‘Buurman!’, riep mijn buurman Dennis ontzettend enthousiast naar mij op een mooie vrijdagmiddag in november. ‘Buurman!’, riep ik enthousiast terug. ‘Ik ga even een biertje pakken, want dat heb ik wel verdiend’, zei buurman Dennis. ‘Heb je weer hard gewerkt?’, vroeg ik. ‘Ik heb 800 vierkante meter straat gelegd vandaag. 800 meter! Een nieuw persoonlijk record!’, jubelde mijn buurman, die vol passie begon uit te weiden over vierkante meters, stenen, pallets, en het leggen ervan. Apetrots op wat hij had gedaan die dag.
En terecht dat hij trots was. En dat zouden we eigenlijk allemaal wat vaker moeten zijn. Want heel veel mensen doen heel veel dingen, heel erg goed op hun werk. En dat elke dag. Maar we nemen allemaal maar aan dat het gewoon is dat alles goed gaat. Dat het normaal is dat er 800 vierkante meter straat wordt gelegd, of dat rijen ongeduldige klanten keurig worden geholpen aan de kassa, dat er met veel te weinig personeel honderden mensen op een dag goed te eten krijgen in restaurants, dat verpleegkundigen zieke kinderen aan het lachen maken, en helpen beter worden.
Want heel veel dingen die heel erg goed gaan, zijn eigenlijk heel erg moeilijk. Pas door veel oefening en met veel ervaring kunnen ingewikkelde dingen opeens in één keer goed gaan. Of kunnen dingen opeens heel snel gaan. Zoals mijn buurman die bijna 100 pallets met meer dan 8 vierkante meter stenen erop wegwerkt.
Trots zijn, is niet erg
Kortom, trots zijn op je werk is helemaal niet erg. Sterker nog: trots zijn is gewoon goed. Als je iets presteert dan mag je daar met voldoening naar kijken. Een patiënt die weer naar huis mag, een gast die voldaan het restaurant verlaat, een toilet dat weer werkt, een artikel met impact, een succesvol seminar, een leerling die tegen de verwachting in toch slaagt, een koopavond met een topomzet, een kundig gelegde straat.
Maar het is niet alleen voor jezelf dat je met trots kunt terugkijken op wat je hebt gedaan. Ook als collega, maar zeker als leidinggevende kun je, nee, móet je met trots kijken naar wat anderen presteren. En niet met afgunst. En niet om daarmee een nieuwe norm te stellen, maar gewoon omdat het allemaal best wel bijzonder is wat er gebeurt. Dat je gemeend tegen je collega zegt dat hij of zij het goed heeft gedaan.
Dat we als leidinggevende iets meer de waarderende blik opzetten (en de kritische het-kan-altijd-beterhouding wat meer laten varen) en niet meer voor vanzelfsprekend aannemen dat er goede dingen gebeuren. Maar die goede dingen benoemen, en de verantwoordelijke daarvoor complimenteren.
Respect voor mensen die dingen goed kunnen
Ik keek naar het terras in mijn tuin, waar ik zelf precies twee tegels in had gelegd, en daar had ik tien minuten over gedaan. De rest van het terras was door de andere buurman Anco – die net als buurman Dennis ook een eigen stratenmakerbedrijf heeft – gelegd. Ik berekende dat die twee tegels ongeveer een halve vierkante meter waren. En ik zou wel iets sneller worden als ik het vaker zou doen, maar in mijn tempo zou ik zo’n drie vierkante meter per uur doen: 33x langzamer dan de buurman, die inmiddels met zijn welverdiende biertje naar binnen was gelopen. Daarop bedacht ik me dat ik steeds meer respect krijg voor mensen die dingen goed kunnen. Want zo makkelijk is het allemaal niet. En dat mogen we ons best eens vaker realiseren.
Door: Eduard van Brakel
Eduard is eindredacteur van Management Impact. Ook schreef hij met managementwetenschapper Bas Kodden het boek Leidinggeven is omgekeerd opvoeden.