Zijn topmanagers en -bestuurders echt zo ijdel, hebzuchtig, machtsbelust en megalomaan als we regelmatig in de media te lezen krijgen? Of zijn er ook voorbeelden van ‘goede’ topmensen in bestuur en bedrijfsleven, en zo ja, waardoor onderscheiden zij zich dan? In zijn promotieonderzoek probeerde bestuurskundige en adviseur René Weijers een antwoord op die vragen te vinden.
Weijers sprak met tien toonaangevende bestuurders in Nederland over de complexiteit en onzekerheid waar zij in hun werk mee moeten dealen, en over de eigenschappen en vaardigheden die je daarbij nodig hebt. Centrale onderzoeksvraag was: Wat zijn de leidende principes en kwaliteiten van āgoedeā topbestuurders? Weijers constateert dat de essentie van goed leiderschap kan worden afgelezen aan twee, met elkaar samenhangende kwaliteiten: ābeingā en ādoingā. Bij being gaat het om de vraag wie je als mens wilt zijn. Het woord verwijst naar eigenschappen als integriteit, geloofwaardigheid, authenticiteit, moreel gezag en verantwoordelijkheidsbesef. Bij doing draait het om de vraag wat je moet kunnen als topbestuurder: sturen, organiseren en inspireren.