Een persoonscertificaat is een bewijs van actuele vakbekwaamheid, gericht op de individuele professional en het werk dat hij of zij doet. Het gaat om kennis, kunde, gedrag en de juiste attitude. Dat maakt persoonscertificatie een prima instrument voor kwaliteitsmanagement.
Persoonscertificatie is voor veel organisaties zinvol, zegt deskundige David Scheele, Manager Persoonscertificatie bij DNV GL – Business Assurance: ‘Zeker in organisaties met een arbeidsintensieve productie of dienstverlening. Daar wordt het niveau echt bepaald door de kwaliteit van medewerkers. Denk aan de bouwsector, waar vakmanschap geldt, en aan de zakelijke dienstverlening met advieswerk, waarbij kennis het verschil maakt. Met kwalitatief goede medewerkers neemt het niveau van de prestaties toe. Met minder gekwalificeerde medewerkers zullen de risico´s toenemen; allerlei risico’s, van financiële consequenties tot immateriële reputatieschade. Het geldt dus voor vrijwel elke organisatie dat de professionaliteit van medewerkers van grote invloed is op de kwaliteit, klanten- en medewerkerstevredenheid, veiligheid, milieu enzovoorts.’
Proces versus persoon
‘s Werelds meest gebruikte norm, ISO 9001, en ook andere managementsysteemnormen, verwijzen naar de menselijke factor en de impact daarvan. Deze normen zijn echter vooral georiënteerd op processen. Ze schrijven niet voor hoe de menselijke factor beheersbaar zou moeten zijn. Die invulling wordt overgelaten aan de gebruiker.
Met de risicogeoriënteerde ISO 9001:2015 wordt een nieuwe ontwikkeling zichtbaar: organisaties moeten gaan vaststellen wat voor soort medewerkers er op basis van geïdentificeerde risico’s nodig zijn en over welke competenties ze moeten beschikken voor welke functies. Er moet geverifieerd worden of medewerkers inderdaad competent zijn. ‘En dat is best lastig’, zegt Scheele. ‘Het gaat om opleiding, training en ervaring, maar ook om houding en gedrag. Vervolgens moet worden onderzocht en vastgelegd of medewerkers aan het competentieprofiel voldoen. Als er ‘tekortkomingen’ zijn, moet er actie worden ondernomen.’
Kortom: de nieuwe systeemnormen zijn meer gericht op het onderkennen van the human factor – hoe menselijk handelen de organisatie(doelen) kan beïnvloeden en hoe menselijk falen een risico kan worden. Persoonscertificatie kan organisaties helpen om aan de normeisen te voldoen.
Voor wie?
(Groepen) bedrijven, branche- en beroepsverenigingen kunnen een persoonscertificatietraject aanvragen. Scheele: ‘Soms is er van klant- of juist van leverancierszijde behoefte aan garanties. Vaak heeft dat te maken met veiligheid. Denk bijvoorbeeld aan steigerbouwers. Nog steeds verongelukken er elk jaar gemiddeld vijf steigerbouwers tijdens het werk. Dat wil je niet meemaken als opdrachtgever. Het is dus logisch dat (bouw)bedrijven die steigerbouwers inhuren, garanties vragen van hun onderaannemers.’
Sommige beroepsbeoefenaars moeten volgens de wet gecertificeerd zijn. De certificatienorm is dan ook een wet. Denk aan asbestverwijderaars, kraanmachinisten en veiligheidskundigen. Maar de motivatie kan ook van een heel andere aard zijn. Zo is er een grote uitzendorganisatie die haar loopbaanprofessionals laat certificeren. Ook het UWV laat haar arbeidsdeskundigen certificeren. Certificatie om de kans op succesvolle begeleiding van cliënten met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten.
Voorbeeld: de erkend risicoadviseur
In mei 2014 werd het Beroepsprofiel Erkend Risicoadviseur officieel gelanceerd bij de NEN. Het gaat hier over de professional die vroeger ‘verzekeringsagent’ genoemd werd. Deze tussenpersoon gaf kosteloos advies. Zijn salaris bestond uit commissie, die werd betaald door de verzekeringsmaatschappij. Sinds de Wijzigingswet Financiële Markten is dat veranderd. Assurantiekantoren moeten onafhankelijk zijn, zegt de wetgever. Als reactie huurden verzekeringsmaatschappijen commerciële professionals in om hun klanten binnenboord te houden. Voor de ondernemer werd het aanbod er niet transparanter op. Hoe kon hij nu nog vaststellen welke adviseur echt het beste met hem voorhad? Aldus de aanloop naar het ‘Beroepsprofiel Erkend Risicoadviseur’, ofwel NTA 8595.
Nationale-Nederlanden was de initiatiefnemer voor het nieuwe beroepsprofiel en bracht samen met de NEN partijen bij elkaar. DNV GL is vanaf het prille begin betrokken geweest bij het ontwerpen van het certificatieschema. David Scheele: ‘De erkend risicoadviseur is in staat om zelfstandig, integraal te analyseren welke risicofactoren er zijn voor een onderneming ten aanzien van de bedrijfsvoering en de bedrijfscontinuïteit. Op basis daarvan kan hij adviseren over de verschillende manieren om met deze risico’s om te gaan. Dat is dus meer dan even een verzekeringspolis verkopen. Dat blijkt ook uit het competentieprofiel. Je kunt je niet zomaar erkend risicoadviseur noemen. De competenties in het schema vereisen een zeer behoorlijke kennis van zaken en ervaring op hbo-niveau. Dat geeft de ondernemer, die moet kunnen vertrouwen op het advies van de risicoadviseur, stevige garanties. Voor de erkend risicoadviseur geeft certificatie nieuwe mogelijkheden in de markt, omdat hij hiermee aantoonbaar toegevoegde waarde kan leveren.’
Totstandkoming van een persoonscertificatie schema
Bij de ontwikkeling van een certificatieschema zijn vele partijen betrokken. Doorgaans wordt het traject geleid door een certificatie-instelling, zoals DNV GL. De eerste stap is het samenstellen van een brede groep deskundigen uit de beroepsgroep en ketenpartners. Deze commissie is verantwoordelijk voor het formuleren van de competenties in termen van kennis, vaardigheden, beroepshouding en gedrag. Daarnaast bepaalt de commissie voor wie en hoe de persoonscertificatie toegankelijk en geldig is; de instroomeisen, de certificatieduur, de beoordelingscriteria en toetsingsmethode. De basis voor veel certificatieschema’s is de internationaal erkende accreditatienorm ISO 17024 voor persoonscertificatie. Hierin staan de algemene kwaliteitsvoorwaarden beschreven voor het certificeren van personen. De commissie vertaalt die eisen naar maatwerk, afgestemd op de beroepsgroep.
Soms kan een digitale toetsing met meerkeuze- of open vragen volstaan. Vaak wordt gekozen voor een combinatie van instrumenten, waaronder het interview, praktijkopdrachten of rollenspelen. Een valide toetsing matcht met de praktijksituatie in het werkveld. Objectiviteit is een voorwaarde. Een docent kan dus nooit een leerling certificeren. Een werkgever kan niet zijn medewerkers examineren.
Naast de eisen voor initiële certificatie, ontwikkelt de commissie een visie voor permanente educatie. Daarmee blijft het certificatieschema aansluiten op de actualiteit in het werkveld. Minimaal jaarlijks worden het schema en de examinering in de commissie(s) geëvalueerd. En wanneer een certificaat verloopt, meestal na drie jaar, zal de professional zich dus voor hercertificatie op de hoogte moeten stellen van de aanpassingen. De gecertificeerde professional beschikt dus altijd aantoonbaar over actueel vereiste vakbekwaamheid en competenties.
Lees ook: Keurmerk voor de kwaliteitsmanagerÂ