De Ghelco-chocoladefabriek in een buitenwijk van Buenos Aires is al tien jaar een fasinpat, fabriek zonder baas.
In Argentinië zijn sinds de eeuwwisseling zo’n 250 bedrijven omgevormd tot fasinpats. Eerst waren het vooral fabrieken, toen volgden uitgeverijen, transportbedrijven, benzinepompen en de laatste tijd ook restaurants en onderwijsinstellingen. De groei van de fasinpats is het gevolg van burgerinitiatief. Toen de Argentijnse economie in 2001 ten onder dreigde te gaan aan corruptie, schuldenlast en kapitaalvlucht, bedrijven en masse failliet gingen en miljoenen Argentijnen hun baan verloren, waren de mensen woedend. Bovendien bevroor de overheid de spaartegoeden, waardoor gewone mensen niet bij hun geld konden. Ten einde raad verzamelden arbeiders zich voor de verlaten fabriekspoorten, braken de deuren open en brachten de productie weer op gang. Schoonmakers en baliepersoneel namen een leegstaand viersterrenhotel over, piloten en stewardessen probeerden een vliegtuigmaatschappij weer op gang te krijgen en het Joodse ziekenhuis in Buenos Aires kwam in handen van het verplegend personeel. Ze werden geholpen door een wet die de weg vrijmaakte voor arbeiderszelfbestuur nadat een bedrijf failliet is verklaard en de schulden van de eigenaar zijn kwijtgescholden.