In organisaties werken mensen met verschillende rollen, verschillende werkervaringen, verschillende opleidingen en verschillende persoonlijke ervaringen vanuit hun opvoeding en cultuur. Het potentieel van een groep is dus erg groot. Zoveel intelligentie en diversiteit in een groep geeft de mogelijkheid lastige vraagstukken vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Klinkt goed!
Wie kan hier tegen zijn? Over het algemeen willen we dit ook graag. We hebben goede intenties en vertrekken ‘s ochtends niet van huis met het idee er die dag op het werk eens even een potje van te gaan maken, uitzonderingen daargelaten. Bovendien is werk voor mensen vaak betekenisvol en willen zij daarom graag bijdragen. Het lijkt dus logisch dat we graag gebruikmaken van ons potentieel. Het zou eigenlijk vanzelf moeten gaan.Waarom gaat het (niet) vanzelf?
Sommige groepen zijn zo productief dat het inderdaad bijna vanzelf lijkt te gaan. Medewerkers zijn voortdurend bezig te kijken hoe het beter kan en zoeken, waar nodig, elkaar op om dat te bespreken. De groep lijkt er plezier in te hebben vraagstukken van alle kanten te bekijken, ideeën scherp bij elkaar te toetsen, verschillen te verkennen en te experimenteren. Als het tegenzit, bespreken ze dat, vangen ze elkaar op, moedigen ze elkaar aan of nemen ze iets van elkaar over. Als ik vraag waarom dit zo goed lukt, krijg ik antwoorden als: ‘We doen belangrijk werk, ik ben er trots op dat ik daaraan bijdraag’, of ‘We vertrouwen elkaar, ik krijg de ruimte die ik nodig heb’. In sommige groepen lukt het met moeite. Sommige groepsleden zetten zich in om lastige, maar relevante kwesties bespreekbaar te maken. Ik zie ze hun schroom overwinnen, soms even diep ademhalen en dan op tafel leggen wat hen dwars zit. Als ik vraag waardoor het hen lukte de spanning te overwinnen, hoor ik dingen als: ‘Dit speelt al zo lang en het kost ons bakken met tijd en energie, ik heb er genoeg van. Wat een opluchting, zeg!’ en ‘Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid dit in te brengen’. In andere groepen gaat het helemaal niet vanzelf. Ik zie situaties waarin het muurvast zit en werkelijk niets gemakkelijk van de grond lijkt te komen, hoewel medewerkers goed opgeleid en betrokken zijn. Ik hoor over vergaderingen die vermoeiend zijn en eigenlijk niet over de essentie gaan. Mensen vertellen over bijeenkomsten waarin de spanning te snijden was, waar niemand bereid leek iets voor de ander te doen. Ik hoor over afdelingen die moeten samenwerken maar elkaar juist mijden, soms jarenlang. En heel vaak komen opmerkingen naar voren als: ‘De mensen houden zich hier niet aan de afspraken, ze zeggen “ja” maar doen “nee”’, of ‘Ze praten meer over elkaar dan met elkaar’, of ‘We moeten elkaar meer aanspreken op gedrag’. Over het algemeen zijn er al pogingen geweest om het gewenste gedrag op gang te krijgen. Er zijn verwijten gemaakt. Afspraken zijn opnieuw bevestigd. Soms zijn er feedbacktrainingen geweest. Maar het blijkt allemaal niet voldoende te helpen.Betekenisvolle werkrelaties
Praktische handvatten voor het analyseren en versterken van werkrelaties in de samenwerking