‘Als wethouder ben je niks. De gemeenteraad, het college van B&W en de burgemeester zijn de bestuursorganen van de gemeente.’ Dit adagium helpt wethouder Rogier Tetteroo bij zijn werk als wethouder in Gouda. Het eigen normenkader is daarbij essentieel. Teun Hardjono bekijkt integriteit en compliance vanuit de vier paradigma’s van kwaliteit: ‘Het vierde paradigma benadert het dichtst de politieke realiteit’. Een gesprek over integriteit, compliance, de politiek en de vier paradigma’s van kwaliteit.
De ontmoeting vindt plaats in het Huis van de Stad in Gouda, in de werkkamer van de wethouder, met ruim uitzicht over de stad. Ze kijken beiden vergenoegd naar ‘hun’ stad. Teun Hardjono is gemeenteraadslid voor het CDA. Rogier Tetteroo, PvdA, is wethouder Ruimtelijke Ordening, Wonen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Teun heeft zijn sporen royaal verdiend in de kwaliteitskunde, was hoogleraar en heeft diverse boeken op zijn naam staan. Onlangs legde hij de laatste hand aan zijn nieuwste boek over de vier paradigma’s in kwaliteit, dat hij schreef samen met Everard van Kemenade. Rogier Tetteroo is van origine kandidaat-notaris en werkte bij verschillende notariskantoren in Rotterdam. Was gemeenteraadslid in Gouda en sinds 2014 wethouder, een baan die hij nog enkele jaren hoopt te mogen blijven doen want hij voelt zich als een vis in het water.
Wat is compliance?
Teun: ‘Met compliance bedoelen we ‘voldoen aan de regels’. Dat is niet hetzelfde als integer. Integendeel, er is altijd ruimte, er zijn altijd omstandigheden waarin je zelf moet blijven nadenken en je eigen normenkader moet blijven inzetten. Hoe ging je als kandidaat-notaris om met integriteit en compliance en hoe verschilt dat met je huidige functie van wethouder?’
Rogier: ‘In het notariaat is de laatste jaren veel werk gemaakt van ethiek, integriteit, governance, ethische codes. De notariswet is aangescherpt omdat men er in het notariaat misschien wel te lang van is uitgegaan dat “notariaat” synoniem is met “zich houden aan de wet”. Helaas waren er toch voorbeelden van notarissen die de wet niet hebben gevolgd. Waar er iets geks gebeurde met nalatenschappen. Of waar onroerend goed van één ton op dezelfde dag doorverkocht werd voor zes ton, zonder de fiscus te attenderen, zonder zelf na te denken over hoe het kan dat een pand op dezelfde dag vijf ton meer waard wordt. De notaris legt een eed af bij de rechtbank dat hij alles doet of nalaat wat bevorderlijk of onverenigbaar is met de wet en het ambt van notaris. Maar dat gaat uit van een steriele laboratoriumopstelling. In de dagelijkse praktijk van het notariskantoor moet hij zijn diensten leveren, maar het denken moet daarbij niet stoppen. Het kwam niet heel veel voor maar genoeg om onrust te veroorzaken en het vertrouwen in de beroepsgroep te schaden. Het heeft er ook toe geleid dat de toelatingseisen van de opleidingen scherper werden. De manier waarop je met cliënten omgaat als het gaat om een testament werd weer uitgediept. Zoals zorgen dat je alleen met de cliënt aan tafel zit, niet met de schoonmoeder of de zwager erbij. Ontwerpen vooraf toesturen zodat mensen niet verrast worden op de dag dat ze de akte komen ondertekenen. Schriftelijk alles vastleggen enzovoort. Kwaliteitsverbetering dus.’
Vier paradigma’s van kwaliteit
Teun Hardjono: ‘Binnenkort verschijnt er een boek van mijn hand over vier paradigma’s van kwaliteit. Het eerste paradigma is ‘meten is weten’. Dit betekent: ik kan objectief, empirisch vaststellen of iets voldoet aan de eisen. Als ik jou hoor heeft de gemiddelde notaris daar al een probleem.
Het tweede is het referentieel paradigma, daar heb ik me de afgelopen dertig jaar mee beziggehouden. Er is dan sprake van een model, een standaard. In de kwaliteit hebben we het dan over bijvoorbeeld ISO-normen. Daar liggen bepaalde opvattingen aan ten grondslag die in de loop van de tijd worden aangepast, maar die je toetst aan de opvattingen van dat moment. Je ziet concurrerende modellen ontstaan, bijvoorbeeld een Europees en een Amerikaans model. Er ontstaan dan vaak discussies over welk model we nu vertegenwoordigen. Ik hoor jou in de correcties in die hoek zoeken.
Het derde paradigma is het reflectief paradigma. Dit gaat over filosoferen. Daar kun je in de praktijk niet zo heel erg veel mee omdat je over alles een filosofische vraag kunt stellen.
Het vierde is het emergentie paradigma. Dat staat voor “naar de kennis van vandaag, naar beste weten, alles onderzocht hebbende. Ik stel nu vast dat het zo is, maar ben bereid nu al toe te geven, om mogelijkerwijs, over enige tijd er anders over te moeten gaan denken en oordelen”. Dat is een lastige. Met name in bijvoorbeeld de rechtspraak is dat de eeuwige discussie: hoe kan het dat een dief in Groningen voor hetzelfde vergrijp een heel andere straf krijgt dan een dief uit Rotterdam. Maar een rechter zal waarschijnlijk zeggen: geen enkele casus is precies hetzelfde.’
Rogier: ‘Nee, dat is hetzelfde als de uitspraak “in gelijke gevallen wordt gelijk gehandeld”. Er moet nog een jurist gevonden worden die twee casussen kan vinden die helemaal gelijk zijn. Hij zal altijd iets vinden wat net iets anders was. Maar om aan te sluiten bij de vier paradigma’s, de laatste is usance in de notariaatspraktijk. Ik noem het maar de disclaimer, dat de notaris het meteen meldt als hij iets constateert.
De vier paradigma’s in het politieke discours
Teun: ‘Als je de vier paradigma’s doorschuift naar het politieke discours, dan kun je het zo uitleggen: het empirische paradigma gaat uit van “feiten zijn feiten”, meningen bestaan niet of zijn niet relevant. Maar soms is het ook gewoon zo. Het tweede paradigma gaat over ideologie, op het niveau van de politieke partijen. Het derde paradigma is filosoferend, dat zijn leuke denkoefeningen, maar dan kom je niet tot besluiten. Blijft over het vierde paradigma. Dat komt naar mijn idee het dichtst bij de politieke realiteit. Hoe kijk jij daar als wethouder tegenaan?’
Rogier: ‘Vanuit mijn vorige rol als raadslid en nu als wethouder heb ik de neiging te antwoorden dat we niet naar dit soort rechtvaardigingen zoeken. Bij welke beslissing zouden wij het vierde paradigma nodig hebben? Of is het zo dat het in de politiek automatisch zo is? Dat we in de beslissingen die we nemen zo afhankelijk zijn van het tijdsmoment, dat ze altijd onderworpen zijn aan “volgende week of volgend jaar kan het altijd anders of beter zijn?”’
Duurzaamheid
Teun: ‘Laten we dan eens naar een recente casus in Gouda kijken: duurzaamheid.’
Rogier: ‘Over duurzaamheid wordt heel veel gepraat. Wat het lastig maakt is dat bijna iedereen in de raad zijn eigen definitie van duurzaamheid hanteert. Het wordt vaak verengd op wonen: gasloos bouwen, zonnepanelen op het dak, afvalverwerking zoveel mogelijk recyclen en hergebruiken enzovoort. Maar ik vind juist in de politieke arena weinig terugkomen van de politieke kleuren van de partijen. En ik zie vooral 35 mensen worstelen met de vragen “gaan we erover?” “wat moeten we ervan vinden?”’
De kwaliteit van de besluitvorming zou nog veel beter kunnen, vindt Rogier Tetteroo. ‘De raad stelt bijvoorbeeld een nota vast. Wat is dat dan voor besluit, waar gaat het over, wat zijn in de nota de vijf kenmerkende elementen? Waarom juist deze nota, over dit onderwerp? Daar is nog een wereld te winnen. Daar zouden de paradigma’s misschien bij kunnen helpen omdat ik denk dat we geen last hoeven te hebben van het filosofische of ideologische. Ik geloof wel dat de feiten nog een stuk beter kunnen.
Teun: ‘Laten we een andere casus nemen, de Goejanverwelledijk.’
Als het aan de gemeente ligt, worden aan de oever van de IJssel enkele luxe huizen gebouwd, de bouwpercelen staan te koop. Het bouwplan roept echter nogal wat weerstand op in Gouda. Een werkgroep wil een openbaar toegankelijk gebied van minimaal 25 meter breed in het bouwplan laten opnemen, waardoor blijvend uitzicht op de rivier wordt gegarandeerd.
Rogier: ‘Wat ik – als ik erop terugkijk – jammer vond aan de besluitvorming is dat er in de mal van drie weken een beslissing is genomen die van grote invloed is op de IJsseloever, die in 2008 was gebombardeerd als te beschermen waarde.
Er is een tien jaar oude visie op losgelaten die aan alle kanten losse eindjes kent, waar geen geld en middelen beschikbaar voor zijn. Als bestuurder heb ik er moeite mee dat het mensen raakt, we pretenderen met de visie een algemeen belang te dienen, maar tien jaar na dato moet er een concrete beslissing genomen worden, zonder eerst de visie uit te diepen en vervolgens toe te passen. Daarmee bewijs je het algemeen belang geen optimale dienst.’
Teun: ‘In de slipstream ontstond nog een visie op een ander stuk in de stad. Dit zou bij het referentieel paradigma horen: je bedenkt iets, daar kun je ruzie over maken, maar voorlopig baseer je je besluiten daarop. Ik heb nu ontdekt dat ze vaak onmiddellijk in beton worden gegoten. Dan gaat het opeens bij het empirische paradigma horen. Dan weet opeens iedereen waarom het niet past en waarom het dus niet goed is. Zelf heb ik de neiging om te zeggen, het is mooi om zo’n visie of model neer te zetten, maar als je dat vervolgens vaststelt en het wordt een blok aan je been voor alles wat er moet gebeuren, dan zou je daar toch niet voor moeten zijn.’
Teun: ‘Het is mooi om een visie of een model neer te zetten, maar als het vervolgens beton wordt gegoten, is het een blok aan het been.’
Rogier: ‘Ik ga wel mee in die gedachte. Het wordt inderdaad gebracht alsof het een in beton gegoten feit is, maar de visie was al niet goed uitgewerkt. Als jurist heb ik daar ook moeite mee. Er werd bijvoorbeeld gesproken over “transformatie van bedrijfsvastgoed”. Er stond bij dat er “kleinschalige en passende woningen” denkbaar waren. Maar kleinschalig en passend waren nergens gedefinieerd. En juist die kreten werden door anderen verabsoluteerd. Daar had veel meer ruimte voor discussie moeten zijn.’
Leiderschap
Teun: ‘In modellen die we kennen in de kwaliteitszorg gaat het ook over “leiderschap”. Maar wat dat precies inhoudt en over welke vormen we het hebben, dat staat in het model niet precies gedefinieerd. Iedereen die zich beroept op het model heeft daar een eigen beeld bij.’
Rogier: ‘Wat vaak het probleem is, is dat er op zich een mooie visie of een mooi model is, maar er zijn nog geen handen en voeten aan gegeven. Noodgedwongen volgt een deelplan dat naadloos past in het model. Alleen wat dan precies? Vervolgens heeft iedereen meteen een mening, zonder de moeite te nemen in “helicopter view” vragen te blijven stellen om een beter oordeel te kunnen vellen over de situatie.’
Teun: ‘Waar modellen bij hebben geholpen, ook in de kwaliteitskunde, is de discussie op gang brengen.
Teun: ‘Waar die modellen wel bij hebben geholpen, ook in de kwaliteitskunde, is de discussie op gang brengen. Nadenken over vragen als: als we kwaliteit zo belangrijk vinden, waar hebben we het dan over? Daar is een waaier aan meningen over gekomen. Tegelijkertijd zie je dat het verhardt. Dat het empirisch wordt toegepast. Maar het ergste vind ik dat dan de aansluiting op het strategisch niveau kwijt is. Het wordt dan het speeltje van deskundigen, terwijl de echte beleidsmakers er niks meer mee hebben.’
Integriteit en compliance in het openbaar bestuur
Net als kandidaat-notaris heeft Rogier Tetteroo als wethouder een eed afgelegd. ‘Als kandidaat-notaris zit je in een vrij helder keurslijf. De functie van wethouder is een veel meer omvattende baan. We hebben een integriteitscode waarnaar we moeten handelen, zoals niet voor eigen gewin gaan, geen geschenken aannemen, geen toezeggingen doen, zeker niet als je weet dat je er niet over gaat. Maar je eigen normenkader vind ik daarin essentieel. Stel, ik leg een biljartje in een café en doe intussen zaken. Dat is dan toch in het belang van de gemeente? Maar ik vind dat dat niet kan. Een wethouder is niks. Het college van B&W, de burgemeester en de gemeenteraad zijn de bestuursorganen. Ik kan als wethouder dus helemaal geen zaken doen. Ik kan hooguit gesprekken voeren en goed luisteren. Dat doe ik altijd met ambtelijke ondersteuning. Want er kunnen misschien situaties ontstaan waarin de verleiding groot is, omdat je heel graag iets wilt in het belang van de stad, dat je bijvoorbeeld aan een ontwikkelaar net iets te veel informatie prijsgeeft. Daar moet je heel scherp op zijn, zeker als wethouder bouwen en wonen.’
‘Dat ik kandidaat-notaris ben geweest heeft mij in deze baan als wethouder erg geholpen. Ik heb geleerd neutraliteit te betrachten tussen partijen. En geleerd autoriteit uit te stralen: dit zegt de wet of het reglement. Dat helpt in de gesprekken. Het lastige is dat je als wethouder wel deel wilt uitmaken van diezelfde samenleving. Raadsleden zitten ook met dat dilemma. Je moet volksvertegenwoordiger zijn en je wordt verwacht op een buurtfeest. Wanneer gaat een gesprek over koetjes en kalfjes over in een gesprek dat veel te ver gaat, waarin te veel wordt gezegd? Iedereen moet daar heel scherp in blijven. Ken je context, waar ga je naartoe, wat is je boodschap. Wij hebben een paar simpele spelregels afgesproken. Op recepties en dergelijke ga je nooit als laatste weg.’
Rogier: ‘Wanneer gaat een gesprek over koetjes en kalfjes over in een gesprek dat veel te ver gaat, waarin te veel wordt gezegd?’
Teun: ‘Dat verbaast me. Er is een integriteitscode die vier cm dik is, maar zoiets eenvoudigs als je verlaat nooit als laatste een receptie heb ik nog nooit gehoord.’
Rogier: ‘Je kunt pakken papier volschrijven hoe wij als gemeente verwachten dat iemand zich volgens de normen van de gemeente integer gedraagt. Maar ook je eigen normenkader en je gezonde boerenverstand zijn daarin essentieel. Als wethouders hebben wij heel nadrukkelijk gezegd, en het is heel belangrijk dat voortdurend te beseffen: een wethouder is niks. Ik vind dat een heel mooi adagium, een basisafspraak. Het betekent namelijk dat ik me altijd rekenschap moet geven van het feit dat het college van B&W daar – bij uitsluiting – over gaat.’
‘Verder hebben we afgesproken dat we elkaar altijd overal over informeren. Als een van de wethouders is aangesproken op straat, een brief of een telefoontje ontving, dan weet iedereen in het college dat meteen. Dan heb ik het nog niet eens over dreigementen, die delen we sowieso. Het is ook niet handig om dingen voor je te houden. Het komt namelijk altijd uit. Want ook een bedreiging kan iets doen met je integriteit. Als je ergens mee wordt gechanteerd of bedreigd, dan ben je aangeschoten wild. Dan moet je juist het collectief hebben om er bovenop te komen.’
Teun: ‘Sommige mensen vinden politiek en integriteit een contradictio in terminis, maar dat vind ik niet, het zijn geen tegenstellingen. Dat het lastige vraagstukken oplevert is evident. Integriteit op zichzelf is al complex. Het is de uitdaging om iedere keer bij jezelf te blijven en na te denken, je eigen normen- en waardenstelsel en al je goeie voornemens te blijven volgen.’
Maud Notten is hoofdredacteur van Sigma.
Lees ook:
https://www.sigmaonline.nl/2017/11/doen-wat-de-bedoeling-is-waarom-is-dat-zo-moeilijk/