Het gaat even wat minder met de Chinese economie. En dan hoor je links en rechts meteen dat China’s succes sowieso altijd al een kortstondige illusie was.
Een in het Westen wijdverbreide kijk op China is dat het verbluffende economische succes haast wel moet leiden tot het uiteenspatten van de zeepbel. Volgens deze analyse heeft China een bizarre, want afwijkende, economie. De normale ontwikkelingsspelregels zijn niet gevolgd. De drijvende krachten achter de Chinese economie zijn irrationeel, zo niet crimineel. De vraag is niet of maar wanneer het kaartenhuis instort.
Het is een echte economie
Het kaartenhuis stort helemaal niet in, weet Jonathan Woetzel, een directeur van het McKinsey-filiaal in Shanghai. China heeft een echte, in veel opzichten inmiddels ook volwassen economie. Hij haalt een aantal mythen onderuit:
1. China heeft geen gezonde basis gevestigd voor een blijvende economie; er is geen sterke structuur van private ondernemingen. In werkelijkheid is de private sector zeer levendig en volop in ontwikkeling. Zo is het aandeel van staatsbedrijven in de industriële output gedaald van 78% in 1987 naar 26% in 2011. Feitelijk lijkt het Chinese ontwikkelingsmodel sterk op dat van landen als Zuid-Korea en Japan.
2. Het ontbreekt de Chinese economie aan innovatievermogen. Er zijn erg veel creatieve bedrijven in China, zowel kleine als grote, waaronder bekende namen als Alibaba (e-commerce) en Xiaomi (smartphones). China is de nummer 2 van de wereld qua investering in R&D. Jaarlijks studeren er meer dan een miljoen studenten af in de natuurwetenschappen en techniek.
3. De milieuvervuiling is voorbij het punt dat er nog een weg terug was. Er is veel schade aangericht maar er gebeuren tegenwoordig ook veel goede dingen. Op nationaal, provinciaal en stedelijk niveau worden honderden miljarden in milieubescherming gestoken.
4. De snelle groei wordt veroorzaakt door niet- productieve investeringen en toenemende schulden. Lees: de Chinese economie wordt voortgedreven door overmatige bouwdrift – te veel wegen, bruggen en gebouwen. Dit misverstand is ontstaan doordat het land gewoon ontzettend groot is. Ter illustratie: in 2013 gebruikte China 25 keer zo veel cement als de VS (gemiddeld) tussen 1985 en 2010. Maar China’s cementgebruik is omgerekend in lijn met dat van Zuid-Korea en Taiwan toen die landen economisch aan het boomen waren. De schuldpositie van China is inderdaad op het randje – 28,2 biljard dollar in 2014, voor bijna de helft gerelateerd aan onroerend goed. Maar de overheidsschuld is slechts 55% van het bnp. In Nederland bedroeg die vorig jaar 68,8%, in Duitsland 74,7%. Heel gezond en robuust dus.
Bron: McKinsey Quarterly, november 2015 (vertaald en bewerkt door Management Trends)