Deze week is het weer zover. Terug van Ameland, de Ardèche of de Azoren gaan we collectief weer aan het werk. De laatste collega’s zijn het afgelopen weekend thuis gekomen. Nog even uitpakken, nog een heel kort moment nagenieten en dan klaar. De kampeerspullen, caravan en al het andere vrijetijdsgerei weer naar de berging. Het feest dat vakantie heet is definitief voorbij. Een mooi moment om het nieuwe jaar te openen met plechtige toespraken en eerste vergaderingen. Wat staat ons te wachten en welke kant gaat het op? Zeker in onderwijsland is dat te doen gebruikelijk. Dus ook hier een vooruitblik, maar dan geheel op persoonlijke titel. Een vooruitblik waaruit zorg spreekt.
Dit jaar ben ik in tegenstelling tot andere jaren begin augustus al weer teruggekomen van vakantie en voorzichtig-aan begonnen met werken. Dat viel niet mee, zeker de eerste dagen niet. Alles en iedereen om je heen is in vakantiestemming, de gangen zijn verlaten, secretariaten onderbemenst en, gelukkig, er komt amper mail binnen. Zo’n mail-luwe periode is een waar geschenk.
Maar eenmaal door de pseudo-terug-van-vakantie-depressie heen was het fantastisch. Alle ruimte om met rust te denken en dat ook de tijd te gunnen. Daar komt het normaliter eigenlijk niet van. Gewoon eens een aantal ideeën uitwerken, schetsen maken, wat schrijven, literatuur zoeken, erop kauwen, nog eens kijken, nachtje over slapen, delen digitaal of gewoon weggooien, wat zaken weer eens terughalen en al denkenderweg komen tot de uitwerking van een paar gedachten, die aansluiten op ander denken.
In alle eerlijkheid en oprechtheid: wat een feest. Wat geweldig om met rust te kunnen denken en dat denken af te maken.
Afgelopen maand vonden ook de eerste vergaderingen weer plaats. Dat zijn er gelukkig niet veel en er valt ook niet zo veel te melden. Dus is het juist een mooie periode voor het management om een tournee langs medewerkers te maken met de trends en ontwikkelingen voor de komende jaren. Dat gaat niet over extra geld om te verdelen, mocht u dat denken. Misschien al tien jaar is het credo in het onderwijs dat er minder geld is, dus dat er meer gedaan moet worden in dezelfde tijd. Dat zal dit jaar niet anders zijn.
Nee, dit keer ging het over data en databeheer. Over de systemen die daarvoor ontwikkeld gaan worden en wat dat betekent. Een lang verhaal in het kort: wie data gaat genereren, moet vooraf tot in de kleinste details al bedenken hoe dat gaat plaatsvinden en wat er met deze data gedaan gaat worden en dat allemaal minutieus vastleggen. De data zelf moeten op basis van zogeheten ‘consent verklaringen’ verzameld worden en opgeslagen in een centraal systeem (nee niet in de ‘Cloud’ maar in een apart systeem). Dit moet gedaan worden door de medewerkers of het team in kwestie. Deze data zijn dan beschikbaar voor hergebruik én zijn de basis voor controle.
Volgens insiders zijn data op deze manier beter beveiligd én beschikbaar voor derden. Er komt natuurlijk onvermijdelijk zoiets als ‘Data-politie’ die gaat controleren of dit allemaal netjes gebeurt. Dat kan niet anders. En nee, er komt natuurlijk geen extra tijd hiervoor beschikbaar; het moet gedaan worden in de tijd die er al is. De ambitie is dat dit data-borgingssysteem met een jaar of drie uitgerold en operationeel is.
Bij mij ontstaat bij het horen van dit soort deze maatregelen een diepgeworteld gevoel van narrigheid en recalcitrantie. Eerste moest het studierendement omhoog (meer studenten ‘processen’ in kortere tijd), daarna was het credo om meer geld van buiten te halen (de zogeheten ‘derde geld’ instroom opkrikken). Bovendien is het nog steeds zeer gewenst om maatschappelijk betrokken te zijn, wat zich o.a. uit in een scala aan praatjes, een radio-optreden hier en daar, een opinie in 120 tekens, een gratis advies voor de politiek en natuurlijk deelname aan commissies (waar natuurlijk geen geld voor is).
Ondertussen moet vooral niet vergeten worden om mee te doen met de stoelendans rond de zogeheten ‘grote financiële aanvragen’, hetzij nationaal, hetzij Europees (met gemiddeld een succes kans van ver onder de 10%). Natuurlijk is daar wel wat steun voor, maar de bulk van het werk komt toch maar bij een paar mensen terecht. Het is niet lastig te raden wie. En ondertussen moet de ‘output’ waar echt mee gerekend wordt, de wetenschappelijke artikelen, wel op peil blijven. Want ja, wie niet publiceert, telt niet mee. En het onderwijs zelf? Tja, dat doe je zo efficiënt mogelijk er gewoon bij, want daar is amper nog tijd voor.
Laat één ding helder zijn: ik heb een geweldige en bevoorrechte baan. Ik zou niet anders willen. Een baan waar ik gevraagd wordt om vrij na te denken en daarmee, hoe bescheiden ook, thema’s die er toe doen verder te helpen. Dat geldt niet alleen voor mij, maar onverminderd voor mijn collega’s. Wat ons bezig houdt, de motor onder ons doen en laten, is dat vrije denken. Met passie, met betrokkenheid. Echt, dan kijken we niet op een uurtje meer of minder, want dat doet er niet toe. Er is gewoon niets mooiers dan onderzoek op te zetten, daardoor een gedachte helder te krijgen, dat op te schrijven en de uitkomst te delen via een publicatie of een vertoog.
Maar als we zo doorgaan, als we steeds meer ruimte geven aan de rekenmeesters, aan de managers en daar de komende jaren nog nieuwe controlemechanismen aan toevoegen, als we steeds meer aandacht geven aan ‘het systeem’ en niet aan de bedoeling, als we dat allemaal moeten doen in tijd die steeds schaarser aan het worden is én met een chronisch gebrek aan geld, dan wordt het tijd om afscheid te nemen. Dan ga ik wel in mijn eigen vrije tijd, vrij denken en wordt mijn werk systeemsatisfactie realiseren. Of ik daar op zit te wachten …?
Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op duurzame en sociale business modellen in een veranderende economie. Recent heeft hij een landelijk onderzoek naar Business Modellen voor de Circulaire Economie uitgevoerd (zie: bit.ly/2dSu9S8). Momenteel werkt hij aan onderzoeksvoorstellen rond icoonprojecten die de circulaire economie kunnen ‘boosten’. Hij is tevens voorzitter van het landelijke NWO onderzoeksprogramma naar Duurzame Business modellen.