Het concept ‘holding en facilitating environment’ (kortweg holding) komt van D.W. Winnicott die een praktijktheorie ontwikkelde over hoe normale kinderlijke ontwikkeling verloopt en de rol die de belangrijkste verzorger(s) hierin spelen. Binnen een ‘holding en faciliterende omgeving’ ontwikkelt het ‘ik’ zich van complete afhankelijkheid naar relatieve onafhankelijkheid.
Hierbij hoort het helpen ontdekken van het eigen bestaan (het ‘ik’) in relatie tot de omgeving. Vervolgens het verdraagbaar houden van moeilijke gevoelens, totdat het vermogen ontstaat deze zelf te hanteren (‘containment’). Tenslotte moet deze omgeving voor ontwikkeling zorgen door de realiteit binnen te brengen in afstemming op wat wordt verdragen.
Ontwikkeling nooit voltooid
De ontwikkeling van het individu naar onafhankelijkheid is in de ogen van Winnicott nooit voltooid. Individu en omgeving blijven interafhankelijk. In de latere (volwassen) ontwikkeling blijft de noodzaak van holding bestaan en wordt deze functie vervuld door relaties met anderen, groepen waartoe men behoort, grenzen, wetten, kaders en bijvoorbeeld ook door cultuur. Holding zorgt bij volwassenen voor steun, houvast en kanaliseert emoties (Davis, 1981).
In het systeempsychodynamisch perspectief wordt het begrip ‘holding’ gebruikt als een verzamelnaam om aan te duiden wat benodigd is als faciliterende omgeving voor het werk en ontwikkeling daarvan. Ook werk en verandering kunnen gepaard gaan met lastige, moeilijke of (zelfs) onverdraaglijke gevoelens, die een zich daarop afstemmende holding behoeven.
Het concept ‘containment’
Het concept ‘containment’ is van W.R. Bion en komt uit zijn theorie over de ontwikkeling van denken en reflecteren. Hij gebruikt het woord ‘container’5 voor degene die de moeilijke gevoelens (het ‘gecontainde’) van een ander in zich (ver)draagt (o.a. Symington, 1996; Waddell, 2002), zolang deze daartoe niet in staat is. In Het vermogen tot verdragen (1996) besprak ik hoe dit proces in organisaties verloopt en van de manager of adviseur de capaciteit vraagt om emoties voor werkdoelen te kunnen hanteren – zowel de eigen emotie als die van de ander – evenals de capaciteit om emoties te kunnen gebruiken als informatie om te begrijpen en te handelen.
Bij ‘containen’ behoort het vermogen om emotie te kunnen vertalen in iets wat voor de ander te hanteren en te verdragen is. Bij het gebruik van het begrip containment doel ik op dit proces van (ver)dragen en betekenisgeving.
Bron: Tijdschrift M&O
Door: Odette Moeskops