Circulaire economie is een druk bediscussieerd onderwerp, als theoretisch concept én als praktisch businessmodel. Voor de een gaat het niet veel verder dan recycling van grondstoffen, voor de ander is het de weg naar een duurzame wereld. In een serie van drie artikelen over de circulaire economie schetst Hans Stegeman een theoretisch kader aan de hand van de meest gangbare definities en strategieën, vergelijkt hij de circulaire economie met ons huidige systeem en geeft hij praktische handreikingen voor circulaire businessmodellen en circulaire financiering.
Deel 1: Doelen, definities en strategieën
Wat is nu eigenlijk een circulaire economie? Gaat het om een beetje meer recycling? Of hebben we het over een fundamenteel andere economie? Hoe je naar de circulaire economie kijkt – recycling of systeemverandering – is bepalend voor je doel, je ambitie en ook voor waar je gaat beginnen. Ondanks dat we al weer heel wat jaren van discussie over circulaire economie achter de rug hebben, is er nog steeds geen eenduidige definitie.
Het fundamenteel anders organiseren van materiaalkringlopen met als doel het behoud van de waarde van alles wat aan de aarde is onttrokken is, maakt als ‘hoog over’ definitie duidelijk dat ‘een beetje meer recycling’ niet goed genoeg is. De fundamentele strategieën van de circulaire economie om materiaalkringlopen te sluiten, zoals het beter benutten van functionaliteit en een verschuiving van fossiele naar hernieuwbare grondstoffen zijn vanuit zo’n perspectief dan ook veel fundamenteler.
De grote uitdaging is vervolgens hoe dit te organiseren in een economie.
Doel van de circulaire economie
Veel studies over de circulaire economie beginnen met een uiteenzetting van het houdbaarheidsprobleem: we gebruiken te veel grondstoffen en materialen en houden geen rekening met de negatieve effecten van dit gebruik, zoals bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen. Bodemkwaliteit en biodiversiteit hebben vooral te lijden van onze huidige manier van agrarische productie. En dan veroorzaakt onze manier van produceren en consumeren ook nog eens teveel afval, van begin – de extractie van grondstoffen – tot eind, tijdens of na gebruik van producten. De ecologische grenzen van de aarde, die sterk samenhangen met het gebruik van grondstoffen, zijn in vele opzichten overschreden.
Steffen en collega’s (2015) hebben laten zien dat die ecologische grenzen meetbaar zijn en dat vele daarvan worden overschreden.
Een economie die binnen de grenzen van wat de aarde aankan opereert is dan de oplossing. Dat betekent minder grondstoffengebruik. Dit is de achterliggende gedachte van een circulaire economie: laten we alle grondstoffen, bewerkte materialen en eindproducten zo lang en nuttig mogelijk gebruiken. Een circulaire economie is dus gericht op behoud van de waarde van alles wat al in omloop is, met als uiteindelijke doelstelling minder grondstoffen en materialen te gebruiken, ofwel een economisch systeem dat binnen de grenzen van de aarde blijft.
Een circulaire economie is gericht op behoud van de waarde van alles wat al in omloop is, met als uiteindelijke doelstelling een economisch systeem dat binnen de grenzen van de aarde blijft.
De circulaire economie is de afgelopen jaren zowel op de beleids- als op de bedrijfsagenda terechtgekomen. Europa is er sinds 2015 volop mee bezig, de Chinese overheid zelfs al sinds het vijfjarenplan uit 2007. Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Ook bedrijven en banken zijn volop bezig met circulaire economie, op internationaal niveau onder andere onder de paraplu van de Ellen MacArthur Foundation. Ze zijn druk bezig praktische manieren te vinden om minder grondstoffen te gebruiken, de functionaliteit van producten beter te benutten en fossiele grondstoffen te vervangen door hernieuwbare.
Een radicaal andere economie
In de meeste literatuur over dit onderwerp valt te lezen dat ons huidige, lineaire systeem anders zal moeten worden ingericht. Sommigen hebben het over een ‘radicaal nieuw economisch model’ (Ellen MacArthur Foundation 2013) of een ‘nieuwe manier van kijken naar de relatie tussen markten, consumenten en natuurlijke hulpbronnen’ (WBCSD/BCG 2018). Maar voor velen gaat het in ieder geval om iets wezenlijk anders dan onze lineaire economie (Reike, Vermeulen, and Witjes 2017), waarbij het niet altijd duidelijk is wat die wezenlijk andere manier inhoudt, maar vaak wordt impliciet verwezen naar de huidige markteconomie, gestoeld op de neoklassieke economische benadering.
Ons huidige systeem is vrijwel uitsluitend gericht op winstmaximalisatie, waarbij eigenlijk het enige dat er in economische zin echt toe doet, is dat wat gewaardeerd wordt op een markt. De enige waarde die uiteindelijk telt in de economie is de financiële of de gefinancialiseerde waarde. Alles wat niet in geld kan worden uitgedrukt, moet worden geborgd via overheidsbeleid (wet- en regelgeving, belastingen). En als dat niet lukt, praten we simpelweg over externaliteiten: de effecten van handelen die wel van maatschappelijk belang zijn, maar geen prijs hebben. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de uitstoot van broeikasgassen of ontbossing.
Behoud van waarde
In een circulaire economie kan de waarde van grondstoffen niet meer worden weggezet als een externaliteit. Dit vraagt om een fundamentele herbezinning van hoe we met grondstoffen omgaan. Daar gaat dan ook een groot deel van de literatuur over circulaire economie over. Maar wellicht nog crucialer: om behoud van waarde te bevorderen zullen we ook de (spel-)regels van onze lineaire economie tegen het licht moeten houden. Op microniveau zullen bedrijven behalve winst dus ook waardebehoud moeten realiseren op hun winst- en verliesrekening. En op macroniveau moet waardebehoud van alles wat er in omloop is in de economie een prestatie-indicator voor landen moeten worden, naast economische groei.
In veel definities van de circulaire economie komen drie elementen terug:
- het gaat over grondstoffen en grondstofkringlopen,
- het is gerelateerd aan duurzame ontwikkeling en
- het impliceert een andere organisatie van de economie op micro-, meso- en macroniveau (Kirchherr, Reike, and Hekkert 2017; Millar, Mclaughlin, and Börger 2019).
Deze drie niveaus zijn belangrijk om in gedachten te houden als we het hebben over de verschillende definities van circulaire economie.
De meeste definities zijn uitgebreider en dieper dan die van bijvoorbeeld het CPB (2018). Het CPB heeft het over “een circulaire economie richt zich op een efficiëntere omgang met grondstoffen, materialen, producten en afval.” En hoewel dat niet in strijd is met de academische literatuur, mist hierin de relatie met het anders omgaan met waarden in de economie en het andere organisatorische perspectief. Deze definitie zegt ook niets over het doel (een economie die binnen de draagkracht van de aarde opereert) van die economie. En daarin ligt het grote gevaar, ook in de praktische uitvoering van de circulaire economie. Het sluiten van kringlopen op bedrijfsniveau hoeft niet altijd tot de gewenste duurzame uitkomsten te leiden, op micro- noch op macroniveau. Zo kan bijvoorbeeld de productie van bepaalde goederen met minder grondstoffen toe of met minder verspilling gepaard gaan, maar het gevolg kan zijn dat producten goedkoper worden. Dit kan leiden tot een toename van de vraag en uiteindelijk wellicht tot meer gebruik van grondstoffen.
Het sluiten van kringlopen op bedrijfsniveau hoeft niet altijd tot de gewenste duurzame uitkomsten te leiden, op micro- noch op macroniveau.
Een écht circulaire economie kan behoorlijk vergaande consequenties hebben. In het uiterste geval kan het betekenen dat bedrijven die ontzettend veel grondstoffen gebruiken en verkwisten geen toekomst meer hebben. Ook kan het betekenen, op macroniveau, dat als het niet lukt het grondstoffengebruik in de economie bij de huidige activiteit aanzienlijk terug te dringen er niets anders rest dan de economische activiteit terug te brengen. Met andere woorden, een circulaire economie kan inhouden dat financiële waarden, zoals winst en economische groei, ondergeschikt moeten worden aan de ecologische grenzen.
Materialen, grondstoffen en producten
Als het gaat over de organisatie van materiaalstromen is het handig om een begrip te hebben van de huidige materiaalstromen in de economie. Jaarlijks wordt er op dit moment in de wereld steeds meer materiaal gebruikt. Het jaarlijks gebruik van grondstoffen groeide met 1400% in de afgelopen eeuw: van 7 Gigaton (GT, 1 miljard ton) in 1900 naar 27 Gt in 1970 en 92 Gt in 2017.[1] (Zie: http://www.resourcepanel.org/global-material-flows-database) Sinds 1970 is het gebruik van grondstoffen met meer dan 220% toegenomen. Dit grondstoffengebruik is sterk verbonden met de groei van de economie: deze is mondiaal in dezelfde periode met 280% nog sneller gegroeid. De verwachting is dat bij ongewijzigd beleid de jaarlijkse extractie ook de komende jaren snel verder toeneemt.
Grofweg zijn er vier soorten grondstoffen die worden gebruikt: biomassa, fossiele brandstoffen en metalen en mineralen. In de wereld bestaat de jaarlijkse extractie (de 92 Gt) voor 26% uit biomassa, 16% uit fossiele brandstoffen 10% uit metalen en 48% uit mineralen. Het aandeel van mineralen neemt de laatste jaren aanzienlijk toe. Al deze grondstoffen hebben andere eigenschappen qua circulariteit.
Circulaire economie is vooral ook een uitdaging voor de materialen die op dit moment in de economie aanwezig zijn.
Biomassa
Onder biomassa vallen gewassen, van rijst, groente en fruit, diervoeding tot palmolie, oogstafval zoals stro, hout, vee en wild. Per definitie geldt voor een groot deel van deze grondstoffen dat ze niet circulair te maken zijn in de zin van zo lang mogelijk waardebehoud: immers, na consumptie is de waarde van de grondstof, de functionaliteit, verdwenen. Uitzondering hierop is hout. Circulair komt bij deze grondstoffen neer op zo min mogelijk verspilling (een grote uitdaging): oogst en consumptie die niet sneller gaan dan herstel of herbouw, het gebruiken van reststromen en alternatieve aanwending van biomassa als bio-based alternatief voor bijvoorbeeld plastics, verf of andere chemicaliën. Circulariteit van biomassa heeft dus vooral betrekking op hernieuwbaarheid.
Fossiele brandstoffen
Fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas) zijn per definitie ook niet circulair. Immers, na gebruik als brandstof rest er niets dan (vooral) CO2. Circulariteit met betrekking tot fossiele brandstoffen betekent dan ook niet veel anders dan het beperken en verminderen van het gebruik ervan. Bij olie die gebruikt wordt om bijvoorbeeld plastics te produceren is wel sprake van circulaire functionaliteit, zoals betere benutting en verlenging van de levensduur. Maar ook daarvoor geldt dat vervanging door andere (bio-based) grondstoffen waarschijnlijk beter is.
Metalen
Metalen (ijzer, lood, zilver, bauxiet, tin, titatium, goud, schaarse aardmetalen) zijn bij uitstek grondstoffen die wél circulair te maken zijn: ze verliezen vaak nauwelijks iets van hun eigenschappen en functionaliteit. Wel worden deze metalen vaak in zeer kleine hoeveelheden in tal van producten gebruikt. Dat maakt dat circulaire principes vaak niet meer van toepassing moeten zijn op de grondstoffen zelf, maar op de materialen en producten waarin ze verwerkt zijn. Het ‘circuleren’ van metalen speelt dan ook een grote rol in veel literatuur over de circulaire economie. Twee redenen spelen hierbij een rol: door schaarste van (in ieder geval een aantal) metalen is het al eerder de moeite waard om metalen zo lang mogelijk te gebruiken. Ten tweede zijn hier van uit ontwerp- organisatie- en materiaalperspectief innovatieve concepten te verzinnen om dit te bereiken.
Mineralen
Wat geldt voor metalen geldt in meer of mindere mate ook voor mineralen. Het grootste deel van de mineralen, zoals zand, klei, gravel, leem) wordt gebruikt voor gebouwen en infrastructuur. Deze kennen een lange gebruiksduur en nauwelijks waardeverlies. Van deze grondstoffen (of de objecten waarin ze zijn of worden verwerkt) kan het waardebehoud heel goed verder worden geoptimaliseerd.
Een kleinere groep mineralen, van fosfor, magnesium tot zout) kent een wijdverspreide toepassingen in bijvoorbeeld de chemie en industrie. Deze mineralen kennen soms wel waardeverlies, maar hebben als kenmerk dat ze vaak lastig weer te scheiden zijn voor product of proces waarin ze zijn gebruikt. Dit beperkt de mogelijkheden voor het circulair gebruiken van deze mineralen.
De hierboven genoemde cijfers betreffen de jaarlijkse extractie van grondstoffen. Voor de circulaire economie is het wellicht veel interessanter om de grondstoffen die al in gebruik zijn onder de loep te nemen.
Een groot deel van de materialen zit ‘vast’ in gebouwen, in infrastructuur en in allerlei (eind)producten. Deze voorraad ‘vaste’ materialen neemt steeds verder toe. De totale voorraad aan materialen in het economisch systeem wordt inmiddels geschat op 792 petagram en zal ook de komende jaren blijven toenemen (Krausmann et al. 2017). Die 792 petagram is gelijk aan het gewicht van 4,2 miljard walvissen en bestaat voor het overgrote deel uit metalen (vooral ijzer) en mineralen (zoals beton). En om een en ander in perspectief te zetten: ten opzichte van die voorraad (van 4,2 miljard walvissen) is de jaarlijkse extractie slechts 0,01% (maar nog steeds 660 miljoen walvissen). Met andere woorden: circulaire economie is vooral ook een uitdaging voor de materialen die op dit moment in de economie aanwezig zijn.
Grenzen aan circulariteit
Waardebehoud is het uitgangspunt van de circulaire economie. Maar daarmee is het, gegeven de grondstoffen in de economie, zeker geen recycling-economie. Jaarlijks wordt mondiaal slechts ongeveer 9% van alle grondstoffen die extra nodig zijn hergebruikt (Circle Economy 2019). In Europa is dat met 9,6% niet veel beter (Mayer et al. 2019).
Er is een aantal redenen om aan te nemen dat, hoewel er verbetering mogelijk is, volledige circulariteit op basis van een dergelijke maatstaf nooit gaat gebeuren.
Ten eerste is 41% van de grondstoffen per definitie niet of nauwelijks circulair: biomassa (met uitzondering van hout) en fossiele brandstoffen. Dit zou op zich al betekenen dat de 9% mondiale circulariteit een onderschatting is. Van de 59% die wel circulair te krijgen is, is 15% nu circulair.
Ten tweede heeft elk proces van recycling of hergebruik energie nodig, hetgeen per definitie zal leiden tot afval en verspilling door entropie (Korhonen, Honkasalo, and Seppälä 2018). Entropie is het feit dat materiaal door gebruik degradeert, ofwel slechter van kwaliteit wordt. Het in stand houden van een economisch systeem vraagt dus altijd om niet-hernieuwbare grondstoffen. Als er sprake is van groei, en daar gaan we toch meestentijds van uit, dan zal er sprake zijn van groei van de vraag naar fossiele grondstoffen.
Ook een volledige circulariteit van de afvalstromen zal bij lange na niet genoeg zijn om de komende jaren aan de gevraagde materialen tegemoet te komen.
Hoewel Nederland in de ambitie van de rijksoverheid volledig circulair moet zijn in 2050, moet dit niet letterlijk worden genomen. Ook een volledige circulariteit van de afvalstromen zal daardoor bij lange na niet genoeg zijn om de komende jaren aan de gevraagde materialen tegemoet te komen. Dit maakt een volledige circulaire economie iets relatiefs: proberen de waarde van allerlei grondstoffen en materialen die in het economisch systeem zitten zo goed mogelijk proberen te behouden, zo min mogelijk maagdelijke materialen te gebruiken en biomassa op zo’n manier gebruiken dat de aarde dat aankan.
Strategieën voor circulariteit
Nu we weten wat het doel is van de circulaire economie, een definitie hebben en ook weten welke grondstoffen in een economie worden gebruikt, is het tijd om na te gaan hoe we de waarde van de grondstoffen in de economie daadwerkelijk kunnen behouden.
Dit waardebehoud kunnen we op drie verschillende manieren:
- het ontwerpen en instellen van kringlopen van materialen en producten;
- het maximaal benutten van de functionaliteit van alles wat geproduceerd is;
- het vervangen van primaire materialen en grondstoffen voor secundaire materialen en hernieuwbare grondstoffen.
De optimale strategie om kringlopen te sluiten is voor biomassa anders dan voor de technische grondstoffen (metalen en mineralen). Ook moet er, om energiekringlopen te sluiten, energie worden toegevoegd. Dat kan zijn om grondstoffen te vervormen (bijvoorbeeld van glasscherven nieuw glas maken), producten te repareren en ook voor de logistiek van afvalstromen (inzameling), maar ook menselijke energie voor bijvoorbeeld het repareren van producten (Korhonen, Honkasalo, and Seppälä 2018).
41% van de grondstoffen per definitie niet of nauwelijks circulair. De gemiddelde levensduur van materialen verschilt van 2 jaar voor plastics tot 40 jaar voor bijvoorbeeld beton.
Ook zijn er verschillende kringlopen tussen producten, onderdelen en materialen (Reike, Vermeulen, and Witjes 2017). Niet alleen qua aard, maar ook qua homogeniteit (is het makkelijk veel dezelfde materialen van dezelfde kwaliteit te verzamelen) en frequentie. De gemiddelde levensduur van materialen verschilt van 2 jaar voor plastics tot 40 jaar voor bijvoorbeeld beton. Al deze aspecten bepalen wat de technische en economische mogelijkheden tot waardebehoud zijn.
Principes
In de literatuur wordt de operationalisering van de circulaire economie beschreven aan de hand van verschillende principes. De originele recycling, reuse en reduce zijn inmiddels uitgebreid tot een verzameling van meerdere principes (Kirchherr, Reike, and Hekkert 2017) die kunnen worden gerangschikt naar de mate waarin ze kunnen bijdragen aan minder gebruik van nieuwe grondstoffen, zoals in onderstaande tabel.
Refuse – De beste optie is om een product niet te maken Deze optie vraagt doorgaans om gedragsverandering.
Rethink – Het vergroten van de functionaliteit van producten. Zo kan een smartphone ook worden gezien als rethink: er zijn nu geen kompassen, rekenmachines, encyclopedieën en routekaarten meer nodig.
Reduce – Het zodanig ontwerpen van een productdat secundaire materialen of hernieuwbare materialen kunnen worden gebruikt en/of er efficiënter grondstoffen kunnen worden gebruikt.
Een tweede groep strategieën heeft betrekking op het eindgebruik van producten:
Reuse – het verlengen van de levensduur door hergebruik, bijvoorbeeld door te delen of te verkopen op een tweedehands markt.
Repair – het terugbrengen in de oude staat door reparatie.
Refurbish – het opknappen van een product (bijvoorbeeld nieuwe software) zodat het weer een tijdje meekan.
De laatste groep strategieën neemt grondstoffen en productonderdelen als uitgangspunt. Hierbij is dus de functionaliteit van het product (wat je ermee kan doen) verloren gegaan. Daarom leiden deze strategieën per definitie tot minder waardebehoud in de economie.
Bij de strategieën remanufacture en repurpose is nog niet alle waarde verloren: productonderdelen worden nog hergebruikt. Bij recycling is de oorspronkelijke waarde wel verloren gegaan of opgebruikt. In een circulaire economie is het daarom uiteindelijk ook de bedoeling zo min mogelijk te recyclen. En wat al helemaal niet de bedoeling is, is de laatste optie: verbranden van grondstoffen is de definitieve vernietiging van de waarde van grondstoffen.
Focus op bedrijven
Bedrijven zijn vaak de belangrijkste motor in de circulaire economie: door verantwoordelijkheid te nemen voor de hele waardeketen (downstream en upstream) verschuift de strategie van het bedrijf van het maximaliseren van het transactievolume (verkopen) tegen zo laag mogelijke (monetaire) kosten naar het maximaliseren van waardebehoud van materialen in de keten. Dit kan samen gaan met een verandering in het businessmodel waarbij in plaats van producten diensten worden geleverd of totaal anders met grondstoffen wordt omgegaan.
Bedrijven zijn vaak de belangrijkste motor in de circulaire economie. Ze moeten er aan wennen af en toe afhankelijk van elkaar te mogen zijn.
Een van de belangrijkste uitdagingen is vaak het organiseren van verantwoordelijkheid in de keten: zo lang andere (keten-)spelers niet meer verantwoordelijkheid nemen dan in het contract staat, blijft echte circulariteit vaak lastig en blijft circulaire economie beperkt tot (1) wat binnen de grenzen van het bedrijf ligt en (2) wat ook nog past bij de lineaire economie. Dus strategieën die ook goed zijn in onze huidige economie, zoals recycling (iets wat nu waardeloos is wordt geld waard), repareren, producten een tweede leven geven of via platformen ofwel verkopen ofwel delen zijn allemaal ‘lineaire opties’.
De moeilijkere circulaire strategieën en modellen komen pas binnen handbereik als:
- grondstoffen en materialen op hun maatschappelijke waarde worden geprijsd (waardoor hernieuwbaar of secundaire grondstofstromen aantrekkelijker worden);
- consumenten minder gericht zijn op steeds weer nieuwe producten, en
- circulair samenwerken normaler wordt.
Bedrijven moeten er aan wennen af en toe afhankelijk van elkaar te mogen zijn. Niet alles valt dan meer via de markt te regelen: soms bestaan markten uit zeer weinig spelers die van elkaar afhankelijk zijn, soms moet er in ketensamenwerking worden geïnvesteerd.
Conclusie
Een volledig circulaire economie is een illusie. Circulaire economie heeft als doelstelling het grondstofgebruik tot ’het niveau terug te dringen dat binnen de ecologische grenzen van de aarde blijft.
Hoe dit te bewerkstelligen hangt af van het soort grondstof, maar ook van het soort product waarin de grondstoffen zijn verwerkt. Verschillende strategieën kunnen hiervoor worden ingezet.
Deze strategieën worden in de literatuur opmerkelijk genoeg nauwelijks gekoppeld aan hoe een markt dat moet of kan oplossen. Daar gaan we in deel 2 dan ook op in.
In deel 3 wordt het nog een stuk praktischer: met welke businessmodellen en financieringsmodellen zijn deze circulaire strategieën nu daadwerkelijk in de praktijk te brengen?
Auteur
Hans Stegeman is hoofd onderzoek en beleggingsstrategi bij Triodos Investment Management. Hij schrijft columns (voor RTLZ en fondsnieuws) en is bezig met een proefschrift over circulaire economie. Hans studeerde Algemene Economie aan de Universiteit Maastricht. Tussen 2007-2017 was hij werkzaam bij de Rabobank, met als laatste functie hoofdeconoom Nederland. Daarvoor werkte hij onder andere als onderzoeker bij het Centraal Planbureau.
Literatuur
Centraal Planbureau. 2018. Circulaire Economie: Economie En Ecologie in Balans. Den Haag.
Circle Economy. 2019. “Circularity Gap.”
Ellen MacArthur Foundation. 2013. Ellen MacArthur Foundation Towards the Circular Economy: Opportunities for the Consumer Goods Sector.
Haas, W., Krausmann, F., Wiedenhofer, D., Heinz, M., 2015. How circular is the global economy?: An assessment of material flows, waste production, and recycling in the European union and the world in 2005. J. Ind. Ecol.19, 765–777. doi:10.1111/jiec.12244Kirchherr, Julian, Denise Reike, and Marko Hekkert. 2017. “Conceptualizing the Circular Economy: An Analysis of 114 Definitions.” Resources, Conservation and Recycling127(September): 221–32.
Korhonen, Jouni, Antero Honkasalo, and Jyri Seppälä. 2018. “Circular Economy: The Concept and Its Limitations.” Ecological Economics143: 37–46. http://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S0921800916300325.
Krausmann, Fridolin et al. 2017. “Global Socioeconomic Material Stocks Rise 23-Fold over the 20th Century and Require Half of Annual Resource Use. Supporting Information.” Proceedings of the National Academy of Sciences114(8): 1880–85. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/28167761 (March 8, 2018).
Mayer, A. et al. 2019. “Measuring Progress towards a Circular Economy: A Monitoring Framework for Economy-Wide Material Loop Closing in the EU28.” Journal of Industrial Ecology4(May): 1–2.
Millar, Neal, Eoin Mclaughlin, and Tobias Börger. 2019. “The Circular Economy: Swings and Roundabouts?” Ecological Economics158(December 2018): 11–19. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S092180091830538X?dgcid=rss_sd_all.
Reike, Denise, Walter J V Vermeulen, and Sjors Witjes. 2017. “The Circular Economy: New or Refurbished as CE 3.0? — Exploring Controversies in the Conceptualization of the Circular Economy through a Focus on History and Resource Value Retention Options.” Resources, Conservation & Recycling: 1–19. www.elsevier.com/locate/resconrec (February 22, 2018).
Steffen, Will et al. 2015. “Planetary Boundaries: Guiding Human Development on a Changing Planet.” Science. http://science.sciencemag.org/content/early/2015/01/14/science.1259855/tab-pdf (November 11, 2017).
WBCSD/BCG. 2018. THE NEW BIG CIRCLE. http://docs.wbcsd.org/2018/01/The_new_big_circle.pdf (March 6, 2018).