In zijn boek levert de Britse onderzoeker Chris Grey scherpe kritiek op de positivistische mainstreambenadering van management en organisatie. Het positivisme beschouwt organisatietheorie als een wetenschap.
De stroming van de zogeheten interpretivisten, constructivisten of relativisten wijst deze benadering af. Wat hen betreft hebben organisaties geen eigen objectief bestaan. Het zijn constructies van mensen en van de organisatietheorie zelf. Er zijn geen wetten die ontdekt moeten worden en het doen van voorspellingen is zo goed als onmogelijk. Ze geven de voorkeur aan kwalitatief werk.
Critics en managerialisten
Naast het onderscheid tussen positivisten en constructivisten kan ook een onderscheid worden gemaakt tussen managerialisten en critics. Grey beschouwt zichzelf als critic en gaat voor plausibiliteit en niet voor objectieve realiteit. De managerialisten zijn geïnteresseerd in organisaties vanuit de optiek van hoe ze beter kunnen worden gemanaged. Zij delen de politieke en intellectuele belangen van de managers, wier kant zij kiezen. De critics zijn meer geïnteresseerd in het begrijpen van de organisatie als een geheel. Zij bevinden zich meestal in het kamp van de constructivisten. Omdat de bulk van de organisatietheorie wordt gemaakt in managementscholen, zijn de critics in de minderheid.
Body of knowledge?
De ironie is dat het kamp van de managerialist-positivisten er niet in geslaagd is ook maar iets te produceren waar managers veel aan hebben, een feit waarvoor ze voortdurend worden gekritiseerd. Er is geen body of knowledge. Vijf decennia hebben vrijwel niets opgeleverd aan voorspellende wetten en causale relaties met betrekking tot organisaties. Daar was (en is) het positivisme naar op zoek. Grey constateert dat het niet heeft gewerkt. De critics daarentegen leveren in ieder geval herkenbare beschrijvingen van echte mensen in organisaties in plaats van abstracte statistische hypothesetesten.
Agenda
Veel organisatietheorie is nauw verbonden met managementpraktijk. Ze jaagt ook een bepaalde agenda na. Het is een agenda met allerlei veronderstellingen over organisaties, mensen, politiek en ethiek en over hoe de wereld waarin we leven is georganiseerd. Grey wil met zijn boek laten zien dat de manier waarop ze dat doet zwak is, zeer bevooroordeeld, grotendeels onverdedigbaar en zowel in moreel als in praktisch opzicht verkeerd.
Grey wil met zijn boek laten zien dat de manier waarop ze dat doet zwak is, zeer bevooroordeeld, grotendeels onverdedigbaar en zowel in moreel als in praktisch opzicht verkeerd.
In deel 1 bespreekt hij de klassieke benaderingen van bureaucratische theorie, scientific management en human relations theorie. Zo komen de bekende Hawthorne-studies aan de orde, waar Grey een analyse op loslaat, die haaks staat op de gangbare interpretatie van de experimenten. De echte betekenis van de Hawthorne studies, aldus Grey, is dat ze legitimatie gaven aan een nieuwe management-arena.
Politieke keuzes
Organisatiemetaforen zijn volgens Grey nutteloos omdat ze het feit verdoezelen dat organisaties en omgevingen wederzijds constitutief zijn. Het meest opvallende kenmerk van change management is dat het bijna altijd mislukt. Het is gebaseerd op de veronderstelling dat het mogelijk is sociale en organisatorische relaties systematisch te beheersen. Bovendien gaat het ervan uit dat wat op één plek heeft gewerkt, gegeneraliseerd kan worden op andere plekken. Grey verzet zich tegen instrumentele rationaliteit. De studie van organisaties is volgens hem in essentie een studie van politieke keuzes.
Wie de gangbare management- en organisatietheorieën onbevredigend vindt, is bij Grey aan het goede adres, al is het alleen al vanwege de titel van zijn boek.
Het boek is verkrijgbaar bij amazon.com Â
Nico Lemmens, assist42