Op het eerste gezicht valt integriteit niet te leren of te trainen. Je bent integer of je bent het niet. Als je het bent, hoef je het niet meer te oefenen. Als je het niet bent, ben je waarschijnlijk ook niet gemotiveerd om het te oefenen. Toch pleit Nico Koning voor oefening in integriteit, bijvoorbeeld in een moreel beraad of in een Socratisch gesprek.
De vroegere minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales heeft eens gezegd: ‘Een beetje integer bestaat niet.’ Dat is een gevleugeld woord geworden, maar ze had het eigenlijk niet over de integriteit van een individu, maar van de overheid. Als we deze uitspraak toepassen op individuele overheidsdienaren en ook op mensen die werkzaam zijn in bedrijven en verder op ieder die in welk verband dan ook verantwoordelijkheid draagt, kortom op elk individu, dan verdient deze vanzelfsprekend klinkende gedachte nadere toetsing, want er valt wel iets op af te dingen. Ik wil hier pleiten voor oefening in integriteit. Dat veronderstelt de mogelijkheid van verschillende niveaus of gradaties van deze deugd.
De meeste mensen zijn behoorlijk integer. Als dat niet zo was, zou de wereld er volkomen anders uitzien. We zouden dan een veel primitiever, armoediger en riskanter leven leiden. Wij functioneren echter in complexe sociale netwerken die op vertrouwen zijn gebaseerd. We zijn in allerlei opzichten op anderen aangewezen en moeten tot op grote hoogte op anderen kunnen vertrouwen om ons in deze netwerken te kunnen bewegen. Zelfs maffialeden moeten op elkaar kunnen vertrouwen.
We worden vanaf onze vroegste jeugd gesocialiseerd, zoals dat heet. Dat proces van ingroeien in de zeden en gewoonten van onze omgeving verloopt grotendeels onbewust. Kinderen worden graag gezien als unieke individuen, maar tegelijk willen we dat ze worden omgevormd tot ‘conventionele’ mensen, die zich tot op grote hoogte weten te conformeren aan de conventies en normen van hun omgeving.
De Amerikaanse psycholoog Lawrence Kohlberg spreekt in het kader van zijn toonaangevende theorie over de morele ontwikkeling van kinderen over een overgang van een pre-conventionele fase naar een conventionele fase. Kinderen laten zich in die rijpere levensfase niet langer alleen leiden door beloning en straf maar hebben zich de waarden en normen van hun sociale omgeving eigen gemaakt.
Die theorie lijkt een waarheid als een koe te verwoorden, maar het wordt vooral interessant waar Kohlberg ook nog een vervolg schetst, namelijk de overgang naar een post-conventionele fase. Bij de verdere morele ontwikkeling van jongeren ontstaat namelijk het besef van de betrekkelijkheid, veranderlijkheid of zelfs willekeurigheid van die omgevingsnormen. Een democratisch bewustzijn veronderstelt de veranderbaarheid van die regels en normen. En op nog een hoger bewustzijns- en ontwikkelingsniveau worden die regels en conventies bovendien getoetst aan universele principes.
Zelfonderzoek
Een moreel volwassen persoon is in staat afstand te nemen van gangbare normen en groepscodes en kan ook wetten en voorschriften ondergeschikt maken aan het eigen oordeelsvermogen. Dat is iets volstrekt anders dan ‘boven de wet staan’ en daarbij eigen belangen vooropstellen. Het is eerder een gehoorzaamheid aan hogere rechtsbeginselen. We kennen de verhalen uit de geschiedenis van mensen die tegen gangbare normen in hun ‘geweten’ volgden. Er zijn ook verhalen als die van Martin Luther King over Rosa, die weigerde op te staan. Bovendien zijn er tal van meer alledaagse verhalen over mensen die afhaken als de ambities van hun groep of bedrijf in hun ogen te hoge offers vergen en te veel op gespannen voet staan met andere waarden.
Lang niet alle kinderen bereiken dit niveau van morele volwassenheid. Sterker nog: bij sommige meerderjarige mensen zou je al blij zijn als ze op het groeiniveau van de conventionele fase zouden kunnen komen en niet slechts door beloningen en pakkansen werden gemotiveerd tot sociaal acceptabel gedrag.
En toch, conventioneel handelen kan niet het einddoel zijn. ‘Compliance’ is in de meeste gevallen iets goeds, maar integriteit is veel meer dan het naleven van voorschriften. Een integer persoon maakt zorgvuldige afwegingen en is daarbij de volgzaamheid voorbij. Een integer persoon is letterlijk heel, één geheel, in tegenstelling tot een corrupt persoon, die gebroken is. Het is in moderne samenlevingen steeds ingewikkelder geworden om integer te zijn. Hoe kan een mens ‘uit één stuk’ bestaan, terwijl we in zoveel en zo complexe verbanden hebben te leven? Om integer te handelen moet je je hoofd erbij houden en onophoudelijk conflicterende waarden, belangen en loyaliteiten tegen elkaar afwegen en met elkaar verenigen. Dat vraagt ook een bijna permanent zelfonderzoek.
Schatkamers
Kohlberg beschrijft de morele ontwikkeling van kinderen, maar morele ontwikkeling is nooit af. Bij morele ontwikkeling hoort opvoeding. Voor volwassen mensen betekent dat vooral zelfopvoeding. De koppeling tussen burgerschap en zelfopvoeding werd al gemaakt door de oude Grieken, in feite de uitvinders van burgerschap. Voor die zelfopvoeding zijn met name de socratische wijze van toetsing van breed aanvaarde vanzelfsprekendheden, maar ook de aristotelische deugdenleer verrassend actueel gebleken. Ze vormen een schatkamer aan hulpmiddelen voor moreel beraad, juist ook in moderne samenlevingen.
Er zijn nog meer schatkamers. Religies zijn niet alleen bronnen van conventies, maar hebben ook praktijken van bezinning en afstand nemen ontwikkeld, waarin men zich de vraag stelt hoe ‘goed leven’ er concreet moet uitzien.
En over schatten gesproken: er zijn talloze oude en nieuwere verhalen die mensen op een ander moreel spoor kunnen zetten. Verhalen kunnen mensen inspireren op een manier die boven gangbare regels uitgaat. Inspiratie betekent zoveel als gemotiveerd worden tot iets wat ongedacht en onuitgestippeld is. Algemener gesproken zijn het kunstuitingen of ‘kunstschatten’ die mensen op dat moreel hogere niveau kunnen tillen.
Moreel kompas
Daarnaast wordt er ook altijd gezocht naar andere, meer voorgestructureerde hulpmiddelen voor morele oordeelsvorming. Vooral in het domein van de beroepsarbeid wordt vaak de behoefte gevoeld aan een ‘moreel kompas’. De complexiteit van de sociale netwerken en veelheid aan keuzen die we moeten maken, hebben dan ook geleid tot het zoeken van vormen voor zogenoemde moresprudentie. Dat houdt in dat in uiteenlopende beroepsgroepen als sociaal werkers en accountants allerlei casussen met moeilijke keuzevraagstukken worden verzameld in combinatie met passend geachte oplossingen van die dilemma’s. Dan heb je als professional iets om op terug te vallen, namelijk voorbeelden als een soort voorschriften om na te leven. Oude casussen worden dan benut om nieuwe conventies te creëren.
Ethische intelligentie
Zonder veel af te dingen op de waarde van moresprudentie kan de vraag worden opgeworpen of meer conventies en meer ‘compliance’ afdoende antwoorden vormen op de toegenomen complexiteit. Er is ook een ‘post-conventionele’ insteek nodig, namelijk de ontwikkeling van een zelfstandig ethisch oordeelsvermogen. De Nederlandse ethicus Victor van den Bersselaar sprak in dit verband over de ontwikkeling van ‘ethische intelligentie’. Dat was een reactie op pleidooien voor het ontwikkelen van moresprudentie. Zijn veronderstelling was daarbij dat ethische intelligentie leerbaar is en dus te trainen.
In allerlei horizontale verbanden werken mensen doelbewust aan het ontwikkelen van ethische intelligentie. Daarbij wordt niet zozeer gediscussieerd als wel in gezamenlijke zoekprocessen integriteit geoefend. Daarbij denk ik aan vormen van moreel beraad, aan socratische gesprekken, dilemmatrainingen, aristotelische oefeningen, deugdreflecties en dergelijke. Dergelijke vormen zijn breed toegankelijk. Ze vragen geen voorkennis en ook geen instemming met bepaalde religieuze of ideologische tradities. Er zijn veel van dergelijke plekken voor bezinning, vaak informeel en op vrijwillige basis in cafés en buurthuizen, maar ook georganiseerd door instellingen en bedrijven.
Platform voor gewetensvorming
Er zijn ook minder toegankelijke bezinningsplatforms, omdat ze bedoeld zijn voor gelijkgezinden, namelijk aanhangers van een religieuze stroming of van een sociale beweging, zoals een van de vele milieugroepen of emancipatiebewegingen. In dergelijke groepen wordt soms diepgaand gedelibereerd over wat het betekent ‘goed te leven’. Ook een bezinningsvorm vanuit een religieuze traditie kan oordeelsvorming op een hoger niveau tillen, althans als daarbij een horizontale uitwisseling plaatsvindt.
Het stemt dankbaar als je zomaar weer eens te maken krijgt met iemand die vanuit zijn positie gewetensvol en integer opereert.
Dergelijke uiterst heilzame denkexercities worden soms gediskwalificeerd vanuit een al te conventionele houding. Zo zei de kansrijke Franse presidentskandidaat Alain Juppé onlangs: ‘Het is zorgelijk wanneer een kwart van de moslims de wetten van God belangrijker vindt dan de wetten van de republiek.’ Het lijkt mij zorgelijk als een presidentskandidaat het naleven van wetten van zijn land kennelijk als het hoogste goed ziet. Dat getuigt van een vergaand conventionalisme.
Het is zaak om zuinig te zijn op bestaande platforms voor gewetensvorming en oefening van integriteit. Ook pogingen om nieuwe platforms te scheppen kunnen zeer de moeite waard zijn. Dat besef je als je zomaar weer eens te maken krijgt met iemand die op zijn/haar positie gewetensvol en integer opereert op een manier die uitgaat boven het naleven van protocollen en voorschriften. Dat stemt altijd dankbaar.
Nico Koning is andragoloog en docent filosofie en ethiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij schreef met Hans Achterhuis het boek De kunst van het vreedzaam vechten – een zoektocht naar de bronnen van geweldbeteugeling. Voor meer informatie zie www.nkoning.nl
Bron: SIgma, nr. 6, december 2016