Het gebrek aan een duidelijk overgangsmoment, gebrek aan respect voor rituelen en posities, maakte een team introvert en té zelfsturend, met alle gevolgen vandien.
Ik houd van ruzies. Dat klinkt wel heel bout. Ik heb privé namelijk een enorme hekel aan ruzies. Kan er niet zoveel mee. Maar in mijn professionele rol vind ik het een grote uitdaging om disfunctionele teams (da’s vaak een mooi woord voor iets wat je in een andere situatie gewoon ruzie zou noemen) weer op een constructieve manier met elkaar te laten samenwerken. Wat mij opvalt is dat veel gedoe in teams ontstaat doordat er op enig moment verwarring of onduidelijkheid is ontstaan. Een voorbeeld: ik begeleidde een team dat in z’n geheel was overgegaan van een brancheorganisatie naar een landelijke organisatie. De bedoeling was dat het nieuwe team zou integreren in de nieuwe organisatie met honderd vakgenoten. Op papier volstrekt logisch: zelfde taakgebied, zelfde afnemers. Nu, twee jaar later, ging het verre van goed met de mensen die waren overgegaan. Ze waren een afzonderlijk team in het grote geheel gebleven. Hadden in de kantoortuin een eigen hoek geclaimd en daar een bordje op de muur gespijkerd met de naam van hun oude organisatie. Wilden hun klantgegevens en materiaal onder geen beding delen met hun nieuwe collega’s (die zij zelf nog niet zo noemden). Accepteerden geen leiding van de directeur waar ze nu onder vielen. Ondertussen hadden ze ook onderling mot. Heftige strijd om de informele macht in het team, uitsluiten van één van de teamleden, ongewenste intimiteiten naar de enige vrouw in het team, roddelen en clubjesvorming. Ik werd gebeld met de vraag of ik een einde wilde maken aan dit ‘gedoe’.