom je echt op de betekenisgeving bij het kunstwerk?’
Jitske: ‘Ja, als je dat helder maakt, dan kun je zelfs zeggen: “De curator in 1920 zei dit en dit. Tegenwoordig noemen wij het liever zus en zo en vinden wij er nu dit van hoe dat in 1920 werd gezien. De kunstenaar zelf noemde het zo en dat moet je zien in dat tijdsbeeld.”’
Guido: ‘Je zag vorig jaar dat een beeld van Piet Hein in Rotterdam beklad werd met spreuken als Killer en Dief. In hoeverre staat ons op meer plekken een moderne beeldenstorm te wachten?’
Kunnen wij nog kinderliedjes zingen over de helden die rijk zijn geworden van mensenhandel?
Jitske: ‘Hier stuit je vanuit bewustwording op zo’n lastig punt. Kunnen wij nog kinderliedjes zingen over de helden die rijk zijn geworden van mensenhandel? Of zeggen we op een gegeven moment: toen we het niet wisten waren Jan, Piet, Joris en Corneel helden. Maar nu ik anders weet? Kan ik hen dan nog steeds zo bezingen? En dan komt het stuk wat cultureel is. We willen onze voorouders eren, dus dat zongen we. Maar dat is met de kennis van nu steeds pijnlijker … Je moet daar dan ook met een ritueel afscheid van durven nemen en zeggen: we gaan het nu anders doen. Nieuwe liederen, nieuwe helden. Ook dat is kunst en zal in de toekomst wellicht weer bekritiseerd worden door onze kleinkinderen.’
Guido: ‘In hoeverre zie je deze patronen ook in organisaties?’
Jitske: ‘In organisaties zie je vergelijkbare dingen. In de geestelijke gezondheidszorg hadden we, zo dachten we, goede manieren om met mensen met geestesziekten om te gaan. Op een gegeven moment kwamen we tot het inzicht: een dwangbuis, isolatie of vastbinden op het bed en stroomstoten uitdelen zijn eigenlijk helemaal niet zo’n goede manieren. Dat moeten we misschien toch maar anders doen… Of denk aan de prikklok die verdwenen is, omdat we niet meer geloofden in deze mate van controle. En wat zal er gebeuren met onze manieren van reizen en woon- werkverkeer, met het oog op CO2-uitstoot?’
Woke als rank
Jitske vertelt waar ze ja zegt tegen de woke-beweging én waar ze een grens trekt: ‘Wat ik lastig vind aan de woke-beweging, is dat woke een rank wordt: hoe wakkerder je bent, hoe belangrijker en slimmer je bent. Dus mensen die niet woke zijn, zijn moreel misschien wel minder.’ Jitske is even stil. ‘Tegelijkertijd zit daar een spanning op. Want elk activisme, elk wakker schudden – op welk thema dan ook in de geschiedenis – gaat over een voorhoede van mensen die iets ziet en de rest van de mensen hier tot het irritante toe mee confronteert.’
Elk activisme, elk wakker schudden – op welk thema dan ook in de geschiedenis – gaat over een voorhoede van mensen die iets ziet en anderen daarmee confronteert.
Speciaal begaafd
‘Wat ik tof vind aan de woke-beweging is dat ze wakker schudden op allerlei thema’s. Doordat je je ergens bewust van wordt, verdwijnt the blissful ignorance, de verrukkelijke onwetendheid. Kijk, in de jaren vijftig of zestig werden kinderen met het syndroom van Down zonder problemen mongooltje genoemd. Of in Groningen werden moeilijk lerende kinderen butje genoemd. Er komt een moment dat we moeten zeggen: we gaan niet meer zo naar mensen kijken. Vanuit dat groeiend bewustzijn ontwikkelen we nieuwe taal en komen andere begrippen in zwang. We hebben het over mensen met een beperking, over mensen met een handicap, of bijvoorbeeld over mensen die speciaal begaafd zijn. Net zo goed maakt het uit of je wijken een achterstandswijk, een probleemwijk, een krachtwijk of een prachtwijk noemt. De vraag is: welk label geven we aan iets wat afwijkt? Welke naam geven we aan iemand die anders is?’
Welk label geven we aan iets wat afwijkt?
Welke naam geven aan iemand die anders is?
Een nieuw verhaal
Jitske vervolgt: ‘En dit stuk is zo precair, omdat de haves en de haves not, degenen die pijn ondervinden van een bepaalde geschiedenis en degenen die daar het genot van ondervinden, hier een heel ander verhaal op hebben. Of je je dat nu bewust bent of niet. Dat begint met taal. Want in taal, daar zit al zo veel in. Degenen die heel ver van een bepaald woord afstaan, hebben zoiets van: “ja, wat maakt dat nu uit? Het is maar een woord.” Maar hoe dichter je bij de pijn van zo’n woord staat, hoe meer je ’m gaat voelen. En hoe meer je ’m ook als buitenstaander gaat voelen, des te meer raak je geïrriteerd, want nu moet je er de hele tijd over nadenken. Als woorden die je zegt de ander pijn kunnen doen, ook als je het zo niet bedoelde, dan kun je het gevoel krijgen “dat je hier ook niets meer mag zeggen in dit land …” Tegelijkertijd is dat dus ook het begin om met elkaar een nieuw verhaal te gaan schrijven.’
Wil je Jitske Kramer zelf live meemaken, kom dan op dinsdag 28 juni naar het Jaarcongres Verandermanagement in het AFAS-theater in Leusden, waar zij onder leiding van dagvoorzitter Ben Tiggelaar met een helder en inspirerend veranderverhaal de afsluiting van de dag verzorgt.
Door: Guido van de Wiel
Guido van de Wiel (Wheel Productions) is organisatiepsycholoog, (schrijf)coach en ghostwriter. Auteur van boeken als Durf het verschil te maken (i.s.m. Merlijn Ballieux), Van meetbaar naar merkbaar, van duurzaam naar dierbaar, Organiseren met toekomst en Innoveerkracht. www.wheelproductions.nl