Afval van Waarde: weinig nieuws onder de zon?Â
Wie een beetje de recente en ‘grote’ EU subsidie-ontwikkelingen volgt, kan het niet ontgaan zijn dat er tussen nu en binnenkort veel geld vrijkomt voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie business modellen gericht op een circulaire economie. Het aardige is dat het dan gaat om zowel grote meerjarige projecten over meerdere landen heen als projecten in het MKB. Zonder positief te worden is dit wel positief – maar EU geld blijft lastig geld; om aan te vragen, om te besteden én niet te vergeten om te verantwoorden. Maar dat terzijde.
Het concept ‘circulaire economie’ blijft lastig; misschien is het daarom beter om te spreken van een idee, een notie, een ambitie. Wie voorbij de euforie van gelovigen gaat, komt al vrij snel terecht bij lastige en complexe vragen. Conceptuele vragen ook, over de theoretische onderbouwing, de historische wortels en de scope. Wat zijn nu de echte bouwstenen voor zo’n economie en hoe laat zich dat op termijn ook macro-economisch vertalen? Het is een goede zaak zuiniger en langer met grondstoffen te willen doen, maar wat zegt dat dan op termijn over de ontwikkeling van een economie? Die kan niet anders dan krimpen, toch?
Onvermijdelijke conclusie: ‘denk-werk’ aan de winkel. Sinds begin september heb ik een kleine denktank opgericht op de universiteit om het idee van circulaire business modellen wat verder uit te werken. Zeker, dat is maar één aspect en niet het meest fundamentele of theoretische, maar toch, als er zoveel belangstelling juist op dit punt aan het ontstaan is, is het zaak daar zorgvuldig naar te kijken.
Een zorgvuldige en mogelijk zelf quasi-complete inventarisatie van Engelstalige documentatie laat vooral heel veel ‘rondpomp’ teksten zien met een hoog normatief – zeg maar rustig halleluja-gehalte. Men praat elkaar vooral heel veel na, verwijst naar dezelfde bronnen (met op stip op één de Ellen McArthur Foundation in Engeland). Ook valt het op dat de scope van het gehanteerde CE concept zich vaak beperkt tot hergebruik van grondstoffen, al dan niet in de vorm van afval. Maar hoe een CE business-model daadwerkelijk georganiseerd moet worden en wat daar mee verwante verdienmodellen zijn, blijft lastig te traceren
Een prettige uitzondering hierop is het werk van Peter Lacy en Jacob Rutqvist (beiden werkzaam bij het internationale adviesbureau Accenture). Zij hebben in de afgelopen jaren een inventarisatie gemaakt van CE business modellen (zie o.a. http://www.slideshare.net/Jane20150115/circular-advantage-presentation-peter-lacy) en daar is nu een boek van verschenen ‘Waste to Wealth: The Circular Economy Advantage’ (Palgrave Macmillan, 2015).
Op een heldere matter-of-fact manier beschrijven ze daarin vijf bestaande business model logica’s, te weten: (1) circulaire bevoorrading, (2) deel-platformen, (3) dienst als product, (4) verlenging levensduur en (5) terugwinning en recycling. Alles wat zij te berde brengen is zeker niet nieuw. Een dienst als een product zien is misschien wel het ‘oer-model’ van de CE, naar voren gebracht door Walther Stahel in 1982. En de wereldwijde opkomst van deelplatvormen op alle mogelijke terreinen (zowel in de B2B- als in de C2C-sfeer) zegt ook iets over de tijdgeest en is gebaseerd op een mix van ideeën over versobering, duurzaamheid en gezond verstand. Wat echter sterk is aan het boek is dat de auteurs vooral de organisatie-opgave die een bepaalde BM-logica vraagt tussen partijen proberen neer te zetten. Want de CE is boven alles een opgave om te organiseren tussen partijen; geen enkele organisatie kan in z’n eentje ‘circulair worden’ (wat dat ook mag betekenen).
Ondanks deze welgemeende lof valt ook in dit boek een echte reflectie op de CE niet te ontdekken. De genoemde business modellen worden in een staccatostijl beschreven, maar voor verdieping en nuancering is weinig plaats. Dat is jammer, want de houdbaarheid van de genoemde business modellen wordt daardoor niet beter. En wat te denken van het intrigerende ‘spel’ om bepaalde modellen te combineren, wat dan weer aanleiding is voor nieuwe CE modellen en varianten daarop. Maar het meest schrijnende is wel het schitterende gebrek aan theoretische en conceptuele verdieping.
In de grond van de zaak gaat het bij de CE over ‘asset’ en ‘performance’ management. Maar het gaat over meer dan materialen en grondstoffen alleen. Het gaat ook of juist over de transitie naar een andere economie, één die verbonden is met de grote maatschappelijke én sociale opgaven van deze tijd. Die verbinding zou wel eens de grote slaagfactor kunnen zijn wil een circulaire economie tot wasdom komen. Helaas lezen we daar eigenlijk niets over. En dat is jammer. Moeten we nou juist daar niet met elkaar over gaan nadenken en publiceren? Bij deze bent u daarvoor van harte uitgenodigd.
Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Daarnaast bekleedt hij de Pierre de Fermat leerstoel aan de Toulouse Business School in Frankrijk. Zijn werk concentreert zich op drie samenhangende thema’s: de opkomst van de WEconomy, het ontwikkelen van nieuwe business modellen, en anders denken over geld oftewel ‘hybride bankieren’. Recent publiceerde hij ‘Nieuwe Business Modellen; Samen Werken aan Waardecreatie’ (Academic Service).