De man die het eerste sprak over duurzaamheid, de ‘uitvinder’ van het begrip zogezegd, was de Duitser Hans Carl von Carlowitz (1645-1714). Hij schreef vlak voor zijn dood het werk Sylvicultura oeconomica, oder haußwirthliche Nachricht und Naturmäßige Anweisung zur wilden Baum-Zucht (1713) waarin hij de term ‘nachhaltigkeit’ introduceerde.
Als opzichter van het werk in zilvermijnen in Zuid-Duitsland gaf hij aan dat ‘… dass nicht mehr Bäume geschlagen würden, als auch wieder nachwachsen können.’ Dat betekent zoveel als: niet meer bomen omkappen voor het stutten van de mijngangen dan dat er hout groeit. Evenwicht zoeken, de natuur niet overbelasten en uitputten, dat is de idee. En dat noemen we sindsdien duurzaamheid.
Sinds 1986 wordt elk jaar uitgerekend op welk moment die balans verstoord raakt. We noemen dat ‘Earth Overshoot Day’ (EOD). Die dag in het jaar geeft het moment aan waarop de mensheid wereldwijd net zoveel van de natuurlijke grondstoffen heeft opgebruikt als wat de aarde in één jaar tijd kan genereren.
Het idee van duurzaamheid heeft ruim 300 jaar later nog niets aan actualiteit ingeboet.
Vanaf dat moment start de overbelasting en leven we eigenlijk op ecologisch krediet. In 1986 was dat op 31 december, in 2009 op 25 september en in 2016 op 8 augustus. Het gaat dus steeds sneller de verkeerde kant op met de balans. We gebruiken meer en meer en steeds sneller. Het idee van duurzaamheid heeft ruim 300 jaar later nog niets aan actualiteit ingeboet.
Duurzaam organiseren
Duurzaamheid is een organisatorische opgave en komt tot uitdrukking in de keuzes die we maken binnen een (dominant) maatschappelijk kader. Dominant in dat kader is dat de economie prioriteit heeft, dat alles ten dienste staat van die economie. Als het slecht gaat met de economie, gaat het slecht met de mensheid, dat is de kern van het denken eronder.
Sleutelbegrip daarbinnen is groei gebaseerd op productie van goederen en diensten. Dus meer spullen maken en verkopen is het adagium. Hoe korter deze meegaan, des te beter. Dat betekent steeds meer grondstoffen gebruiken en dat in een wereld waar er steeds meer mensen bijkomen die willen eten, reizen, wonen.
Helaas is een echt radicaal verminderingseffect ver te zoeken. Dat komt omdat de economie zelf niet ter discussie staat. Dus er verandert eigenlijk niets.
Om deze tredmolen iets te remmen proberen we keuzes te maken in het ‘minderen’ van zaken. Dat betekent iets minder grondstof gebruiken, of minder fossiele energie of wat minder kilometers om zaken te vervoeren. Historisch gezien noemen we dit eco-efficiency, een begrip gelanceerd door de World Business Council for Sustainable Development (WBCSD) in 1994. Onder dit begrip gaat een waaier aan concepten schuil als de drie P’s van ‘People, Planet, Profit’, de Natural Step of concepten rond radicale grondstofreductie bij productie. In aanvulling hierop proberen we grondstoffen te vervangen, de zogeheten substitutie met hernieuwbare bronnen.
Helaas is een echt radicaal verminderingseffect ver te zoeken, gelet op het jaar na jaar naar voren opschuiven van de EOD. Dat komt omdat de economie zelf niet ter discussie staat. Dus ten principale verandert er eigenlijk niets.
Circulair organiseren
Sinds kort, maar historisch gezien zeker al weer een halve eeuw, praten we over een circulaire economie. Dat is een economie waarin de dode materie, dus grondstoffen, producten en onderdelen, langer meegaan. Dat kan door hergebruik of levensduurverlenging. En nee, dat geldt niet voor alles (een hamburger eten we gewoon op) en ook niet onbeperkt (papier kan maar een beperkt aantal keren hergebruikt worden).
Het gedeelte van de economie dat in aanmerking komt om te circulariseren vraagt om circulair organiseren. Ook hier is dus sprake van een organisatorische opgave. Dat begint niet aan het einde van de waardeketen als afval bekeken wordt met het oog op restwaarde, maar aan het begin daarvan, bij het ontwerp van producten en de grondstoffen die daarvoor gebruikt worden.
Een circulaire economie is gebaseerd op een ander adagium, namelijk grondstoffen langer uitnutten door deze georganiseerd in omloop te houden.
Een circulaire economie is daarmee gebaseerd op een ander adagium, namelijk grondstoffen langer uitnutten door deze georganiseerd in omloop te houden. Er ontstaat dan een economie van hergebruik en niet van verbruik, van bij herhaling verwaarden van hetzelfde ten opzichte van een eenmalige transactie. Vertaald in concepten verschuift daarmee de aandacht van de materie naar de functie en dat wordt steeds vaker benoemd als de trend tot verdienstelijking. En daarmee verandert ten principale een deel van de economie.
Een kwestie van kiezen?
We praten al heel lang én met verve over nut en noodzaak van duurzaamheid. Zeker in Nederland maar ook in Europa is daar recent een discussie én ambitie over het streven naar circulaire economie bijgekomen. In dat debat lijkt het vaak wel alsof we moeten kiezen tussen de verduurzaming van de lineaire economie of een ongedefinieerde duurzame circulaire economie. Termen, begrippen en concepten buitelen in dat debat over elkaar heen met als gevolg een verwarrende talige potpourri, een actuele variant van de Babylonische spraakverwarring.
Vaak lijkt het wel alsof we daarbinnen moeten kiezen tussen twee uitersten, de lineaire en de circulaire ‘school’. We zijn voor of tegen het een of het ander, het is een kwestie van ja of nee.
Wij mensen kunnen niet bestaan buiten onze economie. En daar zit de kneep: we moeten de bestaande lineaire economie radicaal verduurzamen én dat deel dat kan en relevant is, circulair organiseren.
Maar zo ongenuanceerd simpel liggen de zaken niet. Wij mensen kunnen niet bestaan buiten onze economie; we zitten daar aan vast, hebben deze nodig om te (over)leven. En daar zit de kneep. Dat betekent dat we de bestaande lineaire economie radicaal moeten verduurzamen én dat deel dat kan en relevant is, circulair organiseren. Het is een kwestie van en-en en niet van of-of.
Dat samengevoegd leidt tot de maatschappijbrede opgave om per omgaande vaart te maken met het verduurzamen én circulair organiseren van de economie. Dus circulair is complementair aan lineair. En nee, dit is geen vrijbrief voor een onduurzame lineaire economie door te roepen dat we niet zonder kunnen. Gelukkig werken we nu in Nederland vanuit de overheid en met een breed maatschappelijk draagvlak aan zeven transitie-agenda’s die dat moeten bespoedigen. Die moeten er wel snel komen én impact hebben, want anders is op korte termijn de EOD in het voorjaar te verwachten.
Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op nieuwe business modellen in een veranderende economie. Samen met Hans Stegeman, Niels Faber en Ivo Kothman heeft hij in 2016-2017 een onderzoek uitgevoerd naar de stand van het land rond de Circulaire Economie en Business Modellen in het bijzonder.
Meer leren over de Circulaire Economie?
In maart 2019 start de Collegereeks Circulaire Economie.