Bij diversiteit gaat het om verschillen en overeenkomsten tussen mensen onderling. Supervisie waardeert diversiteit. In supervisie is het voor de supervisor belangrijk zich bewust te zijn van de werking van verschillen en overeenkomsten tussen supervisor en supervisanten. Diversiteit heeft alles te maken met het besef dat ieder mens uniek is en niemand hetzelfde is als een ander.
Dit maakt dat er verschillen zijn tussen mensen onderling. Deze verschillen maken in supervisie ontmoetingen leerrijk en interessant of kunnen soms ook spanningen geven en polariserend werken, omdat vanzelfsprekendheden op de helling komen te staan. Verschillen kunnen aanvullend en verrijkend werken, als men openstaat voor het anders zijn van de ander. Er is dan sprake van interesse en inclusie.
Waardering van diversiteit
Diversiteit kan stimuleren tot onderzoek door de volgende vragen te stellen: hoe is dit eigenlijk voor mij en wat leer ik ervan, hoe is dit voor de ander en wat betekent dat? Hierdoor leert men van elkaars verschillen. Als het je als supervisor lukt om inclusief te zijn, betekent dit dat je in staat bent uitsluiting te voorkomen. Dat wil zeggen dat je als supervisor aan je supervisant het gevoel kunt geven dat hij erbij hoort, gewaardeerd wordt, uniek is en zichzelf mag zijn. Erkenning en waardering van uniciteit en mogen zijn wie je bent, komen de kwaliteit van de interactie ten goede. Oftewel, ieder mens heeft er recht op zich te onderscheiden. Verschillen wegpoetsen kan leiden tot loyaliteitsconflicten en tot tegenkracht.
In supervisie is het leren omgaan met elkaars verschillen en overeenkomsten essentieel. Dit lukt door met respect en aandacht met elkaar in gesprek te gaan en naar elkaar te luisteren. De kracht van diversiteit zit in het uitdagen van elkaars bestaande dominante vertogen en dominante vanzelfsprekendheden. In de praktijk blijkt telkens weer hoe moeilijk het is om dit vanuit een wisselend perspectief met elkaar te onderzoeken.
Diversiteit: deelaspect van het competentieprofiel van een supervisor
LVSC-competentieprofiel (2010)
In het competentieprofiel van de LVSC staat bij deelaspect 2: ‘De supervisor kan omgaan met diversiteit van supervisanten. De supervisor kan zijn/haar optreden variëren naargelang de individualiteit van supervisanten. Hij/zij kan de bijzonderheden, grenzen en mogelijkheden van supervisanten herkennen vanuit hun achtergrond naar cultuur, sekse, klasse, leerstijl, gender, leeftijdsfase, ervaring, religie/levensbeschouwing. Een supervisor kan supervisanten ook stimuleren zelf met deze diversiteitsbril op te leren kijken en hun waarnemingen te verdisconteren in hun handelen. Een belangrijk onderscheid is ook het kunnen hanteren van het verschil tussen aandacht voor het individu en voor het functioneren van de groep als geheel binnen supervisie.’
Ter illustratie van deze omschrijving zullen we wat concreter benoemen wat dit voor de supervisor inhoudt. De supervisor kan en zal waar nodig:
- onderscheid maken tussen individu en groep en de eigen dynamiek ervan herkennen;
- overeenkomsten en verschillen zien tussen supervisanten;
- manieren herkennen en hanteren om met verschillen en overeenkomsten om te gaan;
- verschil in leerstijl, cultuur, sekse, seksuele oriëntatie, klasse, generatie, levensfase, levensbeschouwing/religie, ervaring, of opleidingsniveau herkennen en hanteren;/
- kunnen onderhandelen;
- verschillende belangen en standpunten naast elkaar laten bestaan;
- eigen grenzen aangeven;
- onderscheid maken tussen meningen, belangen en principes;
- metacommuniceren over verschillen;
- het verschil tussen debat en dialoog onderscheiden en hanteren;
- een eigen mate van affiniteit met werkvelden en vraagstukken herkennen om met vragen van een supervisant wel of juist niet ‘in zee te gaan’.
Aspecten van de competentie ‘omgaan met diversiteit’
De volgende opsomming van aspecten van de diversiteitscompetentie is ontleend aan inzichten en ervaringen van Christine van Duin, Kitlyn Tjin A Djie en Twie Tjoa:
- diversiteitgevoeligheid kunnen ontwikkelen;
- kennis hebben van de eigen culturele bagage;
- beschikken over kennis van opvattingen in andere culturen;
- inzicht in eigen normen en waarden en die van ‘anderen’ en op basis van dit inzicht interventies kunnen plegen;
- niet-normatief en zonder oordeel handelen;
- kunnen wisselen van perspectief (code switching);
- openstaan voor een andere blik (out of the box);
- je ‘stress’ kennen in de ontmoeting met de ‘vreemde’ ander, in jezelf en bij de ander;
- kunnen herkennen van uitsluiting/ongelijke behandeling, deze bespreekbaar maken en in staat zijn te interveniëren in geval van uitsluiting, discriminatie of racisme;
- kunnen omgaan met verschillen en overeenkomsten bij het communiceren;
- bereidheid tot onderzoek van eigen dominante vanzelfsprekendheden en dominante vertogen in de samenleving;
- kunnen omgaan met macht en dominantie, waar diversiteit aan de orde is;
- ruimte kunnen maken voor niet-weten;
- wrijving tot glans maken.
Waarom is diversiteit belangrijk voor supervisie?
In supervisie staat het leren centraal. Leren is een proces dat plaatsvindt in de wisselwerking tussen individu en omgeving; er is daarbij sprake van bewust en onbewust leren. Vanuit deze aanname zijn leerprocessen, leervaardigheden, leerstijlen en leersocialisaties te beschouwen als oorzaak en resultaat van het ‘leren om te leren’. De interactie tussen interne diversiteiten (dat wil zeggen: karakter, persoonlijkheidsstructuur, verschillende intelligenties (Gardner, 2002), genen en dergelijke) en externe diversiteiten (dat wil zeggen: sociale omgeving, klasse, familie, school, leraren en dergelijke) van de persoon en zijn omgeving is een bepalende factor. Binnen en buiten de persoon zijn krachten aanwezig die bepaalde leermogelijkheden, leerpatronen en aannames over leren creëren en afbreken. Soms is de beïnvloeding gunstig en stimulerend en soms ongunstig en remmend voor het werkelijke leren van de persoon. Aandacht voor diversiteit, de krachten en zwaktes die in deze wisselwerking besloten liggen, is daarmee noodzakelijk voor het supervisorisch leren.
In supervisie staat leren in interactie centraal
Interactie veronderstelt verschillen en overeenkomsten: er is altijd diversiteit aanwezig. Als supervisor heb je dus altijd te maken met diversiteit. Interactie tussen mensen met hun verschillen en overeenkomsten neemt in supervisie een belangrijke plaats in. In supervisie kom je veel soorten verschillen tegen, veel meer dan alleen maar het verschil tussen man en vrouw (gender), of etnische verschillen. Diversiteit loopt als een rode draad door de supervisie: verschil in leerstijl, in leeftijd, afkomst, opleidingsniveau, werkervaring, geslacht, religie, seksuele diversiteit enzovoort.
Herkennen en erkennen van diversiteit in supervisie
(H)erkennen van verschillen en overeenkomsten behoort tot de centrale opgave van iedereen die in begeleidingssituaties zorgvuldig (professioneel) wil kunnen handelen. Diversiteit is daarmee een onderdeel van de grondhouding van de supervisor en het is van belang om diversiteitscompetenties en interculturele communicatieve vaardigheden te ontwikkelen.
Bewustzijn van eigen wijze van rasteren en eigen kijk
Wees je bewust van je eigen mens- en maatschappijbeeld en datgene wat je zelf meeneemt (je eigen raster) in het supervisiegesprek. ‘Hoe je kijkt, maakt wat je ziet en min of meer wat je doet en laat’ (gevleugelde uitspraak van Y. Stapert). Vanzelfsprekend is de supervisor zich ervan bewust dat supervisanten een andere kijk, of andere normen en waarden kunnen hebben. Het kunnen benutten van diversiteit vraagt ook om het kunnen loslaten van de eigen vanzelfsprekendheden. Soms geeft dat spanningen binnen supervisie, maar het kan ook nieuwe inzichten geven en andere invalshoeken van waaruit naar een andere ervaring of situatie gekeken kan worden. Dan is er sprake van perspectiefwisseling.
Bron: Supervisiekunde
Door: Marjo Boer, Marcel Hoonhout, Jan Oosting