In 2011 verscheen ons boek ‘Nieuw Europees Organiseren’ kortweg NEO. NEO was de hoofdrolspeler in de filmtrilogie The Matrix. Ook het boek was in drie delen en ieder van de 15 hoofdstukken had twee titels, een bedrijfskundige en een quote uit de film. Deel 2 van het boek heette; ‘Het Pad Kiezen’. Die vraag is nog steeds actueel: gaan we voor het Neoliberalisme of voor het Rijnland Model?
The Time has come to make a choice, Mr. Anderson
‘The time has come to make a choice, Mr. Anderson’. Het lijkt erop dat we na de crisis van 2008, nu weer voor die keuze staan. Toen kozen we toch maar weer voor het vertrouwde Neoliberalisme, maar met meer Toezicht (The Matrix Reloaded), Agent Smith vermenigvuldigde zich. Kiezen we nu wel voor Rijnlands (The Matrix Revolutions)? Laten we dat vooralsnog Neorijnlands noemen. De tijd staat immers – anders dan in The Matrix – niet stil. Het wordt tijd voor de rode pil uit de film, de pil die een keuze mogelijk maakt. En er zijn nu wel hoopgevende signalen. We komen er in deze longread aan het eind op terug.
Deze longread is een aanvulling op ons boek bij de nieuwe druk. De inhoud van het boek is nog altijd actueel, juist nu de omstandigheden aan het veranderen zijn. Heel soms kan alles hetzelfde blijven als de context verandert. Deze omstandigheden en de daaruit voortvloeiende scenario’s beschrijven we in deze longread. Binnen deze veranderde context is Rijnlands aan belang en kracht aan het winnen. Dit zien we terug in politiek en in wetenschap waar nadrukkelijk gezocht naar upgrade van het Rijnlands gedachtegoed. Vooral in woorden, nog niet genoeg in daden.
‘Afkeer invloed staat’
Zo schreef Rutger Bregman voor de website van De Correspondent medio mei 2020 het artikel ‘Het tijdperk van het Neoliberalisme loopt teneinde. Wat komt ervoor in de plaats?’ Bregman vroeg zich af waar onze huidige vorm van kapitalisme is begonnen en verwees, net als wij al in NEO in 2011, naar de Zwitserse berg met de naam Mont Pèlerin waar in 1947 precies 39 economen, filosofen, historici, intellectuelen en ondernemers bijeenkwamen om na te denken over de toekomstige economische en politieke structuren. Ze vonden elkaar in hun afkeer van de toenemende invloed van de staat (in de vorm van socialisme, communisme, Marxisme) en hun afkeer van het net verslagen fascisme. Niet de staat of het collectief moest centraal staan, maar het individu! Op de berg Pèlerin ligt de bakermat van het neoliberalisme, een terechte constatering van Bregman. En grote namen als Von Hayek (Nobelprijswinnaar voor de Economie 1974), Friedman (Nobelprijswinnaar voor de Economie 1976) en Stigler (Nobelprijswinnaar voor de Economie 1982) gaven onder de naam van de Chicago-school toen – en zaten alle drie in Zwitserland aan tafel – aan hoe het na WOII verder moest. Over invloed gesproken.
Ook ‘de Rijnlanders’ verwijzen naar wat inmiddels de Mont Pèlerin Society (MPS) heet en waar tevens de oorsprong ligt van het Ordoliberalisme. Dit Ordo- (de naam van een nog steeds bestaand magazine: Jahrbuch für die Ordnung von Wirtschaft und Gesellschaft) liberalisme is te zien als een vorm van liberalisme met een grote invloed van de staat bij het vaststellen van de kaders voor de markt om de menselijk maat niet uit het oog te verliezen. De reden voor deze vorm van liberalisme is dat men zich realiseerde dat mensen juist het slachtoffer kunnen worden van het doorslaan van het laissez-faire kapitalisme met als voorbeeld de jaren 30 in Amerika (The Great Depression). Sommigen noemen het Ordoliberalisme ook wel weer het Duitse neoliberalisme. Grote namen, in Duitsland, als Eucken, Röpke en Rüstow horen bij deze stroming, die vaak wordt gezien als de basis voor het Duitse Wirtschaftswunder onder President Adenauer en Minister van Economie Erhard.
Twee stromingen
En inderdaad, bij nadere beschouwing waren er toentertijd binnen de MPS twee stromingen zichtbaar, die hun weerslag vonden in de voorzitters van de MPS: aanvankelijk was dit initiatiefnemer Von Hayek (Neoliberalisme) en daarna Röpke (Ordoliberalisme). Beide vormen van kapitalisme komen uit dezelfde bron, het liberalisme, en beiden hadden een sterke aversie tegen alle vormen van collectivisme, planeconomieën en (!) het laissez-faire kapitalisme omdat het individu onder deze systemen ‘geknecht’ werd. In de literatuur worden vaak Duitsland, Nederland en de Scandinavische landen genoemd als landen die een ander, meer coöperatief, kapitalistisch model omarmden, zij het dat vanaf midden jaren negentig het neoliberalisme in Nederland vast voet aan de grond kreeg met als kroonjuweel de privatisering van de zorg in 2006.
Hoe diep dit neoliberalisme zich bijvoorbeeld bij Rutte heeft genesteld blijkt uit zijn opmerking dat ‘hij in elke vezel van zijn lichaam’ voelde dat de dividendbelasting moest worden opgeheven. Meer geïnternaliseerd kan neoliberalisme niet zijn, zou je denken. Dat de markt zich weinig van dit soort gevoelens aantrekt blijkt uit het feit dat Unilever vervolgens toch gewoon Londen koos als vestigingsplaats.
Maar zoals bekend is Rutte ook erg pragmatisch (volgens de Ordoliberalen het kenmerk van de Neoliberalen) en had hij het tijdens de corona-crisis veelvuldig over ‘Samen komen we hier doorheen’ en ‘Wij zorgen hier immers voor elkaar’. Hij zegt niet: dankzij het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren wonen we in een zwaar geïndividualiseerde neoliberale competitieve samenleving waar de markt vrij spel heeft, dus laat ieder op zijn eigen manier zijn verantwoording pakken. En als overtreffende trap noemde hij Nederland begin april 2020 ‘een Rijnlandmodel land’ in de Tweede Kamer.
Wat is er aan de hand?
Wat is hier aan de hand? Van een ik- naar een wij-samenleving in drie maanden tijd, kan natuurlijk niet. We zijn de laatste 40 jaar door de politiek in een neoliberaal keurslijf geperst waar we als bevolking niet zo blij van zijn geworden, maar er was geen redelijk alternatief. Zo werden we van patiënten langzamerhand zorgconsumenten en kwamen we in efficiënte productiestraten van de ziekenhuizen terecht. Willen jullie meer of minder marktwerking? That’s the question in de komende 2e Kamerverkiezingen.
De zuivere neoliberale redeneerlijn zou – geheel in lijn met de ideeën van Milton Friedman (1912-2006) – zijn dat relevante problemen als vanzelf door ‘de onzichtbare hand’ van de markt worden opgelost (zie de mondkapjes en prijsontwikkeling daarvan). En als dat niet gebeurt, hoeft de overheid dat ook niet te doen, want dat zou immers zonde zijn van ons belastinggeld. Deze spagaat trof niet alleen onze minister-president, wereldwijd was er sprake van een worsteling bij ‘de leiders’.
Bij Ordoliberalist Wilhelm Röpke (1899-1966) speelde ook het bewaken van datzelfde evenwicht tussen staat en bedrijfsleven (de vrije markt) een centrale rol in zijn denken. Hij had in 1937 in de gaten dat het laissez-faire kapitalisme (het rauwe kapitalisme) zijn eigen mislukking in zich droeg en wees daarbij de op crisis, the Great Depression, uit de jaren dertig in Amerika, ontstaan door het laissez-faire-kapitalisme. Hij bepleitte ‘De Derde Weg’ met een sterke – geen grote – overheid die de vrije markt kon beteugelen en stimuleren als dat nodig zou zijn.
En als puntje bij paaltje komt gebeurt dat ook zo bleek, ook in 2008. Dat hebben we ineens systeembanken, zoals we nu systeemziekenhuizen hebben (en waarbij de voorgeschreven vorm van marktwerking door de ACM werd geparkeerd) als er daadwerkelijk sprake is van landsbelang en de menselijke waardigheid in het geding is. We hebben immers geen 15.000 IC-plaatsen in ziekenhuizen. Laten we mensen zomaar doodgaan die ons land hebben mede hebben opgebouwd? Is dat een beschaafde samenleving? Het is hoopvol dat nagenoeg de hele wereld na heeft gedacht over dit afschuwelijke dilemma en dat daar toch betrekkelijk weinig twijfel over was.
Derde weg
Deze ‘Derde Weg’ is nog steeds impliciet populair: je kunt zelfs zeggen dat alle politieke partijen in onze Tweede Kamer (bewust of waarschijnlijker onbewust) daarvan ‘aanhangers’ zijn en hooguit bakkeleien over de accenten daarbinnen. Niemand zal immers een centrale planeconomie willen zoals China (zie de weerstand in Hong Kong) en ook niemand zal echt jaloers zijn op de situatie waar de VS verzeild in zijn geraakt. We kunnen er niet aan ontkomen: ‘Wir sind allen Rheinländer.’ Ook Rutte!
Ook de Fransman Michel Albert (1930-2015) gaf die Derde Weg in 1991 na de val van De Muur aan. Hij introduceerde de naam ‘Het Rijnlands Kapitalisme’ in zijn bestseller ‘Kapitalisme contra Kapitalisme’. En misschien geeft dit Rijnlands kapitalisme de richting aan om uit het moeras van het neoliberalisme – ieder probleem oplossen met meer marktwerking -, te komen? Juist nu is de politiek – zoals gebruikelijk – weer aan zet om de bakens te verzetten en op een andere manier na te denken over de rol van de staat. Want daar zit de crux!
Maar de politiek durft dit niet zonder steun van de kiezers: via democratie hebben wij als kiezersinvloed om het neoliberalisme in ons land weer in te kaderen. Even heel duidelijk: de Tweede Kamer (en wij als kiezers) bepalen de vorm van kapitalisme. Of de zorg een geschikte plek is voor marktwerking? We zijn in ieder geval niet over één nacht ijs gegaan. Ook niet als kiezers. En als je managers hun gang laat gaan halen ze de goedkoopste mondkapjes uit China en leggen we er sowieso er zo min mogelijk op voorraad. Dat zijn de spelregels die bij dat spel horen. Als Jaap van Dissel (RIVM) een jaar geleden had gezegd: we hebben een strategische voorraad mondkapjes nodig, was de kans groot geweest dat we vergoelijkt hadden gezegd: zo zijn wetenschappers, die letten niet zo op geld.
Wie geeft het goede voorbeeld?
Geeft de staat moreel het goede voorbeeld (het innerlijk kompas waar burgers zo gevoelig voor zijn) of stimuleert ze juist belastingontwijking bij multinationals om maar een willekeurig voorbeeld te noemen. Het kan niet zo zijn dat we gewoon weer ‘back-to-business’ gaan na de corona-crisis. De vraag is hoe we het Rijnlands kapitalisme/de Derde Weg zo kunnen aanpassen dat het aansluit op de eisen van de huidige tijd. Of heeft het geen aanpassing nodig en is het concept sterk genoeg? Hoe dan ook, het vraagt LEF (Liberté, Egalité, Fraternité) als uitgangspunt. Rijnlands is niet voor mietjes.
We moeten er maar eens goed over nadenken, we zitten nu immers nog steeds in ‘The Time-Out-to- Reset-Capitalism’. En wie zijn geschiedenis niet kent, bouwt een huis zonder fundament, vandaar dat we eerst een aantal historische ontwikkelingen op een rij zetten en dan kijken naar scenario’s voor de toekomst.
Verwevenheid politiek en economie
Als we kijken naar de geschiedenis van de afgelopen 80 jaar en we de politieke en economische ontwikkelingen op een rij zetten dan ontstaat het volgende beeld van een strijd tussen systemen. We beginnen bij de Tweede Wereldoorlog. De Tweede Wereldoorlog kan gezien worden als een ‘clash of the systems’ waarbij het Duitse nationaalsocialisme gelukkig het onderspit dolf. De spanningen tussen beide overgebleven systemen (communisme en neoliberalisme) leidden tot een Koude Oorlog van 40 jaar en eindigde met de teloorgang van het internationaal communisme in 1989 met de val van de Muur. De ondergang van de Sovjet-Unie resulteerde in één dominant systeem in de westerse wereld, namelijk het neoliberalisme, terwijl in de slipstream van ontwikkelingen in China een nieuwe vorm van kapitalisme opdook, namelijk het staatskapitalisme.
Door het ontbreken van enige vorm van tegenwicht werd de wereld in de decennia na de val overspoeld door neoliberalistisch gedachtengoed. Hierbij gold en geldt Nederland als het meest neoliberale en Angelsaksische jongetje van de EU-klas en fungeren wij als de doorgeefluik en wegbereider voor het neoliberalisme naar de rest van Europa. De manier waarop we met de extra hulp voor Italië omgingen was vanuit het perspectief van de neoliberalen volkomen logisch en dan zie je ook dat ons land internationaal niet voor niets het etiket krijgt van neoliberaal en vrekkig voor anderen.
Oorlogen
De Koude Oorlog werd gekenmerkt door een groot aantal lokale oorlogen als Korea, Vietnam en Cambodja en het Midden-Oosten, Europa zelf bleef gespaard. De strijd der systemen was behalve een geopolitieke strijd vooral ook een strijd van economische systemen. Economen speelden altijd al op de achtergrond een rol bij deze politieke systemen, maar hoe divers hun opvattingen ook waren, na de Tweede Wereldoorlog was hun conclusie dat de combinatie van collectivisme en economie leidt tot gedrochten als het fascisme in Duitsland en het internationaal communisme in de Sovjet-Unie.
Hun conclusie was dat collectivisme leidt tot tirannie en de socialistische planeconomie bovendien te complex is om in de praktijk een succes te kunnen zijn. Eind jaren vijftig ontstond er een breuk binnen de Mont Pèlerin Society doordat in Duitsland onder Adenauer en in de slipstream andere Europese landen de overheid op steeds meer met name sociale terreinen een rol ging spelen. Dit was een logische voortzetting van de socialistische kant van het nationaalsocialisme dat breed in Europa was verankerd in wetten die door de Duitse bezetter waren geïmplenteerd. Deze wetten zijn op een enkele na, ook na 1945 volledig intact gebleven: Ziekenfondswet, kinderbijslag voor iedereen, arbeidsomstandighedenwet, invoering vennootschapsbelasting, economisch mededingingsbeleid, subsidies kunstbeleid, invoering van zwemdiploma’s voor scholieren en niet-scholieren.
Welvaartsstaat
Sommige wetten als de Ziekenfondswet waren in voorbereiding voor 1940, maar werden wel door de bezetter in versneld tempo doorgevoerd met Duitse wetgeving als voorbeeld. Europa ging na de Tweede Wereldoorlog verder met het opbouwen van een sociale welvaartstaat op basis van dit sociale raamwerk: individualiteit werd ook gekoppeld aan een menswaardig bestaan en juist niet alleen aan ‘ieder voor zich’. Dit raamwerk sluit ook ten principale aan bij de aard van de bewoners van Europa, die gemeenschaps- en sociaal gezind zijn en geen ieder voor zich mentaliteit – ook vanuit de overheid – hebben zoals in Angelsaksische landen.
Bijzonder is dat zowel in Amerika ook de Democraten voor de neoliberale richting kozen, evenals het CDA onder Lubbers en de PvdA onder Kok in ons land in de jaren negentig. Kritiek werd niet gehoord, we vonden het toen schijnbaar een logische gang van zaken. Dit is opmerkelijk en alleen te verklaren met het fenomeen van de gekookte kikker: als je langzaam de temperatuur verhoogt merkt de kikker niet dat het water gaat koken. Kennelijk laat neoliberaal zich niet zo gemakkelijk indelen in politiek links of rechts en is het de dominante stroming geweest in de afgelopen decennia. Goed om ons dat te realiseren! Die bewegingen lijken meer met de tijdgeest van doen te hebben en is er schijnbaar een crisis nodig om de pendule weer de andere kant op te slingeren.
Angelsaksische model
Als we het over het neoliberalisme hebben of de politieke dimensies van dit model dan vat het Montesquieu Instituut in Den Haag het Angelsaksisch model momenteel zo samen op haar website:
Het Angelsaksische model: In het Angelsaksische model staat vrije marktwerking centraal. Dit betekent dat de overheid zich zo min mogelijk met de economie bemoeit. Bovendien is de overheid terughoudend met regelgeving op sociaal terrein.In plaats van veel regels aan het bedrijfsleven op te leggen, vertrouwt dit model veel meer op zelfregulering. De welvaart zou het grootst zijn als bedrijven en mensen vrij worden gelaten om te ondernemen.Binnen het bedrijfsleven legt het Angelsaksische model de nadruk op winst op de korte termijn. Bovendien staat de aandeelhouder centraal en gaat minder aandacht uit naar andere belanghebbenden zoals consumenten.De tegenhanger van het Angelsaksische model is het Rijnland Model (red. Het Angelsaksische Model staat ook wel bekend als het Neoliberalisme) |
Waar heeft het neoliberalisme toe geleid in Nederland? Het meest tastbare is de privatisering/liberalisering van allerlei nutsvoorzieningen als openbaar vervoer inclusief de NS, energievoorziening, woningbouwcoöperaties, PTT (postbank, posterijen, telefonie), onderdelen van het onderwijs, zorg en busmaatschappijen. Onmiskenbaar heeft marktwerking de nodige voordelen, maar onze Raad van State (Herman Tjeenk Willink, nu Minister van Staat) vroeg zich in 2008 al af of de privatisering sommige overheidstaken nog wel verstandig was. Door privatisering en invoering van een bedrijfsmatige aanpak worden winst en groei belangrijker dan het algemeen belang. En het eerste wat managers vergeten bij hun focus op rendement is juist dit algemeen belang.
Wat er gaat gebeuren na de val van De Muur voorspelde de Fransman Michel Albert in 1991: – Bedrijven op zich worden beschouwd als handelsgoederen; – De hoogte van de lonen wordt afhankelijk van marktontwikkelingen en ook werknemers dreigen in toenemende mate handelswaar te worden (zoals voorheen slaven), waarmee de sociale ongelijkheid toeneemt; – Huisvesting behoort volledig tot de vrije markt, zonder sociale huisvesting of huursubsidie voor laag betaalden (er dreigt een tekort aan betaalbare woningen); – Openbaar vervoer is ook verworden tot handelsgoed (onrendabele lijnen worden geschrapt). Media behoren niet meer tot de publieke sector waarmee hun onafhankelijkheid in het geding is; – Onderwijsinstellingen worden handelsgoederen waarmee goed onderwijs een privilege wordt voor kinderen met rijke ouders; – Bij de gezondheidszorg ontbreekt de sturende hand van de overheid en ook gezondheidsinstellingen worden handelswaar (die elkaar niet meer willen ondersteunen, ze zijn immers concurrenten). |
Rendement en marktwerking
Daarnaast is men ook allerlei andere publieke sectoren als de zorg (faillissementen van ziekenhuizen), welzijn (aanbesteden), onderwijs en de overheid zelf (Gemeente, Belastingdienst) als bedrijven gaan zien die producten leveren, waarbij rendement hét onderwerp van gesprek is geworden: het leven wordt als een verzameling KPI’s gerund en daarop kun je worden afgerekend. Het heeft geleid tot publieke organisaties die door hun ingeboren inefficiënties en uitdijende pakket regels geweldig in omvang zijn gegroeid en op een Anglo-Amerikaanse wijze worden bestuurd, veelal verkocht onder de naam New Public Management; En iedereen weet wat daar gevolgen van zijn geweest in de publieke sector.
Opmerkelijk genoeg leidt marktwerking in de genoemde sectoren niet tot bijvoorbeeld de beste zorg voor de laagste prijs, maar tot aantoonbaar minder efficiënte organisaties door alle bureaucratie waarmee marktwerking ook gepaard gaat. En dus ook duurdere zorg: circa 25% van het budget gaat op aan regels die te maken hebben met marktwerking. Daarnaast geeft de Inspectie zelf aan dat zij niet meer in staat is de kwaliteit van bijvoorbeeld jeugdorganisaties te toetsen nu die in aantal zijn toegenomen van 70 naar 5.000 (!).
Deze 5.000 jeugdzorgorganisaties moeten rond zien te komen met 378 gemeenten, die ieder voor zich eigen aanbestedings,- contracterings-, facturerings- en verantwoordingseisen hebben opgesteld. De noodzakelijke samenwerking tussen en binnen deze organisaties leidt niet alleen tot een caleidoscopische hoeveelheid aan afstem- en controlemomenten maar ook grote additionele kosten. Denk bijvoorbeeld alleen al aan de grote hoeveelheid accountsrapporten die nodig zijn.
Diepe sporen
Het geloof in marktwerking heeft ook diepe sporen in de profitsector getrokken waar allerlei bedrijven ongekende machtsposities hebben weten te bereiken, hun positie is vaak sterker dan die van lokale regeringen (Zie: o.a. Facebook). Punt is dat de burger deze ontwikkelingen onderkent en dat verklaart ook het grote, maatschappijbrede ongenoegen zoals dat bijvoorbeeld tot uiting komt in de ‘gele hesjes’ in Frankrijk. Het ongenoegen komt voort uit het feit dat men is losgezongen van onze basiswaarden waarin sociaal denken & doen en gemeenschapsgevoel centraal staan.
Het ongenoegen van de burgers Het ongenoegen van de burgers en het dedain van de elite komt naar voren in deze voorbeelden: – De ‘deplorabels’ (de paupers) van Hillary Clinton, die overigens voor een miljard dollar (!) aan sponsors (lees aandeelhouders) had, waarmee de democratie in de VS definitief onder invloed van de grote bedrijven is gekomen en een corporate democracy is geworden; – Gillets jaunes (Gele hesjes); – Occupy-beweging; – Het framen van tegenstanders van het neoliberalisme als populisten; – Opkomst tegenbewegingen als Fortuyn, Wilders/Baudet, Trump, Poetin, Erdogan, Le Pen, Alternative für Deutschland (AfD). |
Men zegt wel dat de revolutie zijn eigen kinderen opeet, maar je zou vanuit maatschappijhistorisch oogpunt ook kunnen zeggen dat de vrije markt de basis waaruit ze is ontstaan zelf opeet. Wie redt het kapitalisme uit de klauwen van het kapitalisme? Het is bijna cynisch om te melden dat ook Taylor hier al voor waarschuwde in het eerste managementboek uit 1911: als je meer salaris geeft aan je mensen, kunnen ze meer kopen en creëer je het perpetuum mobile. Je was dan wel efficiënt, maar je mensen mochten dan wel meedelen in de overwinst.
Ongenoegen en onbehagen
Onze basis zijn onze tradities die verwaaid zijn door het individualisme, onze instituties die zijn/worden geprivatiseerd, onze relaties die worden verzakelijkt tot transacties, ons lichaam en onze geest die worden uitgeput door de eisen van de moderne maatschappij en de natuur die wordt uitgenut. Dit alles bij elkaar leidt tot een groot ongenoegen onder de burgers, die verandering willen, het onbehagen niet goed kunnen benoemen, ook niet adresseren en ook dus ook niet meer gaan stemmen: het maakt immers niet uit of je nu door de hond of de kat wordt gebeten. It’s the economy, stupid! Eigenlijk zou It’s Neoliberalism, stupid! veel beter zijn.
Gemeinschaft versus Gesellschaft De Duitse socioloog Ferdinand Tönnies staat aan de basis van het denken in termen van een Gemeinschaft. Hij onderscheidde in 1887 twee typen van sociale groepen: de Gemeinschaft – vaak vertaald als gemeenschap – heeft betrekking op groepen die gebaseerd zijn op onderlinge verbondenheid, gemeenschappelijke waarden en gemeenschappelijke doelen, de leden van de groep zijn de middelen om de gemeenschappelijke doelen te bereiken. Gesellsschaft – vaak vertaald als maatschappij – aan de andere kant zijn groepen die bij elkaar blijven, omdat ze over en weer instrumenteel voor elkaar zijn om de doelen van de individuele leden te bereiken op een ‘dit voor dat’- basis; het is met andere woorden een contractenstelsel tussen individuen. Alles is een transactie (zakelijk). |
Mintzberg
Ook een contemporaine managementdenker Henry Mintzberg heeft scherp in de gaten wat er in de maatschappij gebeurt: hij onderscheidt enerzijds Government & Business en anderzijds Communities (gemeenschappen). Van de laatste moeten we het in de nabije toekomst hebben, aldus Mintzberg in 2020. Het belang van gemeenschappen is ook dichter bij huis helderder geworden: dankzij de corona-crisis zijn we er achter gekomen dat we weliswaar digitaal ‘connected’ zijn, maar dat het leven zonder ‘hug’, zonder familiebezoekjes, zonder verenigingen, zonder sportschool, zonder koor, zonder theater, zonder horeca, zonder school, zonder collega’s, zonder kerk, zonder vakanties met het gezin, zonder winkelen, zonder festivals, zonder optredens, zonder kapper, zonder feestdagen, zonder markten, zonder reünies, zonder EK, et cetera een stuk eenzamer is. Allemaal gemeenschappen, … we missen ze echt! En nu?
Door: Jaap Jan Brouwer en Jaap Peters