Mensen leren wat normaal is in een gegeven situatie door het gedrag van anderen in de groep te observeren. Wanneer collega’s regelmatig te laat komen of vroeger weg gaan zonder dat zij daarop worden aangesproken, dan zal een nieuweling dit overnemen. Niet direct, maar als het een keer privé goed uitkomt. Zij leren vooral van gedrag in de directe omgeving en van mensen met meer status en invloed, zoals oudgedienden of leidinggevenden.
Zelf ervaren wat de consequenties van dat gedrag zijn, is niet noodzakelijk: het gedrag wordt overgenomen door het te zien bij anderen. Zien hoe een leidinggevende een ander behandelt, is een les voor hoe jij je wel/ niet zult gedragen. Leidinggevenden zijn belangrijke rolmodellen voor wat normaal gevonden wordt. De groep is als directe sociale omgeving van invloed op hoe medewerkers naar de organisatie kijken en hoe zij zich gedragen: zowel positief als negatief. In een groep waar negatief gedrag ‘normaal’ is, zal een individu zich overeenkomstig gaan gedragen. Een voorbeeld van positieve invloed van de groep is: een team servicemedewerkers dat ondanks bezuinigingen de klant goed helpt. Of het invallen voor een collega als dat noodzakelijk is. Een voorbeeld van negatieve invloed van de groep is: een jonge docent die het kwaadspreken over het management overneemt van zijn collega’s, zonder dat hij zelf negatieve ervaringen heeft met zijn leidinggevende. Er zijn drie perspectieven om te begrijpen hoe dit werkt.