Laat ik het maar onomwonden zeggen: veruit de meeste dingen die je hoort, hoor je niet woordelijk. Ga maar na: iemand zegt iets. Jij denkt er iets van. Dat gaat razendsnel en helemaal vanzelf. En dáármee ga je aan de wandel. Dus: met datgene wat je denkt over wat er werd gezegd.
Ogenschijnlijke verdieping
Je stelt belangstellend vragen die ogenschijnlijk verdieping aanbrengen in wat de ander heeft gezegd. Maar in werkelijkheid stel je vragen waarin je bevestiging verwacht te vinden van datgene wat jij al dacht óver datgene wat die ander zei. Volg je het nog? Je doet, onaardig gezegd, daarmee weinig recht aan de woorden van de ander. Je snuffelt er even aan en rent dan door naar het volgende stationnetje waar je jouw opkomende gedachten volgt.
En de ander doet precies hetzelfde natuurlijk. Die denkt daar ook weer wat van en holt naar het volgende stationnetje. Ogenschijnlijk ben je met elkaar over hetzelfde aan het praten en de vraag is of dat werkelijk zo is.
Ik had ooit les van een filosoof die dit ‘een gewelddadige manier van communiceren’ noemde. Hij zag het als een vorm van geweld wanneer je voortdurend op een ander vooruitholt en daarmee in wezen voorbijgaat aan wat de ander zegt. Tjonge. Dat zijn nogal uitspraken. Als luister-leek werd ik daar een beetje zenuwachtig van, want het laatste wat ik wilde natuurlijk was een ander geweld aandoen. Toch … alle goede bedoelingen ten spijt, laten we eens nader kijken naar dat bovenstaande fenomeen: we zijn nauwelijks in staat woordelijk te herhalen wat een ander zegt.
Je hoort wat je denkt
Als kind kon ik soms zo verstrikt raken als ik iemand tegen een ander hoorde zeggen: ‘Je luistert wel, maar je hoort me niet!’ En de volgende dag kon ik dan iemand horen zeggen: ‘Je hoort me wel, maar je luistert niet!’ Huh!? De overeenkomst is duidelijk – dat wil zeggen: in beide gevallen worden dergelijke zinnen doorgaans op verwijtende of beschuldigende toon gezegd (of geschreeuwd) – maar welke van de twee is nu waar?
De verstrikking kan ik nog steeds voelen als ik ze lees. (Heb jij dat ook? Dat je bij beide varianten denkt: hm ja, daar zit wat in.) En het ontwarren is misschien vooral een semantische zoektocht die ik voor nu dan maar even laat voor wat het is. De inzet is in ieder geval: het ene is oppervlakkig en een schijnvertoning van het andere. En het andere is dan het gewenste. En dat ‘andere’ mist dus schijnbaar, want anders ontbrak die verwijtende toon immers wel. De vraag die boven dit artikel hangt, is echter: kunnen we wel tegemoetkomen aan dat gewenste? Om iemand te horen, of om ‘echt’ (…) te luisteren?
Het fenomeen luisteren
Vooruithollen op de ander, verdiept zijn in je eigen gedachten over datgene wat de ander zegt, dat noemde mijn filosofiedocent een vorm van gewelddadigheid. Dat is nogal een forse kwalificatie: gewelddadig. Want tja, een beetje praten, wat terugzeggen, daarop doorgaan, weer wat zeggen, ach, zo gaan gesprekken nu eenmaal. En is dat erg? Mwoah. Ongetwijfeld levert het een leuk gesprek op en dat is een hoop waard. Een leuk gesprek is niet gewelddadig, durf ik heus te beweren. Maar met een gerichtheid op het fenomeen luisteren, nodigt de kwalificatie van ‘gewelddadigheid’ bij nader inzien wel degelijk uit tot nadenken.
Want als het een informeel, vriendschappelijk, terloops gesprek is, dan is het vooral de sfeer die telt. Of een leuk gesprek ook een goed gesprek is (of zou moeten zijn), dat is aan de beoordeling van degenen die er deel van uitmaken.
Bron: Luisterboek
Door: Froukje Weidema