Mensen bouwen muren. Tussen groepen, tussen volkeren, op basis van uiterlijke kenmerken, tussen culturen Altijd en overal. Uit psychologische-, neurologische experimenten en uit sociologische- en antropologische observaties weten we dat mensen meer geneigd zijn compassie te hebben voor mensen die op hen lijken. Leeftijd, sekse en ras bepaalt onze reactie en mate van inlevingsvermogen tot een ander mens. Dat kunnen we afkeurenswaardig vinden, maar het is wat het is.
Zijn we dan geketend tot vijandigheid, intolerantie en hokjes denken? Gelukkig niet. Mensen maken ook poorten in muren. Zijn nieuwsgierig. Bevrijden. Maar het overstijgen van onze programmering vraagt wel om extra energie. Een handleiding in vijf stappen hoe je racisme, intolerantie en hokjesdenken oplost.
Stap 1: accepteer
Accepteren van die neiging van ons brein en erkennen van verschil is een eerste stap naar beter samenleven. Schuldgevoel en collectieve buiging roepen in eerste instantie sympathie en een gevoel van troost op, doch op de lange termijn werkt het averechts. De hokjes blijven namelijk bestaan en worden juist uitvergroot, tussen zwart en wit, man en vrouw, homo en hetero. ‘Ruimte maken’ op instagram accounts is een in eerste instantie sympathiek gebaar; maar je houdt de tweedeling in stand tussen de machtige, donerende ‘witte’ en de ontvangende, afhankelijke ‘zwarte’. Pas als we erkennen dat mensen verschillend zijn en dat ons oerbrein dat nu eenmaal registreert, kunnen we hier adequaat op reageren. Ontkennen werkt averechts en slechts op korte termijn.
Stap 2: klein maken
De huidige vraagstukken van racisme, intolerantie en (politiek) hokjesdenken zijn te groot en te wereldwijd om te bevatten. Het maakt veel mensen angstig en overweldigd. Beelden van woede, hoe terecht ook, en agressie komen hard binnen. En die emoties zetten nu juist ons oerbrein aan, dat erg in wij-zij en hokjes denkt, en niét die verlichte prefrontale cortex. De grote wereld kunnen we niet veranderen, al willen we dat zo graag. Dat gevoel van onmacht kan leiden tot (zelf)destructief gedrag, (sociale) ontregeling, depressie, terugtrekking en het gesprek juist niét meer aan gaan. Uit diezelfde brein- en sociale wetenschappen weten we ook dat de oplossing bij overweldiging en crisis is, om zaken weer klein en behapbaar te maken. Zorgen dat je weer kunt handelen. Dat je als individu regie krijgt.
Stap 3: zeg alles
Een cliché, maar die zijn er vaak omdat ze waar zijn. Racisme, intolerantie en hokjesdenken los je echt alleen maar op in goed gesprek. Een op een. Grote zaken los je op in het klein. We weten dat weinig helpt in het wegwerken van oordelen over andere groepen. Het enige dat écht werkt in experimenten bij kinderen die al jong onderscheid maken, is het leren kennen van de ander, en daarbij de vraag te stellen ‘hoe denk je dat het andere kindje zich nu voelt’. Daarmee spreek je de empathie aan van de ander en empathie verstoort de mogelijkheid tot oordeel en categorisatie in ons brein.
Wat daarbij niet helpt is standpunten door elkaar heen ping-pongen of argumenteren. Dat vergroot tweedeling en zet ons in de ‘winnersmodus’. Wat wel helpt is als je om beurten helemaal mag zeggen wat je van de ander of de situatie (zoals politiegeweld) vindt. Eerst de een, dan de ander. Met alle pijn, woede en verdriet dat daarbij komt kijken. Helemaal uitpraten. En dan de ander. Tot alles is gezegd aan allebei de kanten. Zonder in de rede te vallen en zonder ‘politiek correct’.
Stap 4: wat raakt
Maatschappelijke debatten in de (social) media stoppen vaak bij ‘zeg alles’. Meningen worden geuit en daarmee basta. Daarmee breng je geen verzoening. Het ‘wonder’ van verzoening ligt in de stap erna. Die stap vergeten we vaak. Kunst is om nadat alles is gezegd aan beide gesprekspartners te vragen: wat heeft je geraakt? Dat kan iets zijn wat jij zelf hebt gezegd of juist wat de ander heeft gezegd. Het kan iets fijns zijn geweest ‘ik ben wel hetero, maar heb ook wel eens iets voor een man gevoeld’, of een nieuw inzicht ‘hee, ik wist niet dat standbeelden pijnlijk zijn voor jou’, of boos makend ‘ik vind rechtse mensen gewoon een beetje eng’.
Ieder vertelt wat heeft geraakt. En vervolgens ga je samen op zoek naar wat jullie allebei heeft geraakt: ‘shit,dus eigenlijk zijn we allebei bang, ik om op straat te lopen in december en jij om een fijn familiefeest kwijt te raken’. Daar zit het wonderbaarlijke van een echt goed gesprek; opeens heb je een gemeenschappelijke beleving en emotie in plaats van gepolariseerde standpunten.
Stap 5: los op
Als je het er dan over eens bent dat je allebei bang bent, kan je op zoek gaan naar oplossingen om angst te doorbreken. Dat is niet makkelijk. Dan komen vraagstukken als macht, historie, trauma, vertrouwen en gewoon ook onderhandelen om de hoek kijken. Nog steeds geen gemakkelijke opgave en het lukt niet altijd. Maar wat er nu tenminste is veranderd, is dat je een gemeenschappelijk doel hebt: ‘we willen allebei graag minder bang zijn’, in plaats van ‘Zwarte Piet moet blijven’ of ‘Zwarte Piet moet weg’.
Patronen
Wat je in dit soort gesprekken doet, is een patroon een heel klein beetje veranderen, in beweging zetten. Eerst verschil accepteren, benoemen en dan zachter maken door een gemeenschappelijk doel te maken. Schudden aan een klein dominosteentje en hopen dat dat een hele berg stenen in werking zet. Grote wereldproblemen los je op in het klein. Kleine oplossingen kunnen groots uitpakken. Het persoonlijk is politiek en het politieke is persoonlijk. Pas als we bereid zijn ons als individu te laten aan-raken, maken we de wereld beter. Niet als we in groepen en tweedelingen blijven scanderen. Onrecht, racisme, intolerantie en hokjesdenken ontstaan niet vanzelf. Die worden gemaakt door mensen. Bij mensen ligt de kracht om ketenen van het oerbrein te overstijgen.
Door: Danielle Braun
dr. Danielle Braun is antropoloog, auteur, columnist, directeur Academie voor Organisatiecultuur. Auteur van de Corporate Tribe, Building Tribes, Da’s Gek en Tribaal Kantoorgedoe. Ze schrijft nu aan een boek over patronen.