De bouwsector wil af van de wildgroei aan duurzaamheidscertificaten. Bouwondernemers pleiten voor één te certificeren standaard voor de hele keten, gebaseerd op ISO26000 of het GRI-protocol.
Grote bedrijven uit de (water)bouwsector, GWW en technische dienstverlening vinden dat de certificaten te veel gericht zijn op bedrijfsvoering en vooral leiden tot extra papierwerk. Het leidt onvoldoende tot werkelijke duurzaamheid in de projecten.
Dat zeggen MVO-managers van Ballast Nedam, BAM Infraconsult, Boskalis Nederland, Cofely Energy & Infra, Croon Elektrotechniek, Heijmans Infra, Mourik, SPIE Nederland, Strukton, TBI, Van Oord en VolkerWessels in een ingezonden brief.
Niet de bereikte resultaten van certificeringen en prestatieladders staan ter discussie, maar de wildgroei aan ladders, certificaten, schema’s en labels, schrijven de bouwondernemers in hun brief. Opdrachtgevers vragen verschillende labels of certificaten, maar die zijn vooral gericht op de bedrijfsvoering en niet op duurzaamheid in projecten.
“De MVO-prestatieladder, CO2-Prestatieladder, PSO ladder, FIRA of Ecovadis zijn maar een paar voorbeelden van duurzaamheidslabels die ons worden gevraagd door opdrachtgevers. Maar al die labels en certificaten zijn vooral gericht op de bedrijfsvoering. Voor duurzaamheid in de projecten is helaas maar weinig aandacht. Terwijl juist daar veel kan worden bereikt.”
Twee suggesties
De bedrijven willen het aantal prestatieladders en duurzaamheidscertificaten terugbrengen naar één te certificeren standaard voor de hele keten (zowel voor opdrachtgever als opdrachtnemer), bijvoorbeeld op basis van ISO 26000 of het GRI-protocol.
Een tweede suggestie is dat opdrachtgevers bij aanbestedingen duurzaamheid zodanig zouden moeten uitvragen dat dit daadwerkelijk effect heeft op het project. Dit vraagt om een gerichte dialoog tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.
Bron: Cobouw