Een aantal jaren geleden ging ik op wintersport naar een klein plaatsje in Oostenrijk. Laat op de avond ontstond er – onder invloed van de nodige alcoholische versnaperingen – aan de andere kant van de bar een ruzie. Het was een ruzie tussen een lokale bewoner en zijn vrouw. Zij leken op Gabriella en Conny, haar mishandelende man, uit de film As it is in Heaven. In die Oostenrijkse bar riep zij wat onaardigs tegen hem; hij sloeg haar daarop hard op haar wang.
Een aantal Nederlandse mannen die dit zagen gebeuren sprongen van hun barkrukken en grepen de man vast. Een vrouw slaan, dat doe je niet. Ze wilden hem een lesje leren. Hem de 21e eeuwse moraal er met harde vuist inrammen. Een aantal mannen uit onze groep begon zich ook al een weg naar de man te banen, toen onze wintersportbegeleider – sinds jaar en dag touroperator in dat gebied – hen maande om zich niet met deze ruzie te bemoeien. It’s complicated, zei hij. Toen Thierry Baudet zijn verkiezingsoverwinning behaalde en door xenofobe uitspraken te doen de grootste partij in de Eerste Kamer werd, zei de partij BIJ1: we gaan Baudet niet feliciteren. Want als fascisme wint, valt er niets te vieren. Freek de Jonge verhief om diezelfde reden zijn stem tijdens een minuut stilte en verstoorde zo de opening van het Boekenbal. Hij werd op Twitter weggezet als een halve gek. In dezelfde week nog groeide een anti-racismedemonstratie uit tot een anti-Baudet demonstratie. Daarbij riepen leden van de AFA, de Anti-fascistische Aktie, luid scanderend op straat op om Baudet dood te schieten. Ik sta paf.