De laatste tijd breekt het besef door dat er meer dan de 5 bekende leervoorkeuren bestaan. Het Tijdschrift voor Begeleidingskunde zet het spotlight op één daarvan: intuïtief leren.
Geschatte leestijd: 4 minuten
Mensen hebben elk hun eigen leerstijl en -voorkeur. Elke (bedrijfs)opleider ziet ze langskomen in zijn beroepspraktijk: de kunstafkijkers, de participeerders, de kennisverwervers, de oefenaars en de ontdekkers, – en de diverse mengvormen hiervan. Het is handig om ze te onderkennen, want ze vragen allemaal een net iets andere aanpak.
De vijf voorkeuren zijn:
- De kunstafkijker: de (uitdagende en onvoorspelbare) dagelijkse praktijk is de beste leerschool.
- De participeerder: leert graag van en met anderen.
- De kennisverwerver: zoekt naar objectiviteit en wil fouten voorkomen.
- De oefenaar: leert bij voorkeur onder begeleiding en door herhaling.
- De ontdekker: wordt gegrepen door nieuwe ontwikkelingen en onbekend terrein.
De laatste tijd breekt het besef door dat er nog meer leervoorkeuren bestaan. Het Tijdschrift voor Begeleidingskunde zet het spotlight op één daarvan: intuïtief leren.
Kenmerken van intuïtief leren
Lees ook:
Waarom organisaties niet leren
Een intuïtief lerende verzamelt zijn informatie niet door actieve interactie met de mensen om zich heen, maar ‘pikt deze op’ in zijn omgeving. Intuïtieve kennis is een soort associatieve ervaringswijsheid op een of meer terreinen waar iemand al veel van af weet. Wie intuïtief leert lijkt zich nauwelijks in te spannen en zich zelfs vaak amper bewust te zijn van wat hij doet. Mensen met een intuïtieve leervoorkeur zijn voor een begeleider niet de makkelijksten. Ze zijn vaak onnavolgbaar, kunnen nogal gesloten overkomen en soms moeilijk benaderbaar zijn. Ze leren bij voorkeur in een complexe omgeving met veel stakeholders, waar ze hun onbewuste stijl van leren de ruimte – en de tijd! – kunnen geven.
Twee varianten van intuïtie
In professionele leerprocessen zijn twee vormen van intuïtie te onderscheiden: patroonherkenning en probleemoplossing of creatieve ingeving, ook wel systeem-1 en systeem-2 denken genoemd. Intuïtie als patroonherkenning zie je vaak bij ervaren professionals die door de tijd heen competenties of vakmanschap hebben opgedaan volgens de befaamde tienduizend uren-regel: als je een handeling heel vaak doet, word je er goed in en voel je uiteindelijk vanzelf aan wat er in een bepaalde situatie moet gebeuren. Deze vorm van intuïtie is dus eigenlijk meer een resultaat van leren dan een voorkeur voor een bepaalde manier van leren.
Intuïtie als probleemoplossing of creatieve ingeving is een proces dat begint met een analyse van de situatie, waarna er een moment van stilstand optreedt. Je loopt vast, weet het even niet. Dan stop je met nadenken en legt het vraagstuk een tijdje in de ijskast. Vervolgens krijgt het ‘slimme onbewuste’ de tijd om aan het werk te gaan. Na een incubatieperiode – waarin de betrokkene iets heel anders gaat doen – komt dan de oplossing ‘vanzelf’ naar boven, vaak op een onverwacht moment. Die oplossing is dan nog niet helemaal ‘af’, er moet nog aan geschaafd worden.
Verschil door tijdsverloop
Een belangrijk verschil tussen patroonherkenning en creatieve ingeving zit in het tijdsverloop. In het eerste geval gaat het oplossen van een probleem of verwerven van een inzicht – op basis van de vele uren ervaring die men al heeft – snel. In het tweede geval moet er letterlijk de nodige tijd overheen gaan. Ook is de mate van bewustzijn verschillend. Bij patroonherkenning kan de lerende meestal heel duidelijk uitleggen wat hij doet of deed, bij intuïtieve probleemoplossing juist niet.
De beide soorten van intuïtief leren hebben gemeen dat ze geschikt zijn voor complexe situaties, en dus helemaal passen in deze tijd.
Bron: Manon Ruijters, Robert-Jan Simons, Marjolein Wallenaar en Edward de Boer, in: Tijdschrift voor Begeleidingskunde, nr. 1-2014.