Ons vermogen en onze bereidheid om verbinding aan te gaan, zijn gefundeerd in onze eigen verbondenheid. Verbondenheid die teruggaat op onze allereerste ervaring met welkom zijn, thuis, in ons gezin van herkomst, in groepen, op school, bij sport, verenigingen, de kerk of de moskee. De manier waarop we daar wel of niet welkom waren en dat ook ervaren hebben, vormt ons.
Ervaringen van veiligheid en onveiligheid
Vanuit positieve ervaringen van erbij mogen horen zoals we zijn – belonging – vormen we positieve verwachtingen over nieuwe ontmoetingen, nieuwe groepen. Negatieve ervaringen, zoals buitengesloten worden, jezelf moeten aanpassen om ergens aan deel te mogen nemen, de diner- of keukentafel die met spanning omgeven was (of gepest worden, zoals mij ook overkomen is), dragen we met ons mee als potentiële belemmeringen voor nieuwe verbinding. We worden dan terughoudend in nieuw contact. We kijken de kat eerst uit de boom, wachten misschien tot de ander eerst toenadering zoekt. Verbinding heeft alles te maken met onze ervaringen van veiligheid en onveiligheid.
Die ervaringen van veiligheid en onveiligheid vormen via onze hechting een blauwdruk voor ons vermogen om verbinding aan te gaan. Hechting ontstaat vanzelf, wanneer we geboren worden en opgroeien. De eerste aanleg voor onze hechting ontstaat al tijdens de zwangerschap in de baarmoeder. De levensfase van geboorte tot aan de jongvolwassenheid is voor de hechting daarna het meest vormend, hoewel onze hechting zich ook later verder kan ontwikkelen. Wanneer we geboren worden, zijn we als baby’s hulpeloos en volledig afhankelijk van de zorg van anderen.
Wie overwegend veilig gehecht is, heeft als kind vooral goede ervaringen gehad met autoriteitsfiguren. Onze eerste hechtingsfiguren – meestal onze ouders of verzorgers – zijn immers ook onze eerste gezagsdragers. Wanneer zij op een betrouwbare en ondersteunende manier leidinggaven, leerde je je daaraan toe te vertrouwen.
Fundament van vertrouwen
Die vroege, positieve ervaring met gezag fungeert als een innerlijk fundament van vertrouwen – een secure base, we komen op dat begrip nog uitvoerig terug – van waaruit je later zelf de sprong durft te wagen om leiding te nemen. Met dat vertrouwen
in de rug weet je dat autoriteit niet iets is om te vrezen, maar iets wat in essentie veiligheid en groei kan bieden.
Leidinggeven begint bij het vermogen om te kunnen volgen. Wie nooit heeft geleerd zich af en toe door een ander te laten leiden, loopt bij gebrek aan latere positieve ervaringen als leider onherroepelijk vast. Een leider die moeite heeft met volgen, mist de ervaring van zo’n secure base en komt zichzelf tegen wanneer het erop aankomt. Daarentegen zal een leider die in zijn jeugd heeft ervaren dat hij kon rekenen op steun en sturing – dat hij mocht volgen in vertrouwen – later vanuit datzelfde vertrouwen anderen de weg kunnen wijzen op een gezonde, veerkrachtige manier.
Overwegend onveilige hechting ontwikkelt zich vooral wanneer er sprake is van te veel of te weinig emotionele afgrenzing door onze hechtingsfiguren. Met emotionele afgrenzing bedoel ik dat de ouder onderscheid kan maken tussen de eigen emotie en de emotie van het kind. Bij passende emotionele afgrenzing kan de ouder het kind ruimte laten voor de eigen emotie, ook wanneer die emotie anders is dan wat de ouder op dat moment zelf ervaart. Een ouder die voldoende emotionele afgrenzing kan behouden, wordt wel geraakt door de emotie van het kind, maar neemt deze niet (en zeker niet uitvergroot) over. De ouder kan zo het onderscheid blijven maken tussen wat van het kind is en wat van de ouder zelf is. Voldoende emotionele afgrenzing leidt tot veilige hechting.
Niet-passende emotionele afgrenzing ontstaan
Bij niet-passende emotionele afgrenzing ontstaan onveilige hechtingsstijlen. Dit speelt wanneer de ouder onvoldoende in staat is onderscheid te maken tussen de eigen emoties en die van het kind. Bij te weinig emotionele afgrenzing neemt de ouder de emoties van het kind (vaak versterkt) over en houdt het kind vervolgens verantwoordelijk voor de eigen emotionele reactie. Emotionele uitingen van het kind die bij de ouder ongewenste emoties oproepen, worden zo ontmoedigd. Als kind leer je je dan aanpassen aan de goedkeuring van de ouder, maar je leert geen onderscheid kennen tussen je eigen emoties en die van je ouder(s).
Bij te veel emotionele afgrenzing is er juist op voorhand geen ruimte voor het kind om emoties te uiten. Deze emoties worden door de ouder(s) afgekeurd, meestal doordat de ouders er zelf niet mee kunnen omgaan. Als kind pas je je aan en leer je om je eigen emoties te onderdrukken.
Onze hechtingsstijl wordt niet bepaald door de vraag of er wel of niet van ons gehouden werd. Liefde staat wel aan de basis van de zorg en aandacht die we nodig hebben, maar liefde alleen is niet voldoende. Ook liefdevolle ouders lukt het niet altijd om voldoende aan te sluiten bij onze specifieke behoeften. Met andere woorden: liefde en veilige hechting zijn geen synoniemen. We ontkomen er niet aan onze eigen hechtingsbeweging te onderzoeken voor ons eigen leiderschap. Voor welke triggers zijn wijzelf gevoelig, bijvoorbeeld rondom afwijzing, en hoe uit zich dat?
Ongeveer de helft van de mensen is overwegend onveilig gehecht opgegroeid. Dat betekent ook dat gemiddeld de helft van de mensen die je ontmoet in je privéleven en op je werk de basisveiligheid missen om zich emotioneel gelijkwaardig te verbinden.
Onbewust niveau van hechting
Doordat we als baby nog niet kunnen praten, en nog geen taal tot onze beschikking hebben om ervaringen te duiden, worden vroege ervaringen op een onbewust niveau opgeslagen in ons brein en in ons lijf. We hebben er geen herinneringen aan, omdat
we nog geen taal hadden toen de ervaring werd opgeslagen. Dat onbewuste niveau van hechting vormt de blauwdruk wanneer we later bewust verbinding proberen te maken met anderen. Vanuit een veilige hechting kunnen we dat met positieve verwachtingen doen. Vanuit een onveilige hechting is dat veel moeilijker. De ander zal voor ons dan veel sneller ofwel als bedreigend overkomen, waardoor we afstand willen houden, of we stellen ons juist te afhankelijk op waardoor we te ‘claimend’ dichtbij komen. Je vroegere hechtingservaringen liggen zo aan de basis van hoe je later je leiderschap vormgeeft, relaties aangaat en omgaat met onzekerheid.
Psychologen Mario Mikulincer en Phillip Shaver onderzochten hoe hechting doorwerkt op latere leeftijd, en laten zien hoe veilige hechting emotionele regulatie en veerkracht bevordert. Onveilige hechting daarentegen leidt tot emotionele onzekerheid en instabiliteit. Gelukkig kan veilige hechting zich op latere leeftijd alsnog ontwikkelen. We noemen het dan verworven veilige hechting. Hechting vormt zo het fundament onder vertrouwen en kwetsbaarheid, onmisbaar voor verbinding en gelijkwaardige relaties.
Bron: De 5 wetten van transitie
Door: Jakob van Wielink




