In ons boek Leiderschap van de programmamanager beschrijven we 14 thema’s die in onze optiek de kern van dat leiderschap vormen. Het 7e thema is ‘Omgaan met macht en gezag’, waarbij we ingaan op de vraag wat macht betekent voor een programmamanager en waarin we je helpen om jezelf te verhouden tot de macht om je heen en bij het ontwikkelen van je gezag.
Macht is het vermogen om iets tot stand te brengen, waarvan je al dan niet gebruik kunt maken. Het is een relatie tussen twee individuen of groepen waarin de één richting kan geven aan het gedrag van de ander of dit kan bepalen, meer dan omgekeerd. Dat vermogen wordt toegeschreven door anderen, denk aan teamleden die een project- of programmamanager erkennen in zijn sturende rol. Macht is een begrip dat veel associaties oproept bij mensen, positief én negatief, en dat nog altijd een belangrijke rol speelt in organisaties. Als programmamanager wil je iets voor elkaar krijgen in een omgeving waarin mensen op allerlei manieren macht en invloed uitoefenen, bijvoorbeeld door wel of juist niet mee te doen aan het programma. De vraag is hoe je vanuit jouw rol als programmamanager op een effectieve manier met die macht omgaat. Het helpt daarvoor te weten welke vormen van macht er te onderscheiden zijn, zoals positiemacht, persoonsmacht (gezag) en creatiemacht. Het helpt ook om te onderzoeken wat je persoonlijke verhouding tot macht is, welke opvattingen je erover hebt en welke invloed dit op je functioneren heeft.Persoonsmacht
Om het beste uit mensen te halen, heb je als leider gezag oftewel persoonsmacht nodig. Veel organisaties zijn echter nog gebouwd op de principes van positiemacht. Op allerlei manieren stimuleren zij het streven naar macht, bijvoorbeeld door daar invloed, prestige en (een heel hoog) inkomen tegenover te zetten. De organisaties met toekomst redden het echter niet door te blijven denken vanuit macht, omdat dit allerlei negatieve effecten met zich meebrengt, zoals afwachtendheid, wantrouwen, weerstand en stress. Dergelijke effecten passen niet bij de eisen die tegenwoordig aan organisaties worden gesteld, zoals wendbaarheid, snelheid, flexibiliteit en werken vanuit zingeving. Voor je eigen leiderschap kiezen tussen macht en gezag hangt onder meer samen met je waarden en machtsbehoefte. Hoe prettig vind je het om controle over anderen te hebben? Of om je zin te krijgen, ongeacht wat andere mensen vinden? Wij vinden dat je niet te veel moet inzetten op het verkrijgen van positiemacht. Je basis en je stevigheid zul je vooral moeten zoeken in je gezag, je persoonsmacht, en het beïnvloedingsrepertoire dat daarbij past.Gelijkwaardigheid in sturingsrelaties
Het gaat in programma’s om horizontale sturingsrelaties. De basis daaronder is gelijkwaardigheid. Hierbij past niet het sturen vanuit traditionele positiemacht, maar wel het sturen vanuit gezag, omdat gelijkwaardigheid daarin de basis is. Dat is iets anders dan gelijkheid. De betrokkenen zijn niet gelijk, want ze vervullen allemaal een andere rol (opdrachtgever, programmamanager, enzovoort) en zijn in het ene geval leider en in het andere geval volger. Ze zijn wel gelijkwaardig en gaan op basis daarvan relaties aan waarin ze elkaar proberen te beïnvloeden om een doel te bereiken.Leiderschap van de programmamanager
In dit boek zijn 14 thema’s uitgewerkt die het fundament vormen onder het leiderschap van een programmamanager