Op bezoek bij Ons huis in de wijk in de Osse wijk Ruwaard verwelkomt gastvrouw Trudy van Lent mij hartelijk in de huiskamer. Een warme sfeer, waarbij iemand zit breien, andere mensen in gesprek zijn en een verse pot koffie dampend op tafel staat. Bij binnenkomst zie ik, dichtbij het keukentje, een spreuk aan de muur hangen: ‘Er zijn geen problemen. Er zijn mensen.’
Hoe proeftuin Ruwaard begon
Bart Bakker, kwartiermaker bij proeftuin Ruwaard en spreker op het event Verdraaide Organisaties, vertelt hoe hij met anders denken, doen en organiseren in de Osse wijk Ruwaard begonnen is: ‘Ik ben al 23 jaar lang in de zorg werkzaam. Ik ben bij de organisatie Dichterbij begonnen als begeleider in de gehandicaptenzorg. In die jaren heb ik meegemaakt hoe gehandicaptenzorg van centrale terreinen naar de wijken werd gebracht en hoe deze zorg zich vervolgens steeds meer naar vormen van begeleid wonen is gaan ontwikkelen.’ Waar Bart vanaf de tijd dat hij manager werd, tegenaan liep, was de perverse prikkel in de zorg: ‘Het ging om productie draaien. Hoe meer cliënten ik had, hoe beter het was, want daar kon ik mijn mensen van betalen.’ Maar of dit eigenlijk wel in het belang van elke cliënt was… Het valt ons beiden op dat nog steeds veel zorgorganisaties niet naar dat belang kijken, daar niet op sturen, en dat aandacht voor wat elke cliënt nodig heeft al helemaal niet beloond wordt. Bart vervolgt: ‘Laten we als voorbeeld een cliënt met een licht verstandelijke beperking nemen die zelfstandig kan wonen.
Deze mensen hebben vaak naast hun cognitieve beperkingen ook verslavingsproblemen of schulden. Als ik voor die ene mens op zoek wil naar wat het beste is voor hem, heb ik idealiter verschillende organisaties nodig om het goede antwoord op die vraag te kunnen geven. Maar het was altijd heel moeilijk om andere organisaties aan tafel te krijgen. Zij hadden daar bijvoorbeeld geen budget voor of ze zagen het niet als hun verantwoordelijkheid. De huidige, reguliere financiering bevordert de samenwerking tussen partijen ook niet. Integendeel. Daarnaast wordt die samenwerking onmogelijk gemaakt door de veelheid van plannen en het ontbreken van een integrale visie op wat nu werkelijk nodig is.’
Bart vertelt verder: ‘Tegelijkertijd waren er indertijd in Oss op bestuurlijk niveau al goede, verkennende gesprekken bezig tussen partijen als BrabantWonen, de gemeente en ook een club als Dichterbij. Daarmee namen ze een voorschot op de decentralisatie die er aan zou gaan komen. Mijn baas stuurde mij een paar keer naar die overleggen toen hijzelf niet kon. Daar aanwezig zag ik dat ze over schotten heen begonnen te denken, en zag ik: wijkgebonden budgetten, gebiedsgebonden budgetten, daar geloof ik in!’
Bart laat me een filmpje zien om het wijkgebonden werken in de proeftuin Ruwaard te introduceren en om te laten zien vanuit welke bedoeling proeftuin Ruwaard in Oss ontstaan is. Een Brabantse vrouwenstem begeleidt de animatie:
‘Zou het niet mooi zijn als iedere wijk een fijne plek is om te wonen, een plek waar mensen zich goed voelen, actief zijn en de zorg betaalbaar is? Als we naar de realiteit kijken, zien we vaak iets anders: er zijn complexe regels, organisaties werken langs elkaar heen en bieden diensten aan die soms helemaal niet helpen.’
Het doorbreken van die verkokerde blik op de wijk begint al bij de wijze waarop Bart zichzelf gepositioneerd heeft als kwartiermaker in de wijk. Hij zorgt in 2016 dat hij als onafhankelijke in dienst komt bij de stuurgroep die bestaat uit bestuurders van twaalf partijen, zoals Brabant Wonen, Unik, ONSWelzijn en GGD Hart voor Brabant. ‘Die stuurgroep noemt zichzelf overigens steungroep. Een mooie term vind ik dat!’ voegt Bart toe. ‘Bij de start van de proeftuin zei ik: “Als jullie willen dat ik onafhankelijk en in het belang van de burger kan werken, dan ben ik dus in dienst bij jullie allemaal en zijn jullie gezamenlijk verantwoordelijk voor mijn salaris.”’ Hij wordt dus betaald door alle partijen die iets doen in de wijk én hij werkt ook voor al die partijen tegelijkertijd. Vanuit die onafhankelijke rol laat hij zich niet langer leiden door de indicaties, de bureaucratische systeemwereld en de bestaande opgeknipte financieringsprikkels. Hij maakt zich er voor de proeftuin daarentegen hard voor om alle budgetten bij elkaar te brengen in één wijkbudget en als tweede stap om gewoon aan wijkbewoners te vragen wat ze willen, wat ze kunnen en wat ze nodig hebben.
De werkwijze in de praktijk
Bart vertelt verder: ‘In onze werkwijze gaan we steeds uit van de vragen en wensen van mensen in de wijk. In een persoonlijk gesprek stellen we drie vragen: Eén. Wat zijn jouw doelen en waar wil je naartoe werken? Twee. Wat kan jij betekenen voor jezelf of voor een ander? En drie: wat heb je daarvoor nodig? Dat is iets heel anders dan dat je met je aanbod naar iemand toegaat. Luister eerst maar eens gewoon wat er speelt. Op deze manier werken we vanuit de bedoeling. En dat,’ vat Bart samen, ‘vormt de kern van proeftuin Ruwaard.’ De drie vragen corresponderen vrij goed met de drie cirkels uit het model van Verdraaide organisaties van Wouter Hart. ‘Ik wil …’ (zie afbeelding) staat in het midden en sluit aan bij wat de bedoeling is voor ieder mens in deze wijk, ‘ik kan …’ zet mensen aan om in de leefwereld niet in slachtoffergedrag of enkel in zorgconsumptie te vervallen, maar om aan de eigen leefwereld bij te dragen en via de vraag ‘ik heb nodig …’ geven mensen zelf aan hoe zij vinden dat de systeemwereld weer ondersteunend kan zijn bij hun vraagstuk. ‘Ook ligt de verantwoordelijkheid en de regie voor alle beslissingen van meet af aan bij de wijkbewoners zelf,’ legt Bart verder uit. ‘Op basis van de antwoorden op de drie vragen, zoeken we de juiste professionals uit de wijk om bij de mensen thuis in gesprek te gaan. Samen maken we één plan, waar iedereen het mee eens, zodat we meteen aan de slag kunnen. Professionals kunnen niet langer de hete aardappel doorgeven, want ze zitten allemaal aan tafel. En als er een plan is, waar alle professionals het mee eens is, dan moet je van goeden huize komen om als leidinggevende het daar niet mee eens te zijn. Alle professionals kunnen dus ook gewoon per case steeds uitleggen waarom ze afwijken van bestaande regels.’‘Professionals kunnen per case uitleggen waarom ze afwijken van sommige regels.’Het gesprek bij iemand thuis met de juiste professionals erbij noemt Bart een Multidisciplinair overleg, een MDO. Bart vertelt: ‘Inmiddels hebben er 400 van dit soort MDO’s plaatsgevonden. Ook zijn er ruim 40 geanalyseerd. Na analyse van de bestaande casussen – dus: mensen die al vóór de proeftuin regelmatig met allerhande gemeentelijke en zorginstanties te maken hadden – blijkt dat het “ervaren welbevinden” gestegen is van een 3,5 als gemiddeld rapportcijfer tot boven een 8. Uit de herhaalmeting na een half jaar tot een jaar blijkt dat het ervaren welbevinden zelfs verder stijgt naar een 8,5. ‘Het belangrijkste is dat we aansluiten bij wat wijkbewoners zelf vinden. Wat zeker ook meespeelt is dat iemand zijn verhaal niet langer zes keer aan verschillende instanties hoeft te vertellen,’ legt Bart uit. ‘Ook de vraag “welke organisatie doet nu wat?” en het langs elkaar heen werken van instituties, valt grotendeels weg door het werken met deze MDO’s in de wijk.’ Door dit soort effecten stijgt niet alleen het welbevinden, maar gaan – collectief gezien – de kosten ook omlaag. Bart licht toe: ‘Inmiddels staan we op het standpunt: “We werken collectief, tenzij …”’ Alles bij elkaar leidt deze werkwijze tot een betere zorg tegen lagere kosten. Niet voor niets dat ook een partij als zorgverzekeraar CZ inmiddels op afstand betrokken is en de projectmanager financiert om deze proeftuin mede mogelijk te maken.
Collectief naar een betere wijk
Maar proeftuin Ruwaard gaat verder dan alleen betere zorg tegen lagere kosten. Bart: ‘Het gaat hier niet alleen over zorg. Het gaat ook over meer veiligheid in de buurt, over minder criminaliteit, minder eenzaamheid, over welzijn en over gezondheid. Bij alle initiatieven in de wijk zie je steeds de drietrap dat we a. samen met de bewoners doelen stellen, b. tot interventies komen met als uitkomst c. dat het netwerk verstevigd is. Zo is onlangs het Sport Educatie Centrum aangesloten en komt met een budget voor bewegen over de bühne. Waar we in het grotere plaatje aan werken is een betere wijk.’ Bart geeft aan dat het meten van resultaten ook op wijkniveau daarbij momenteel zijn aandacht heeft: ‘Stel dat we ingrijpen in een tien jaar durende burenruzie waar “Piet” zogenaamd een van de partijen is. En we bieden Piet een andere woning aan, wat overigens een interventie is die in het oude systeem nergens in past, maar we doen het wel. Dan meten we nu alleen nog maar wat dat met Piet doet. En Piet is blij. Maar we weten dat het ook iets doet met de straat.’ De impact op wijkniveau gaan vaststellen, dat is de volgende, logische stap voor Bart. ‘Naast individuele casuïstiek kijken we ook wat er collectief verbeterd kan worden,’ gaat Bart verder. ‘Dan kan het gaan om de doorstroom van cliënten die nu een urgente en tijdelijke woonplek bezet houden. Ze blijven nu bijvoorbeeld zitten uit gewoonte of uit angst om die volgende stap in wonen te zetten. Doordat we in de wijk zelf opereren, kunnen we mensen nu veel beter begeleiden bij die volgende stap. Het gaat dan vaak om informatie die je vanachter een bureau eenvoudigweg niet kunt oppikken, maar waar je in de wijk en achter de voordeur wel mee te maken hebt.’Uitgelicht: Ons huis van de wijk
Een van de grootste collectieve verbeteringen die tot stand is gekomen, is het wijkcentrum Ons huis van de wijk zelf. Want bij een vitale wijk hoort een actief wijkcentrum. Ook die is op de nieuwe leest – voor, door en met de wijkbewoners zelf – geschoeid. Om daarover te vertellen schuift Anton Mulders aan. Anton is inmiddels formeel de coördinator van Ons huis van de wijk. Hij vertelt welke stappen hij ooit als werkeloze wijkbewoner heeft ondernomen die geleid hebben tot de groei en bloei van deze wijklocatie. Anton vertelt met zijn sonore basstem: ‘Ik ben in 2016 naar de gemeente gestapt en ik heb gezegd: “Jullie willen een wijkcentrum. En daarom zijn jullie nu met een hoop mensen bezig om een programma van eisen op te stellen. Maar doe toch niet zo moeilijk en ingewikkeld. Het enige wat ik nodig heb is een ruimte en een kan koffie. De rest kan ik gewoon zelf.”’ En de rest régelde Anton met zijn mensen ook zelf. Anton vertelt: ‘Op 7 december 2016 kregen we gewoon de sleutel van dit gebouw en was het hierbinnen helemaal leeg. We hebben letterlijk de koffiepot op tafel gezet en gezegd: zeg het maar. Vervolgens is het volgelopen in die twee jaar tijd. Ik kan je de agenda laten zien: er kan niets meer bij. Dat dat gebeurd is, daar ben ik het meest trots op. En alles wat hierbinnen plaatsvindt zijn activiteiten die voor, met en door de bewoners in de wijk gedaan worden en die voor wijkbewoners stuk voor stuk gratis toegankelijk zijn.’ Er zijn inmiddels knutsel- en kaartclubs, EHBO- en schildercursussen, samen koken, er is een werkplaats, en er is wekelijks een rondetafelgesprek onder het motto: “wie wil, schuift aan”. Anton stelt: ‘Het is echt ons huis van de wijk waar de mensen in de wijk zelf de regie van oppakken.’ Bart voegt toe: ‘Er zijn ook een groot aantal partijen die indirect baat hebben bij het feit dat Ons huis van de wijk bestaat. Denk aan een afname van het aantal huisartsbezoeken, minder ambulante ondersteuning die nodig is. En daarnaast zorgt dit huis met alle activiteiten voor een heel mooie eerste stap naar resocialisatie, dus naar werk.’‘Het enige wat ik nodig heb is een ruimte en een kan koffie. De rest kan ik gewoon zelf.’