Het is vaak goed te beantwoorden bij welke organisatie je zit, tot welke afdeling je behoort of welke functie je bekleedt. (Tenminste, als je niet thuishoort in het groeiende legioen zzp’ers, vrijwilliger bent of werk zoekt …) Maar dat antwoord bepaalt of begrenst nog niet zomaar wat je vak is.
Dat is eigenlijk goed nieuws: het betekent dat je méér thuisplekken hebt, naast je organisatiestek. Bezien vanuit je ‘vak’ is er een wereld van vakgenoten voorbij de organisatiemuren, waar je ook in thuishoort. Je staat daarmee op meer dan één been en dus steviger. Voor mij persoonlijk geldt zelfs dat ik me het meest in een organisatie thuis voel als ik daar niet zomaar thuishoor, als ik inbreng wat daar nog niet zo aanwezig is. Je kunt soms juist iets bijdragen, als je afwijkt van de rest. Zolang je dan een thuisbasis overhoudt van vakgenoten elders die je voedt, dan is dat prima te doen. Deze redenatie maakt me ook een fervent tegenstander van het streven naar een enkele organisatiecultuur, tenminste als dat ten koste zou moeten gaan van subculturen. Naast het thuishoren bij de organisatie, is het alleen maar fijn als mensen nog andere loyaliteiten hebben – als ze ergens anders ook identiteit aan ontlenen. Je werkt bijvoorbeeld bij ING, maar bent bijvoorbeeld ook van hr; deel van een wereld binnen en deel van een wereld buiten. Daarnaast ben je nog mantelzorger van je moeder. En van het luizen kammen op school. Allemaal afzonderlijke, naast elkaar bestaande gemeenschappen met eigen spelregels, werkzaamheden en methoden. Al die subculturen maken levens rijker en brengen tevens voortdurend variëteit in organisaties. Dubbel goed nieuws, dunkt me.