De afgelopen jaren hebben we veel kwaliteit van werkzaamheden proberen te reguleren met regels en afspraken. Terugkerende routinematige activiteiten trachtten we zo veel mogelijk in werkprocessen te beschrijven. Daarnaast benaderden we een toenemend aandeel van het werk projectmatig. Klussen met een begin en een eind, uitgevoerd door een daarvoor samengesteld team, gevangen in projectplannen, SMART-doelstellingen en zo concreet mogelijke opdrachtformuleringen. Dergelijke heldere werkprocessen en scherpe opdrachtformuleringen kunnen heel behulpzaam zijn.
Klassiek opdrachtgeverschap en een taakomschrijving met heldere, scherpe, SMART-geformuleerde opdrachten werken echter niet altijd. Beheersing van kwaliteit is eindig, simpelweg omdat veel werk niet routinematig of voorspelbaar is. We bevinden ons dan ook op een keerpunt in dit denken. Voor de professional is dat goed nieuws. Het lijkt immers in zijn of haar aard te liggen om bij elke nieuwe opdracht ook nieuwe mogelijkheden te zien. De professional geniet ervan om het vraagstuk net iets breder aan te vliegen en ondertussen wat interessante punten (nieuwe ontwikkelingen, bijkomende benefits) mee te pakken. Dat ‘groter denken’ motiveert en werkt het leren in de hand. Het zit in de aard van het beestje om niet alleen goed werk te willen leveren, maar ook te blijven zoeken naar verbetering en vernieuwing.