Een gesprek is niet automatisch een dialoog. Een slechtnieuwsgesprek bijvoorbeeld is iets heel anders, een verkoopgesprek ook. Een dialoog is niet zozeer een methode van spreken maar vooral van luisteren. In een dialoog wordt duidelijkheid verkregen over ieders meningen en gevoelens, over achterliggende motivaties en vooronderstellingen, over de connotatieve kant van communicatie dus.
Een goede dialoog voldoet aan zes eisen.
1. Schort je oordeel op
De deelnemers moeten met zichzelf afspreken dat zij voor de duur van de dialoog ieder oordeel opschorten. In de praktijk betekent dat dat je geen evaluerende, normerende opmerkingen maakt. Er mag alleen om verduidelijking en aanvulling worden gevraagd. Anders wordt het gespreksveld een arena en dat bevordert de vrije doorstroom van gedachten en gevoelens uiteraard niet. Het niet hebben van een oordeel valt niet op te leggen, het opschorten ervan wel. Een oefenronde en een strenge gespreksleider voldoen meestal wel hiervoor.
Iedere deelnemer brengt zijn eigen vooroordelen in kaart en stelt ze bij zichzelf ter discussie.
De eis om niet te oordelen impliceert niet alleen dat je geen evaluerende opmerkingen maakt, maar ook dat je je van je eigen oordelen bewust bent. Oordelen zijn echter lang niet altijd goed doordacht, vaak zijn het vanzelfsprekendheden die gewoon voor waar worden aangenomen – vooroordelen dus. Iedere deelnemer brengt zijn eigen vooroordelen in kaart en stelt ze bij zichzelf ter discussie.
2. Luister
Een dialoog is niet zozeer een methode van spreken maar vooral een methode van luisteren. Meestal luisteren we om erachter te komen wat er van ons wordt verwacht en hoe we zo goed mogelijk voor de dag kunnen komen. Luisteren in de dialoog is gebaseerd op de gedachte dat alles wat mensen voelen, zien, horen en percipiëren EEN visie is op de realiteit en niet per se DE visie. De waarheid bestaat (even) niet of in elk geval respecteert iedereen verschillen in opvatting. Iedere visie is relatief en voor verandering vatbaar.
Het is een hele kunst om het goed te doen, maar luisteren kun je leren.
Luisteren in een dialoog impliceert daarom: luisteren naar je eigen toon en woordkeus, luisteren naar anderen om erachter te komen wat zij belangrijk vinden, luisteren naar het collectief om de meningen en ideeën in de loop van het gesprek te blijven identificeren en voor jezelf te duiden.
Het is een hele kunst om het goed te doen, maar luisteren kun je leren.
3. Stel de goede vragen en reflecteer
De kunst van goed onderzoek is niet de uitvoering maar de goede vragen stellen. In het boek Dialogue van Ellinor en Gerard staat een bekend voorbeeld: ‘Newton zat in zijn tuin onder de appelboom toen er plotseling een appel naar beneden kwam. Hij had zich de voor de hand liggende vraag kunnen stellen waarom de appel uit de boom viel. Hij vroeg zich echter af waarom de sterren niet uit de hemel vallen. Zo ontdekte hij de zwaartekracht.’
Goede vragen stellen is een kwestie van fundamentele nieuwsgierigheid en grondige reflectie om erachter te komen wat echt belangrijk is. De gespreksleider moet de deelnemers helpen om hieraan te werken. Daar zijn allerlei oefeningen voor, maar houding, motivatie en intelligentie zijn voorwaardelijk.
4. Let op je non-verbale communicatie
Als de verbale communicatie tegengesteld is aan de non-verbale, wordt de non-verbale bijna altijd gezien als de meest geloofwaardige. Dat zit hem in lichaamshouding, uitdrukking en beweging, maar ook in bijvoorbeeld uiterlijk en kleding. Dat is allemaal informatief voor een ander en komt vaak anders over dan je zelf denkt.
Het probleem van non-verbale communicatie is dat je vaak niet eens in de gaten hebt wat je op dat gebied doet en wat de impact daarvan kan zijn.
Het probleem van non-verbale communicatie is dat je vaak niet eens in de gaten hebt wat je op dat gebied doet en wat de impact daarvan kan zijn. Een goede gespreksleider let dus ook daarop en spreekt de deelnemers erop aan.
5. Maak vooral afspraken
Een goede dialoog vereist een prettige, fysieke ruimte waarin de hectiek van alledag wegblijft (de smartphone moet dus uit). Maar er moeten ook afspraken worden gemaakt over:
- De dialoog levert geen ander resultaat op dan de dialoog zelf, afspraken maken en compromissen sluiten hoort bij onderhandelen, niet bij een dialoog voeren
- Statusverschil en verschil in functionele rol worden tijdelijk buiten werking gesteld
- De groep is gezamenlijk verantwoordelijk voor het goede verloop van de dialoog
- Wie het woord neemt spreekt tot de hele groep, niet tot één of twee leden ervan
- Ieder mag het woord vragen als die daar de behoefte toe voelt
- Er wordt uitgegaan van het hier en nu; er worden geen oude koeien uit de sloot gehaald
- Ieder staat voor zijn mening en daarbij is ieders werkelijkheid de zijne, niets meer maar ook niets minder
6. Zorg voor een goede gespreksleiding
Senge, grondlegger van de lerende organisatie en pleitbezorger van de dialoog als methode om te leren, vergelijkt het met een collectieve meditatie en wijst erop dat meditatie staat of valt met de discipline in het volgen van de procedure en de regels.
Ook het Socratische gesprek is altijd strak geregisseerd. Vooral bij mensen die niet gewend zijn aan deze vorm van gesprek is het belangrijk dat er een strakke gespreksleiding is. Mensen die bijvoorbeeld ervaren zijn in onderhandeling zijn doorgaans ongeschikt om zonder strakke leiding te dialogiseren.
De gespreksleider bespreekt welke thema’s aan de orde zullen komen, zorgt voor rust en afwisseling, is gastheer en regisseur van het proces, houdt de deelnemers aan de eisen en hun verantwoordelijkheden en zorgt voor discipline. De gespreksleider bemoeit zich niet met inhoud, alleen met het proces.
Bron: Prof. dr. Betteke van Ruler, Em. hoogleraar Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam
Lees ook: Instrument: De contemplatieve dialoog