Sinds begin september kent ons land het Rijksbreed Programma Circulaire Economie. Onlangs is dat zelfs al in de Tweede Kamer besproken. De ambitie van Rutte II voor de komende 15 jaar is torenhoog. Het roer moet om en het liefst per direct. Nederland heeft ‘geen tijd te verliezen’ als het gaat om de transitie naar de circulaire economie. Ontegenzeggelijk wordt de nabije toekomst gekenmerkt door grote veranderingen. Maar gaat die transitie ook plaatsvinden? Een reflectie op maatschappelijke veranderingen.
Phanta Rhei
Veranderen is van alle tijden; maar dat wist u natuurlijk al. Plato citeert in de ochtendstond van onze jaartelling de filosoof Heraclites aan wie de beroemde uitspraak ‘alles stroomt’ of ‘Phanta Rhei’ wordt toegedicht. Plato zegt over hem: ‘Heraclitus zegt zo ongeveer dat alles wijkt en dat niets blijft. Als hij dat wat er is, vergelijkt met de stroom van een rivier, zegt hij dat je niet twee keer in dezelfde rivier kunt stappen.’ Dus alles wat is, is tijdelijk en daarmee vergankelijk. Er is alleen het nu, dat even later al weer geschiedenis is.
Mooie gedachten die goed passen bij dit tijdperk, misschien nog wel beter dan enige decennia terug. Kijken we naar de snelheid waarmee materiële innovaties (zoals de radio, stofzuiger of mobiele telefoon) worden geadopteerd, dan is duidelijk sprake van een versnelling én verbreding.
Kijken we naar de snelheid waarmee materiële innovaties worden geadopteerd, dan is sprake van een versnelling én verbreding.
Meer mensen omarmen dus in kortere tijd een innovatie. Kijk naar de portable telefoon, het gebruik van Apps of de opkomst van nieuwe organisatieconcepten zoals Airbnb en carsharing en het is onmiskenbaar dat dat nu en om ons heen gebeurt.
Veranderen alsof het gewoon is
Technologische innovaties staan niet op zichzelf, maar zitten vast aan organisatorische concepten die weer – als het goed is – verbonden zijn met behoeftes die in een bepaalde tijd de boventoon voeren. Wie kent niet die hoogst vermakelijke filmpjes op YouTube (kunnen we nog bedenken wanneer dat er niet was?) waarin mensen wordt gevraagd of ze behoefte hebben aan een mobiele telefoon en die daar op antwoorden dat ze een brief voldoende vinden. Keer op keer laat de geschiedenis zien dat we ons de impact van een bepaalde technologie, van een bepaalde ontwikkeling, van een andere manier van organiseren, niet kunnen voorstellen. Nu is het wat het is, maar als het radicaal verandert, is het bijna opeens anders en dat vinden we dan weer gewoon.
Keer op keer laat de geschiedenis zien dat we ons de impact van een bepaalde technologie, van een bepaalde ontwikkeling, van een andere manier van organiseren, niet kunnen voorstellen.
Gegeven blijft wel dat de instituties die we in het leven hebben geroepen om met elkaar zaken te regelen zoals de politiek, het ‘common good’ en organisaties een duale rol spelen in dit maatschappelijke spel van de continue veranderingen.
Aan de ene kant creëren organisaties veranderingen, aan de andere kant willen ze graag dat wat ze hebben gecreëerd (marktaandeel, klanten, omzet, status et cetera), behouden. Dus als er een partij langskomt die het organisatiespel verandert (een zogeheten ‘game changer’), dan is de gevestigde orde daar niet blij mee. Niet zelden zal deze er dan alles aan doen om de nieuwkomer te neutraliseren. Eigenlijk gaat het dus maatschappelijk gezien om een constante ‘strijd’ tussen behoud en verandering, tussen de gevestigde orde en de nieuwkomers. Als er iets stabiel is in de doorlopend veranderende geschiedenis, is dat het wel.
De maatschappij als living lab
We leven in een (westerse) maatschappij van organisaties. Wat we doen, hoe we de maatschappij hebben ingericht, wat we eten en welke status we hebben; het zijn allemaal zaken die organisatorisch te herleiden zijn. Samen brengt dat gedurende een periode een bepaalde orde, een bepaalde stabiliteit. Daar hebben we voor gekozen en met alle ‘voors en tegens’ zijn we daar niet ongelukkig mee.
Maar na zo’n periode (meestal zo tussen de 30 en 50 jaar) moet het roer om, zeker als de ‘tegens’ te groot worden. Dan gaan er stemmen op voor een fundamentele verandering, een transitie. Dat vraagt om anders organiseren. Niet een beetje, ergens in een hoekje een projectje, maar organisatiebreed of eigenlijk rijksbreed, maatschappijbreed.
Het roer moet om. Niet een klein beetje, in een projectje, maar maatschappijbreed.
Het door Rutte II gelanceerde programma Circulaire Economie is zo’n oproep om maatschappijbreed en fundamenteel te veranderen. Maar wie het programma leest (http://bit.ly/2eh2Ce9 ), hoort vooral een uitgebreide oproep het bestaande te versterken door beter (bestaande) plannen, programma’s en projecten met elkaar te verbinden en te ondersteunen. Daar is niets mis mee, maar de vraag is of die aanpak wel de gewenste transitie tot gevolg heeft.
Moeten we niet van de incrementele aanpak die hier bepleit wordt naar een veel radicalere benadering? Is dat niet wat hier wenselijk is?
De opgave is om een circulaire economie in minder dan twee decennia te realiseren – tenminste de fundamenten daarvan. Als we gezien de urgentie en de omvang van die opgave haast willen maken met de transitie, dan is een onverbiddelijke consequentie dat we het bestaande eerder en sneller moeten loslaten. Minder regie, minder controle. Meer uitproberen, meer experimenteren. De maatschappij veel meer zien als een permanente bouwplaats, een ‘Living Lab’.
Dat met elkaar durven, leidt sneller tot de verbouw van het bestaande, tot de ontdekking van nieuwe organisatorische concepten en al doende met vallen en opstaan tot transitie.
Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit (Nijmegen School of Management) te Nijmegen. Hij schreef o.a. de bestseller ‘Nieuwe Business Modellen; Samen Werken aan Waardecreatie’ ( 2014). Onlangs heeft hij een landelijke enquête over Business Modellen voor de Circulaire Economie gelanceerd. In september ontving hij een Duurzaam Lintje als ‘life time award’ voor zijn inspanningen rond duurzaamheid.