We leven bij de gratie van wat vóór ons bereikt is. We erven onze maatschappelijke cultuur en structuur, onze opleiding en vaak zelfs de wijze waarop wij als individu denken. Toch is ook kenmerkend in ieders bestaan dat hij, voortbouwend op of zich afzettend tegen dat wat hij aangereikt heeft gekregen, een eigen stempel op dat bestaan wil drukken. Dan gaat de traditie knellen.
Het is alsof iets of iemand je op je nek zit: je vader, je moeder, je baas. Nog sneller, nog harder wil je voldoen aan de (autoritaire) verwachtingen. Of juist absoluut niet! Dan denk je: Die ouders van mij, of die managers van mij hebben er zo’n puinhoop van gemaakt, zo wil ik het dus echt niet! Maar hoe je het dan wel wilt, is nog steeds een open vraag.
Oude thema’s die opjagen
Oude thema’s, verankerd in ons spraakgebruik, kunnen je dan opjagen. Zoals: ‘Er kan nog wel een schepje bovenop, het is nooit goed genoeg, ledigheid is des duivels oorkussen, rust roest en doe je best …’ – zonder met elkaar af te spreken en helderheid te verschaffen over wat dat ‘best’ inhoudt, zodat je weet wanneer je genoeg je best hebt gedaan. In een tijd van schaarste en armoede kan het een noodzakelijke overlevingsstrategie zijn om zonder reflectie op de zin van iets, of het waarom van iets, te doen wat je opgedragen wordt, maar in een tijd van voorspoed en welvaart kunnen we ons permitteren om na te denken over en ons te herbezinnen op de inrichting van ons leven. Herbezinning heeft veel te maken met achteromkijken: waar kom ik vandaan en wat draag ik met me mee? Welke thema’s spelen een rol in mijn systeem van herkomst? Horen die wel bij mij, of horen die thuis bij anderen? Als dat terugkijken goed gebeurt, wordt vooruitkijken makkelijker.
Momenteel – wellicht als reactie op alle veranderingen die mondiaal plaatsvinden – verschijnen bestsellers die ons mens-zijn in historisch perspectief plaatsen. Ik noem de namen van deze schrijvers zodat je iets over hen kunt lezen op Google … (of heb je voldoende tijd om de boeken zelf te lezen?). Ik heb erg genoten van Het oerboek van de mens (Van Schaik & Michel, 2016) en van Homo Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid (Harari, 2017). Beide boeken werden in korte tijd wereldwijde bestsellers. Ze hebben gemeen dat ze ons als soort beschrijven vanaf dat onze voormoeder rechtop ging lopen. Via nog een paar andere takken, zoals homo erectus en neanderthaler, mondde dat uit in de homo sapiens.
Niet het meest vredelievende organisme
Ze schetsen ook een beeld van wat voor soort wij zijn. Als menselijk organisme zijn we niet het meest vredelievende. Dat is iets wat we moeten leren. We zijn wel een sociale diersoort. We hebben veel meer met de dieren gemeenschappelijk dan we in de afgelopen eeuwen doorhadden. We zagen onszelf als kroon der schepping, maar we zijn een onderdeel. Dat realiseren we ons nog maar half. We bedreigen deze aarde, als soort putten we haar uit en we kunnen heel veel leren over onszelf door het gedrag van dieren te bestuderen. Zijn we slim genoeg om het dier te begrijpen?, stelt Frans de Waal in zijn boek (2016) dat die titel draagt.
Dieren die geen moederliefde ontvangen, niet in de groep beschermd worden en daar de angsten voor het kwetsbare bestaan kunnen inruilen voor het gevoel dat het wel veilig is in deze wereld, ontsporen. Dat geldt niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen. De eerste jaren van een klein, hulpeloos ter wereld komend kind zijn erg belangrijk voor zijn latere gevoel van veiligheid. Een positief gehecht kind heeft veel meer kans op een gelukkig leven dan een negatief gehecht kind. Als je dit voorbeeld doordenkt in het kader van timemanagement, dan zie je dat we – hoewel we de emancipatie van man en vrouw al een eind in evenwicht hebben gebracht – een belangrijk stuk nog steeds niet voor elkaar hebben. De periode waarin de kleine kinderen beschermd dienen te worden, door hun vader(s) en moeder(s) en een vaste vertrouwde derde of vierde persoon in de crèche, is nog steeds niet geregeld.
Andere kant spectrum niet meegenomen
De politiek roept op tot hogere arbeidsparticipatie, tot meer vrouwen in topfuncties, maar de andere kant van dat spectrum – de zorg voor kleine, kwetsbare kinderen – hoort daarbij in één adem meegenomen te worden. Evenals de zorg voor onze kinderen door onderwijzers en leraren. Het ene kan niet zonder het andere. Waarom zouden we ons bedrijfsleven en onze organisaties niet nog meer zo inrichten dat het normaal wordt om tien jaar van je leven – de periode waarin je je kinderen grootbrengt – als beide partners gelegitimeerd parttime te werken? In de meest gelukkige landen ter wereld is dat beter geregeld dan in Nederland. Sommige bedrijven snappen het en hebben eigen gunstige regelingen. Hoe is dat in jouw bedrijf geregeld?
Bron: Effectief tijdbeheer
Door: Ineke Kievit-Broeze