Verslag van de editie van 15 juni 2018 van het Event Verdraaide organisaties. Wouter Hart vraagt de zaal waar een voetbalclub met jonge spelers op zou moeten sturen: op goed zijn of goed worden. Hart haalt vervolgens een artikel aan dat Michiel de Hoog in maart 2015 publiceerde in De Correspondent. Dat artikel heeft de prikkelende titel Waarom AZ tegen zijn jeugdtrainers zegt: Vooral niet altijd willen winnen.
‘Goed zijn’ versus ‘goed worden’
Wouter Hart, auteur van Verdraaide organisaties en Anders vasthouden vertelt: ‘De boodschap van het hoofd jeugdopleidingen van AZ is eigenlijk heel simpel: als de focus ligt op winnen dan gaat het over goed zijn en niet over goed worden. Maar als je goed wilt worden, moet je focus dus komen te liggen op experimenteren en juist fouten mogen maken.’ Wouter legt uit hoe die twee verschillende verhaallijnen zijn doorwerking heeft tot op allerlei mensen in een organisatie: ‘Als jeugdtrainers worden afgerekend op goed zijn, dan zullen zij de vroegrijpe spelers graag inzetten. Is goed worden de verhaallijn, dan verleid je ze om juist aandacht te geven aan die spelertjes die nu nog niet goed genoeg zijn, maar waar ze wel potentie in zien. Potentie die er nu mogelijk nog niet uitkomt.’ Jeugdspelers zelf voelen ook feilloos aan welke van de twee verhaallijnen in een club de boventoon voert. Wouter vervolgt: ‘Als spelertjes zelf worden afgerekend op goed zijn, zullen ze verleid worden om steeds voor hun sterke been en voor de veilige oplossing te kiezen. Gaat het consequent – ook vanuit de leiding – over goed worden, dan zullen ze door de trainers gestimuleerd worden om hun zwakke been te gebruiken en juist het experiment aan te gaan.’ Wouter laat vervolgens zien hoe het er in de praktijk vaak aan toegaat. Daar worden jeugdspelers in beginsel nog wel verteld dat het erom gaat dat ze goed worden, maar wordt er in de praktijk toch vooral gestuurd op goed zijn. Hierdoor ontwikkelen clubs op lange termijn wellicht minder creatieve of minder complete spelers. Wouter: ‘Als jeugdteams aan alles – niet in de laatste plaats aan ouders langs de lijn – merken dat het toch echt de bedoeling is om te winnen – en dus om goed te zijn – dan ontstaat een verschil tussen wat we zeggen dat we zullen belonen en wat we daadwerkelijk belonen.’Klantgericht en flexibel als wens, maar systeemgericht en star als werkelijkheid
Het voorbeeld van de jeugdtrainers bij AZ haalt Wouter aan om aan te geven wat nu eigenlijk de verhaallijn is in jouw eigen organisatie. En of er verschillen zijn te merken tussen de verhaallijn op papier of in woorden en de verhaallijn waar de sturing op gericht is. ‘Zodra je je verhaallijn kent, dan is ook bekend wat de niet-vrijblijvende spiegel is waar je naar dient te kijken,’ aldus Wouter. ‘Wanneer je als onderwijsorganisatie vindt dat kinderen het eerst naar hun zin moeten hebben om goed te kunnen leren, dan moet alles wijken om dit ook eerst te regelen in je onderwijsorganisatie. Dan is dat het begin van je verhaallijn. Als vervolgens nergens het vraagstuk of kinderen het wel naar hun zin hebben is terug te vinden in de dagelijkse sturing of in de beleidsstukken, dan is dat toch raar?’ Wouter laat zo zien dat visie nooit enkel een aantal mooie woorden op een rij is, maar dat deze zelf zorgt voor een niet-vrijblijvende spiegel waar je al je acties en besluiten tegen afzet. Wouter richt zich naar de zaal: ‘Want hoe staat het met de verhaallijn in je organisatie? Terwijl er in het meerjarenbeleidsplan van al jullie organisaties staat dat jullie klantgericht en flexibel moeten werken, blijkt de sturing heel vaak juist gericht op systeemgericht en star. Hoe zijn deze verschillende verhaallijnen nu te verbinden?Kijk niet of regels gehanteerd zijn, maar hoe regels gehanteerd zijn in het licht van de verhaallijn