Een transitie is een collectief leerproces, waarbij een groep mensen met vakkennis van hun systeem gezamenlijk eigenaarschap neemt, om dat systeem (sector, regio, organisatie) te transformeren naar een duurzaam systeem.
Om dit effectief te doen, moeten ze omgaan met de dynamische, sociale en inhoudelijke kant van transitie. Daartoe leren ze integraal te kijken naar hun systeem en maken ze zich systeemleren (transformationeel leren, leren met Theory U en creatief leren) eigen.
Transitie met duurzaam systeem
Een duurzaam systeem houdt in: volhoudbaar, op lange termijn functionerend, vanwege positieve waarde voor mensen, milieu en economie. De geëngageerde groep vormt een transitieteam dat werkt aan de transitie, omdat hun systeem hun aan het hart gaat, vanuit de visie dat het anders beter kan. Ze hebben elkaar nodig, want ze beschikken allemaal over een stukje van de inhoudelijke puzzel om de disruptieve verandering die de transitie impliceert te kunnen maken.
Complexe transities
In de omschrijving is sprake van drie manieren waarop transities complex zijn: dynamisch, sociaal en inhoudelijk.
Dynamisch complex
Transities zijn dynamisch complex. Transities verschillen in verloop in de tijd, de schaalgrootte en de aard van een transitie. Ze kennen een grillig verloop in de tijd: perioden van stagnatie en beweging wisselen elkaar af, rechtlijnige, voorspelbare bewegingen ontbreken.
Transities bekeken vanuit schaalniveau laten zien dat er verschillende abstractieniveaus zijn die in beweging zijn (samenleving, sector, organisatie, individu) en die verschillende niveaus beïnvloeden elkaar onderling. Bij de aard van een transitie zijn er generieke patronen van ketens van gebeurtenissen waar te nemen die bijdragen aan het veranderen van een systeem. Een transitie kan op gang komen door veranderingen van onderop (bijvoorbeeld door een nieuwe uitvinding), van bovenaf (bijvoorbeeld ingegeven door een crisis) of van binnenuit (bijvoorbeeld een nieuw netwerk:
mensen die de krachten bundelen om samen iets te bereiken). Het meest voorkomende patroon voor een transitie is een patroon waarbij binnen een systeem vernieuwende kernen ontstaan die steeds groter worden en doorgroeien, waardoor het aanvankelijke systeem omvormt naar een systeem met andere kenmerken (Rotmans, 2012).
Meerdere partijen betrokken
Bij transities zijn altijd meerdere partijen betrokken. Dat maakt transities sociaal complex. Sectortransities zijn alleen mogelijk als mensen uit verschillende organisaties en met verschillende expertises samenwerken. Deze mensen hebben verschillende perspectieven op hun sector, ze komen uit verschillende organisaties waar verschillende manieren van werken normaal zijn, ze denken verschillend vanuit hun verschillende expertises. Een zo divers samengestelde groep mensen is niet vanzelf in staat om effectief samen te werken aan de complexe opgave die een transitie tot stand brengen is. Daar is voorwerk nodig, in de vorm van werken aan het vermogen van de groep mensen om als transitieteam te functioneren, zodat de groep in staat is om te gaan met haar eigen diversiteit.
Inhoudelijke complexiteit
Een derde complexiteit van transities is de inhoudelijke complexiteit: het is op voorhand namelijk niet duidelijk welke inhoudelijke oplossingen bijdragen aan de gewenste (integrale, duurzame) sector.
Hoe voer je transities uit?
Wil een transitieteam succesvol zijn, dan is het noodzakelijk te leren omgaan met deze drie complexiteiten, juist ook in hun onderlinge wisselwerking. Dat is mogelijk met systeemdenken en met drie vormen van leren: transformationeel leren, leren met Theory U en creatief leren (zie figuur 0.2).
Systeemdenken
Systeemdenken helpt om te gaan met de dynamische complexiteit van transities. Met een systeembril op kijken kern- en transitieteam naar patronen. Dat kunnen patronen in tijd zijn, patronen in wisselwerking tussen schaalniveaus en patronen in de vorm van een keten van gebeurtenissen en patronen in eigen omgaan met het systeem. Er ontstaat in de eerste fase van een transitie een gezamenlijk en integraal beeld van de manier waarop activiteiten in een systeem samenhangen. Van daaruit is het mogelijk onderscheid te maken tussen interventies die eigenlijk lapmiddelen zijn (tijdelijke oplossingen, waarna het probleem weer terugkomt) en interventies die problemen structureel aanpakken waardoor ze definitief verdwenen zijn.
Transformationeel leren
Om de sociale complexiteit te kunnen overstijgen en te kunnen samenwerken in een transitieteam dat veelal is samengesteld uit mensen met verschillende expertises (multidisciplinair team), is in de tweede fase transformationeel leren nodig. Dit is leren op drie niveaus: doen, denken en willen. Vaak zie je dat in een team de groepsleden allemaal vanuit hun eigen logica en belangen aan de gang gaan. Het team is dan geen team, maar een groep individuen. Er zit geen samenhang tussen de activiteiten die de individuele teamleden ondernemen. Als dit gebeurt, is de kans dat de transitie niet van de grond komt groot. Bij transformationeel leren ontdekken mensen hoe ze de omslag kunnen maken van een groep individuen naar een team. Ze zijn in staat om de individuele manieren van doen, denken en drijfveren om te zetten naar één team dat de mentaliteit heeft om vanuit gezamenlijkheid te handelen, denken en willen. Er ontstaat samenhang in activiteiten, die nodig is om een sector te veranderen.
Leren met Theory U
Leren met Theory U richt zich in de derde fase op de inhoudelijke complexiteit van de transitie. Zowel leren met Theory U als creatief leren hebben als doel activiteiten te vinden die bijdragen aan de gewenste sector. Theory U verschilt van creatief leren omdat het gaat om leren van de toekomst, alsof die toekomst er al is. Leren met Theory U start bij een blanco vel, zonder hinder door wat er al is of ooit is bedacht. Er wordt bewust gebruikgemaakt van de verbeeldingskracht van kern- en transitieteam, door letterlijk even stil te zijn en te verbeelden hoe het systeem zou zijn, als hoogst haalbare toekomstige mogelijkheid. Dit levert originele onderwerpen op.
De term ‘downloaden’ wordt in Theory U gebruikt voor het patroon van herhaling uit het verleden. Daarom is het nodig dat een transitieteam praat over de effecten van zijn eigen patronen uit het verleden, die van de systeemdynamiek van herkomst, op het huidige transitieteam. Het transitieteam riskeert anders vast te zitten in het herhalen van bekende patronen. Zonder verwondering blijft een team steken in zijn eigen patronen uit het verleden en mentale modellen die dat reproduceren; het stelt zich dan niet open voor iets wat daar niet in past.
Vanuit een open mind, open hart en open wil zoomt het team in op een inspirerende, gewenste toekomst. Ieder teamlid heeft een individueel perspectief, dat een uniek uitzicht biedt op een grotere realiteit. Als teamleden in staat zijn de wereld door elkaars ogen te zien, kunnen ze samen iets ontdekken wat ze alleen nooit hadden ontdekt. Het vraagt oefening en training om open naar de ander te luisteren. Zo ontstaat er een verschuiving van de intentie van openheid naar een kwaliteit van openheid. Leren met Theory U gaat over lef om open te luisteren en open te spreken.
Creatief leren
Ook creatief leren richt zich op de inhoudelijke complexiteit van de transitie. Als het transitieteam onderwerpen heeft gevonden die het wil onderzoeken, gaat het een creatief proces in om op ideeën te komen. Ideeën die bijdragen aan de creatie van de gewenste sector. Antwoorden op wat het team kan doen, ontstaan uit een creatief leerproces. Wat dat is, valt niet te voorspellen. Het kan gaan om een onverwachte variatie van een bestaande oplossing, een idee uit een ander systeem dat blijkt te inspireren tot een oplossing of een nieuwe combinatie van bestaande oplossingen (Bolhuis, 2016). Soms zijn externe experts nodig om antwoorden te vinden. Om met deze externe experts te kunnen werken, is het noodzakelijk dat het transitieteam functioneert als een volwassen team.
Een team dat in staat is onderlinge hiërarchie los te laten om te kunnen werken vanuit kracht in plaats van macht. Alleen als het team dat kan, is het in staat optimaal creatief te leren met externe experts.
Bron: Transities van sectoren
Door: Esther de Haan