Misschien ken je ze wel, die mensen die veel zinnen beginnen met ‘Ja maar’, of ‘dat klopt niet’, of die vaak ‘nee, want’ gebruiken. Het zijn typische zinnen van mensen die een voorkeur hebben voor mismatchen. Dat betekent dat die mensen zoeken naar verschillen, of naar dingen die er juist niet zijn. Mensen die matchen daarentegen zoeken juist naar overeenkomsten, naar zaken die binden. Zij zeggen eerder zinnen als: ‘Ja dat is goed’ of ‘dat lijkt wel compleet’ en ‘daar kunnen we mee aan de gang’. Ieder mensen heeft een voorkeur ontwikkeld voor een van de twee: je bent of hoofdzakelijk een matcher, of je bent vooral een mismatcher. Maar is dat nu erg? Dat je een mismatcher of een matcher bent?
Nou erg is het natuurlijk niet. Het is wel handig om te weten, omdat je er in je communicatie gebruik van kunt maken. En omdat je er heel goed gebruik van kunt maken als je iets wilt verbeteren. Matchers zijn goed als je snel iets gedaan wilt krijgen. Matchers hebben namelijk de neiging om het overal mee eens te zijn, omdat ze zoeken naar overeenkomsten en manieren waarop iets goed kan gaan. Dat klinkt heel mooi, maar er zit wel een valkuil bij: matchers kunnen ook naar manieren zoeken om iets uit te voeren als het idee aan alle kanten rammelt. Ze gaan er dan niet tegen in, omdat ze focussen op overeenkomsten, op de manieren om het te laten lukken. Mismatchers wijzen je meestal op wat ontbreekt, wat niet klopt, wat niet goed is en wat het gevaar is. Dat klinkt weer negatief, maar het kan heel handig zijn om een plan verder te verbeteren, of om valkuilen alvast dicht te gooien. Hoe kom je erachter? De grote vraag is, hoe je er achter komt wat iemands voorkeur heeft: matchen of mismatchen. Je kunt bijvoorbeeld de vraag stellen: hoe was het gisteren op de borrel? Een mismatcher zal antwoorden: Jantje was er niet, ze hadden geen toastjes en het bier was lauw, maar verder was het best leuk. Terwijl een matcher als antwoord geeft: “Er waren best veel mensen die ik kende, er waren lekkere wraps en ze hadden verschillende soorten bier.” Dat Jantje er niet was en dat het bier lauw was, is de matcher volledig ontgaan. Het is ook handig om na te gaan wat jouw eigen voorkeur is. Als je namelijk vooral mismatcht, dan loop je het risico om vaak in beperkingen te denken en kun je moeite hebben om voortgang te boeken. Terwijl je als je vooral matcht, soms met open ogen in allerlei valkuilen kan lopen, en veel te veel hooi op je vork kunt nemen. Probeer dus in je antwoorden en in je vragen af te wisselen tussen de stijlen. Daarmee worden je plannen beter en duik je niet halsoverkop in problemen, of zie je soms juist wat meer mogelijkheden om iets wel te doen. Ook om je collega’s, vrienden en familieleden beter te begrijpen is het handig om te weten of ze matchen of mismatchen. Want matchers zullen ook sneller geneigd zijn om mee te denken met ideeën, en daarop verder te borduren en uit te bouwen. Mismatchers zijn nuttig omdat ze gaten in de ideeën schieten, matchers bedenken dan meestal heel snel een oplossing voor de door de mismatcher aangegeven tekortkoming. Matchers en mismatchers motiveren Om deze mensen te motiveren zijn er door de bank genomen ook twee verschillende methoden nodig. Matchers zijn over het algemeen mensen die naar plezier toe werken. Om hen te motiveren kun je dus het beste benoemen wat ze allemaal krijgen als ze iets doen. Wat het hen oplevert, welk goede gevoel het geeft. Zij zijn meestal niet goed te motiveren door te dreigen met straf, of met beperkingen. Mismatchers zijn meestal wel te motiveren door pijn te benoemen. Dus vertellen wat er allemaal misgaat als ze iets niet doen, of hoe slecht het zal zijn als ze jouw verzoek niet goed uitvoeren. Of ze zelf laten benoemen wat ze anders kunnen doen om het niet meer slecht naar hun zin te hebben. Op diezelfde manier kun je jezelf ook motiveren. Je kunt je motiveren door aan de pijn te denken die je niet meer wilt hebben, maar ook door aan het plezier te denken dat je zult krijgen. Mijn worst practice: Matchen met een Duitse kolonel Ik weet inmiddels van mezelf dat ik een matcher ben. En dat heeft me enerzijds veel goeds opgeleverd, anderzijds heeft het me ook dingen gebracht die minder leuk waren. Bijvoorbeeld toen ik vroeger op zoek ging naar een baan, ik kwam dan ergens op gesprek en werd dan altijd helemaal enthousiast van de dingen die mijn gesprekspartners gingen vertellen over het bedrijf. Ik begon dan mijn zinnen vaak met: ‘Ja, dat is leuk, dat kan ik ook.’ Of ik zei: ‘Dat lijkt me mooi om te doen.’ Vervolgens kreeg ik dan de baan en bleek dat ik me iets teveel had gericht op de dingen die ik leuk vond, en dat er heel veel andere dingen waren die ik niet leuk vond. En dus vond ik de baan uiteindelijk niet leuk meer. Of toen die ene keer, toen ik in het leger zat. Ik was 19 jaar en was uitgenodigd voor een diner op Infanterie Schietkamp Harskamp, want er waren ook Duitse officieren en het leek de commandant een goede ervaring voor een officier in opleiding om dan mee te dineren. Dat leek mij ook een goed idee, want er was dan gratis wijn en bier, en mijn beste maatje Nils ging ook mee, dus dat beloofde een gezellige avond te worden. Tijdens het diner raakte ik in gesprek met een Duitse kolonel. Er was alleen een klein probleempje, ik spreek slecht Duits, en de Duitse kolonel sprak slecht Engels. Hij vertelde hele verhalen in het Duits en de Nederlandse kolonel, de commandant van het Schietkamp, zag dat ik werkelijk geen idee had waar het precies over ging. Ik begreep wel dat het ging over schietterreinen, maar waar de klepel precies hing? De Nederlandse kolonel zei wat in het Duits tegen zijn Duitse evenknie en knikte mij bemoedigend toe. ‘Ja’, zei ik toen maar; ik moest toch wat. De Duitse kolonel begon te stralen en vroeg daarop om mijn telefoonnummer. Ik had toen (het was 1999) nog geen mobiele telefoon, en ik besloot het vaste telefoonnummer van mijn ouders te geven. De Duitse kolonel was helemaal blij, schudde mij enthousiast de hand, en bulderde iets van ‘deal geschlossen’. Ik begon langzaam te vermoeden dat er iets niet helemaal goed was, maar ik riep enthousiast ‘deal’ terug. Wat kon er nu misgaan, dacht ik. Een paar dagen later besloot ik naar huis te bellen om te kijken hoe het daar ging en om mijn ouders op de hoogte te brengen van mijn laatste avonturen. Dat deed ik vanuit een telefooncel op de kazerne. Ik kreeg mijn vader aan de lijn en die zei: ‘Nou, wat er nu gisteren gebeurde. Ik kreeg een Duitse kolonel aan de telefoon. En die vroeg waar hij die 500 nieuwe moderne schietschijven kon afleveren. Weet jij daar iets van?’ Ja, daar wist ik achteraf wel wat van … Soms is het handig om niet heel enthousiast te gaan matchen, zeker niet als je de taal niet goed spreekt … Door: Eduard van Brakel