‘Communities of Practice’ (CoP’s) zijn groepen mensen die hun kennis en ervaringen rond een bepaald thema of vakgebied delen en met elkaar leren om beter met de problemen en uitdagingen in de praktijk om te gaan. Mensen vormen communities of practice om uiteenlopende redenen, maar nagenoeg altijd willen ze hun vermogen om in de praktijk te handelen verbeteren. Sommigen willen vooral elkaar helpen en bijstaan bij de problemen en knelpunten die ze in de praktijk tegenkomen, of elkaar informeren over nieuwe methoden en technieken.
Dé community of practice bestaat niet
Dé ‘community of practice’ als zodanig bestaat niet. Leren is een dimensie van de praktijk (intrinsiek verbonden met menselijke activiteit) en het vormgeven van die dimensie is een belangrijke, professionele opgave. Het vormgeven van leren dichtbij de praktijk lukt het beste met denken vanuit de mogelijkheden van de toekomst: noties en visies op hoe het beter kan en de ambitie daar iets mee te doen. Uitwisseling van kennis en ervaring is zonder meer nuttig, maar niet voldoende.
Door met z’n allen te kijken naar wat men feitelijk doet en de effecten van dat handelen trachten te doorzien, wordt de complexiteit van de praktijk duidelijker. Vanuit een weloverwogen omgang met die complexiteit kan een nieuwe, gemeenschappelijke praktijk ontstaan.
Participatie in communities of practice wordt door vier componenten gekarakteriseerd:
- Zingeving: een manier van praten over het vermogen (individueel en collectief) om het leven en de wereld als zinvol te kunnen ervaren. Leren als ervaren.
- Praktijk: een manier van praten over de gemeenschappelijk gecreëerde aanpakken, kaders en perspectieven die de onderlinge verplichtingen ondersteunen in de praktijk. Leren als doen.
- Gemeenschap: een manier van praten over de sociale configuraties waarin de gemeenschappelijke ondernemingen als waardevol zijn bepaald en de participatie herkenbaar wordt als competentie. Leren als horen bij.
- Identiteit: een manier van praten over hoe leren ons leven verandert en hoe we persoonlijkheden worden in de context van de gemeenschappen waaraan we deelnemen. Leren als worden (wie je bent).
In communities of practice zijn bovengenoemde componenten aanwezig in een bepaalde onderlinge samenhang. Het gaat daarbij niet om schools leren met het accent op kennisoverdracht. Het ondersteunen van communities of practice vraagt om andere aanpakken dan instructie en training. Leren is een zaak van deelnemen en bijdragen aan praktijken en de daarmee verbonden gemeenschappen.
Legitimate peripheral participation
Het legitimeren of toestaan van mensen om deel te nemen en communities of practice te vormen, raakt de kern van het concept. Dit wordt gevangen in het begrip ‘legitimate peripheral participation’ (LPP), hetgeen te beschouwen is als een vernieuwing van apprenticeship. Bij apprenticeship is er sprake van een hiërarchische relatie tussen de meester en de gezel, LPP heeft betrekking op de horizontale, peer-to-peernetwerkvorming en beïnvloeding. Waar vroeger de meester een leerling al of niet accepteerde, is er nu een gemeenschap van professionals die een nieuwkomer toestaat deel te nemen, dan wel uitsluit.
Een persoon participeert altijd in meerdere communities of practice en het leren in en over deze communities of practice brengt een unieke identiteit voort. De voortdurende, onderlinge afstemming vraagt van mensen een enorme toewijding.
Wierdsma en Swieringa (2002) definiëren de ‘plek der moeite’ als een stuiten op een werkelijkheid die mensen verschillend interpreteren, terwijl er tegelijkertijd de behoefte bestaat aan eenduidige betekenis om tot gezamenlijk handelen over te gaan. Het vraagt interactie om die gedeelde betekenis te creëren. Maar dit is tevens het moeilijkste onderdeel van lerend organiseren, omdat in die betekeniscreatie uitsluiting van personen en zelfcensuur op de loer liggen. Het streven is om te komen tot de ‘plek der ontmoeting’, daar waar dit cocreatief proces slaagt.
Uit: De Canon van het Leren door Manon Ruijters en Robert-Jan Simons